Afdeling 4 - Overgangsbepalingen

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-86: Derogatie voor lidstaten die niet deelnemen aan de Euro

  • 1. 
    De lidstaten ten aanzien waarvan de Raad niet heeft besloten dat zij voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro vallen onder een derogatie als omschreven in lid 2 van dit artikel. Deze lidstaten worden hierna "lidstaten die vallen onder een derogatie" genoemd.
  • 2. 
    Een derogatie als bedoeld in lid 1 houdt in dat de volgende bepalingen van de Grondwet niet op de betrokken lidstaat van toepassing zijn:
    • a) 
      de onderdelen van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in algemene zin betrekking hebben op de eurozone (ex artikel 99, lid 2)
    • b) 
      verbindende maatregelen om buitensporige tekorten te verminderen (ex artikel 104, leden 9 en 11)
    • c) 
      doelstellingen en taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ex artikel 105, leden 1, 2, 3 en 5)
    • d) 
      uitgifte van de euro (ex artikel 106)
    • e) 
      rechtshandelingen van de Europese Centrale Bank (ex artikel 110)
    • f) 
      maatregelen met betrekking tot het gebruik van de euro (ex artikel 123, lid 4)
    • g) 
      monetaire overeenkomsten (ex artikel 111)
    • h) 
      externe vertegenwoordiging van de euro (nieuw artikel)
    • i) 
      aanwijzing van de leden va n de directie van de Europese Centrale Bank (ex artikel 112, lid 2, onder b).

    De uitsluiting van een dergelijke lidstaat en zijn nationale centrale bank van de rechten en plichten in het kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken is vastgelegd in hoofdstuk IX van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken.

  • 3. 
    Teneinde bij te dragen tot de goede werking van de economische en monetaire unie, en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de Grondwet, kunnen aanvullende maatregelen worden aangenomen die gericht zijn op de lidstaten die de euro als nationale munt hebben, met name ter versterking van de coördinatie van hun respectieve economische beleid en de begrotingsdiscipline. Deze maatregelen hebben betrekking op de richtsnoeren voor het economisch beleid, en op het toezicht daarop (ex artikel 99, leden 2 en 3) alsmede op de buitensporige tekorten (ex artikel 104, leden 6, 8 en 12). Lid 5 is van toepassing.
  • 4. 
    In de in lid 2 genoemde artikelen wordt lidstaten gelezen als "lidstaten die niet vallen onder een derogatie''.
  • 5. 
    De stemrechten van de lidstaten die vallen onder een derogatie worden geschorst ten aanzien van de maatregelen van de Raad, bedoeld in de in lid 2 opgesomde artikelen. Als gekwalificeerde meerderheid geldt de meerderheid van de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten die niet vallen onder een derogatie welke ten minste drievijfde van hun bevolking vertegenwoordigt. Eenparigheid van stemmen van die lidstaten is vereist voor elke handeling waarvoor eenparigheid van stemmen vereist is.

III-87: Beoordeling lidstaten die toe willen treden tot de Euro

  • 1. 
    Ten minste om de twee jaar of op verzoek van een lidstaat die valt onder een derogatie brengen de Commissie en de Europese Centrale Bank verslag uit aan de Raad over de vooruitgang die door de lidstaten die vallen onder een derogatie, is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de economische en monetaire unie. Deze verslagen bevatten met name een onderzoek naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving van elk van deze lidstaten, met inbegrip van de statuten van zijn nationale centrale bank, met [ex artikelen 108 en 109] van de Grondwet en met de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken. In deze verslagen wordt ook nagegaan of een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt, aan de hand van de mate waarin elk van deze lidstaten aan de volgende criteria voldoet:
    • a) 
      een hoge mate van prijsstabiliteit, die blijkt uit een inflatiepercentage dat dicht ligt bij dat van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van de prijsstabiliteit het best presteren;
    • b) 
      het houdbare karakter van de situatie van de overheidsfinanciën; dit blijkt uit een begrotingssituatie van de overheid zonder een buitensporig tekort als bedoeld in [ex artikel 104, lid 6];
    • c) 
      de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme, gedurende ten minste twee jaar, zonder devaluatie van de munt ten opzichte van de euro;
    • d) 
      de duurzaamheid van de convergentie die is bereikt door de lidstaat die onder een derogatie valt, en van zijn deelneming aan het wisselkoersmechanisme, hetgeen tot uitdrukking komt in de niveaus van de rentevoeten voor de lange termijn.

    De vier in dit lid ge noemde criteria en de perioden tijdens welke daaraan moet worden voldaan, worden gepreciseerd in het protocol betreffende de convergentiecriteria van de Europese Centrale Bank. In de verslagen van de Commissie en van de Europese Centrale Bank wordt ook rekening gehouden met de resultaten van de integratie van de markten, de situatie en de ontwikkeling van de lopende rekeningen van de betalingsbalansen, en een onderzoek naar de ontwikkeling van de loonkosten per eenheid product en andere prijsindicatoren.

  • 2. 
    Na raadpleging van het Europees Parlement en na bespreking in de Raad in de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders, besluit de Raad, op voorstel van de Commissie, welke lidstaten die vallen onder een derogatie aan de noodzakelijke voorwaarden voldoen volgens de criteria van [ex artikel 121, lid 1], en trekt hij de derogaties van de betrokken lidstaten in.
  • 3. 
    Indien volgens de procedure van lid 2 wordt besloten een derogatie te beëindigen, stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen van de leden van de Raad die de lidstaten zonder derogatie en de betrokken lidstaat vertegenwoordigen, onherroepelijk de koers vast waartegen de munteenheid van de betrokken lidstaat wordt vervangen door de euro, en neemt hij de overige maatregelen die nodig zijn voor de invoering van de euro als enige munteenheid in die lidstaat. De Raad besluit na raadpleging van de Europese Centrale Bank.

III-88: Taken Europese Centrale Bank inzake onder derogatie vallende lidstaten

  • 1. 
    Indien en zolang er onder een derogatie vallende lidstaten zijn, wordt, onverminderd het bepaalde in [ex artikel 107, lid 3,] van de Grondwet, de in artikel 45 van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken bedoelde Algemene Raad van de Europese Centrale Bank als derde besluitvormend orgaan van de Europese Centrale Bank gevormd.
  • 2. 
    Indien en zolang er onder een derogatie vallende lidstaten zijn, heeft de Europese Centrale Bank ten aanzien van die lidstaten de taak:
    • a) 
      de samenwerking tussen de nationale centrale banken van de lidstaten te versterken;
    • b) 
      de coördinatie van het monetair beleid van de lidstaten te versterken teneinde prijsstabiliteit te verzekeren;
    • c) 
      toe te zien op de werking van het wisselkoersmechanisme;
    • d) 
      overleg te plegen over aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de nationale centrale banken vallen en die van invloed zijn op de stabiliteit van de financiële instellingen en markten;
    • e) 
      de vroegere taken uit te oefenen van het Europees Fonds voor monetaire samenwerking, die eerder waren overgenomen door het Europees Monetair Instituut.

III-89: Wisselkoersbeleid lidstaat vallende onder een derogatie

Iedere lidstaat die valt onder een derogatie behandelt zijn wisselkoersbeleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang. Daarbij houdt hij rekening met de ervaring die is opgedaan bij de samenwerking in het kader van het wisselkoersmechanisme.

III-90: Problemen betalingsbalans bij onder derogatie vallende lidstaten

  • 1. 
    In geval van moeilijkheden of ernstig dreigende moeilijkheden in de betalingsbalans van een onder een derogatie vallende lidstaat, die voortvloeien hetzij uit het ontbreken van het globaal evenwicht van zijn balans hetzij uit de aard van zijn beschikbare deviezen, en die met name de werking van de interne markt of de verwezenlijking van de gemeenschappelijke handelspolitiek in gevaar kunnen brengen, onderwerpt de Commissie de toestand in die staat en de maatregelen welke hij overeenkomstig de Grondwet met gebruikmaking van alle hem ten dienste staande middelen heeft genomen of kan nemen, onverwijld aan een onderzoek. De Commissie geeft aan welke maatregelen zij de betrokken lidstaat aanbeveelt.

    Indien de actie die wordt ondernomen door de onder een derogatie vallende lidstaat en de door de Commissie in overweging gegeven maatregelen niet voldoende blijken te zijn om de ondervonden of dreigende moeilijkheden uit de weg te ruimen, doet de Commissie, na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité, aan de Raad aanbevelingen tot wederzijdse bijstand en betreffende passende maatregelen.

    De Commissie houdt de Raad regelmatig van de toestand en de ontwikkeling daarvan op de hoogte.

  • 2. 
    De Raad kent de wederzijdse bijstand toe; hij stelt de Europese kaderwetten of de Europese besluiten vast die de voorwaarden en de wijze van toepassing daarvan bepalen. De wederzijdse bijstand kan met name de vorm aannemen van:
    • a) 
      een gezamenlijk optreden bij andere internationale organisaties waarop de lidstaten die vallen onder een derogatie een beroep kunnen doen;
    • b) 
      maatregelen noodzakelijk om verlegging van het handelsverkeer te vermijden, wanneer de lidstaat die valt onder een derogatie in moeilijkheden verkeert, kwantitatieve beperkingen ten aanzien van derde landen handhaaft of wederinvoert;
    • c) 
      de verlening van beperkte kredieten door andere lidstaten, onder voorbehoud van hun toestemming.
  • 3. 
    Indien de door de Commissie aanbevolen wederzijdse bijstand door de Raad niet wordt goedgekeurd of wanneer de goedgekeurde wederzijdse bijstand en de getroffen maatregelen ontoereikend zijn, machtigt de Commissie de in moeilijkheden verkerende lidstaat die valt onder een derogatie vrijwaringsmaatregelen te nemen waarvan zij de voorwaarden en de wijze van toepassing bepaalt.

    De Raad kan op eigen initiatief deze machtiging intrekken en deze voorwaarden en wijze van toepassing wijzigen.

III-91: Vrijwaringsmaatregelen van onder derogatie vallende lidstaat in geval van plotselinge crisis op betalingsbalans

  • 1. 
    In geval van een plotselinge crisis in de betalingsbalans en indien een besluit in de zin van [ex artikel 119, lid 2], niet onmiddellijk wordt genomen, kan een lidstaat die valt onder een derogatie te zijner bescherming de noodzakelijke vrijwaringsmaatregelen treffen. Die maatregelen moeten zo weinig mogelijk verstoringen in de werking van de interne markt teweegbrengen en mogen niet verder reiken dan strikt onvermijdelijk is om de plotseling opge treden moeilijkheden te overwinnen.
  • 2. 
    De Commissie en de andere lidstaten moeten van die vrijwaringsmaatregelen uiterlijk op het tijdstip van hun inwerkingtreding op de hoogte worden gebracht. De Commissie kan de Raad wederzijdse bijstand overeenkomstig [ex artikel 119] aanbevelen.
  • 3. 
    Op advies van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité kan de Raad besluiten dat de betrokken lidstaat bovenbedoelde vrijwaringsmaatregelen moet wijzigen, schorsen of intrekken.