Hoofdstuk II - Economisch en monetair beleid

1.

Onderverdeling

TOELICHTING BIJ DIT HOOFDSTUK

  • 1. 
    De artikelen in het volgende hoofdstuk bevatten wijzigingen die in drie hoofdcategorieën kunnen worden ingedeeld.

    Inhoudelijke wijzigingen (aanbevelingen van de Werkgroep economisch bestuur).

  • 2. 
    In de tekst is een aantal voorstellen opgenomen die in de Werkgroep economisch bestuur of de daaropvolgende besprekingen in plenaire zitting naar voren zijn gekomen. Zij bevatten een aantal kleine wijzigingen in de procedures inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid [Artikel III-68 (voorheen artikel 99)], en de procedure bij buitensporige tekorten [Artikel III-73 (voorheen artikel 104)]. Er is ook een nieuw artikel [artikel III-81] over de externe vertegenwoordiging van de euro. Doel van deze wijzigingen is in te spelen op specifieke aanbevelingen die naar voren kwamen in de werkgroep, en er tegelijk voor zorgen dat de reikwijdte ervan zodanig is dat rekening wordt gehouden met de gevoelige punten die zowel in de werkgroep als in de daaropvolgende discussie in de plenaire zitting aan de orde werden gesteld.

    Procedurele wijzigingen (aanbevelingen van de Werkgroep vereenvoudiging)

  • 3. 
    De artikelen houden ook rekening met de aanbeveling van de Werkgroep vereenvoudiging om de procedures voor een aantal rechtsgrondslagen in het EMU-hoofdstuk te wijzigen (met name die waarvoor thans de samenwerkingsprocedure geldt, die binnenkort niet meer bestaat). De Werkgroep vereenvoudiging heeft aanbevolen dat voor de bepalingen waarop nog steeds de samenwerkingsprocedure van toepassing is, de artikelen III-68, lid 6, (voorheen artikel 99, lid 5) en III-75, lid 2, (voorheen artikel 106, lid 2) de medebeslissing (wetgevingsprocedure) moet gaan gelden, en voor de artikelen III-71, lid 2, (voorheen artikel 102, lid 2) en III-72, lid 2 (voorheen artikel 103, lid 2) de gewone raadpleging moet gaan gelden. Voorts heeft zij aanbevolen dat ook voor de raadplegingsprocedure in het kader van de artikelen III-74, lid 6, (voorheen artikel 105, lid 6) en III-76, lid 5, (voorheen artikel 107, lid 5) de medebeslissing (wetgevingsprocedure) moet gaan gelden. In de voorgestelde tekst zijn deze aanbevelingen verwerkt, met uitzondering van artikel III-75, lid 2, (harmonisatie van technische specificaties van munten), dat wegens het zeer technische karakter ervan geschikter wordt geacht voor de raadplegings- dan voor de wetgevingsprocedure.

    Technische wijzigingen

  • 4. 
    De inhoudelijke wijzigingen zijn opgenomen in een tekst waarin de groep juristen op verzoek van het Praesidium al een aantal technische wijzigingen had aangebracht. Ze hebben hoofdzakelijk betrekking op de instellingen van een nieuwe definitieve rechtsgrondslag voor het monetair beleid (Artikel III-80 ) en een herschikking van de afdeling over overgangsregelingen (afdeling 4).

    Aanvullende kwesties

  • 5. 
    Te noteren valt dat vrijwel geen wijzigingen zijn aangebracht in de artikelen betreffende de Europese Centrale Bank, ondanks het feit dat is voorgesteld enkele van de bestaande bepalingen over de ECB op te nemen in Titel IV (Instellingen) van Deel I. Daar zijn twee redenen voor. Allereerst was er in de Werkgroep algemene overeenstemming om geen wijzigingen aan te brengen in de status of de taken van de ECB. Ten tweede zou het, gelet op het feit dat de rol van de ECB onlosmakelijk verbonden is met de bepalingen over het monetaire beleid, zeer moeilijk zijn om vast te stellen welke bepalingen louter "institutioneel" van aard zijn. Daarom wordt voorgesteld de gedetailleerde bepalingen van Deel III over de ECB binnen het EMU-hoofdstuk te houden en ze niet over te brengen naar het hoofdstuk in Deel III over de instellingen.
  • 6. 
    Het bestaan van de eurogroep wordt voor het eerst formeel erkend in een aan de Grondwet gehecht protocol. Formele besluiten over economische en financiële kwesties zullen verder binnen het kader van de Raad genomen worden (normaliter in de ECOFIN-Raad), ook op die in de Grondwet expliciet genoemde gebieden waar lidstaten die geen lid zijn van de eurozone geen stemrecht hebben. De tekst bevat echter in artikel [III-86 (voorheen artikel 122)] een nieuw lid 3, dat bepaalt dat de leden van de eurozone ter zake van de richtsnoeren voor het economisch beleid, de begrotingsdiscipline en het multilateraal toezicht maatregelen kunnen vaststellen die verder gaan dan die welke elders in dit hoofdstuk zijn opgenomen.