Onderafdeling 5 - Het Hof van Justitie

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-254: Reglement zitting

Het Hof van Justitie houdt zitting in kamers, als grote kamer of in voltallige zitting, overeenkomstig de regels die daartoe in het statuut van het Hof van Justitie zijn vastgesteld.

III-255: Advocaten-generaal

Het Hof van Justitie wordt bijgestaan door acht advocaten-generaal. Indien het Hof van Justitie zulks verzoekt, kan de Raad met eenparigheid van stemmen het aantal advocaten-generaal verhogen.

De advocaat-generaal heeft tot taak, in het openbaar en in volkomen onpartijdigheid en onafhankelijkheid met redenen omklede conclusies te nemen aangaande zaken waarin zulks overeenkomstig het statuut van het Hof van Justitie vereist is.

III-256: Benoeming en vervanging

De rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en aan alle gestelde eisen voldoen om in hun onderscheiden landen de hoogste rechterlijke ambten te bekleden, of die bekend staan als kundige rechtsgeleerden, worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten benoemd, na raadpleging van het Comité van [het vroegere artikel 224 bis].

Om de drie jaar vindt, op de wijze die in het statuut van het Hof van Justitie is bepaald, een gedeeltelijke vervanging van de rechters en de advocaten-generaal plaats.

De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de president van het Hof van Justitie. Hij is herbenoembaar.

Het Hof van Justitie stelt zijn reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement behoeft de goedkeuring van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit.

III-257: Leden van de Rechtbank

Het aantal rechters van de Rechtbank wordt vastgesteld bij het statuut van het Hof van Justitie. Het statuut kan bepalen dat de Rechtbank wordt bijgestaan door advocaten-generaal.

De leden van de Rechtbank worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en bekwaam zijn hoge rechtelijke ambten te bekleden. Zij worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten voor zes jaar benoemd, na raadpleging van het Comité van [het vroegere artikel 224 bis]. Om de drie jaar vindt een gedeeltelijke vervanging van de Rechtbank plaats. De aftredende leden zijn herbenoembaar.

De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de president van de Rechtbank. Hij is herbenoembaar.

De Rechtbank stelt in overeenstemming met het Hof van Justitie zijn reglement voor de procesvoering vast. Hij beslist nadat de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen zijn goedkeuring heeft verleend.

Tenzij in het statuut van het Hof van Justitie anders is bepaald, zijn de bepalingen van de grondwet betreffende het Hof van Justitie op de Rechtbank van toepassing.

III-258: Adviescomité voor beoordeling kandidaten

Er wordt een comité opgericht om de lidstaten van advies te dienen over de geschiktheid van de kandidaten voor de uitoefening van de ambten van rechter en advocaat- generaal van het Hof van Justitie en van de Rechtbank, voorafgaand aan het besluit van de regeringen van de lidstaten overeenkomstig de [vroegere artikelen 223 en 224].

Het comité bestaat uit zeven voormalige leden van het Hof van Justitie en van de Rechtbank, personen die de hoogste nationale rechterlijke ambten bekleden en personen die bekend staan als kundige rechtsgeleerden, waarvan er één wordt voorgesteld door het Europees Parlement. De Raad beslist op voorstel van de President van het Hof van Justitie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen over de benoeming van de leden en de werkwijze van dit comité.

III-259: De Rechtbank

  • 1. 
    De Rechtbank is bevoegd in eerste aanleg kennis te nemen van de in de [vroegere artikelen 230, 232, 235, 236 en 238] bedoelde beroepen, met uitzondering van die waarvoor een gespecialiseerde rechtbank bevoegd is en die welke overeenkomstig het statuut aan het Hof van Justitie zijn voorbehouden. Het statuut kan bepalen dat de Rechtbank bevoegd is voor andere categorieën van beroepen.

    Tegen de beslissingen die de Rechtbank op grond van dit lid geeft, kan bij het Hof van Justitie een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld, op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald.

  • 2. 
    De Rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de beroepen die worden ingesteld tegen de beslissingen van de krachtens [het vroegere artikel 225 A] ingestelde gespecialiseerde rechtbanken.

    De beslissingen die de Rechtbank op grond van dit lid geeft, kunnen op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald, bij uitzondering door het Hof van Justitie worden heroverwogen, indien er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie wordt aangetast.

  • 3. 
    De Rechtbank is bevoegd kennis te nemen van prejudiciële vragen die worden voorgelegd uit hoofde van [het vroegere artikel 234] en beperkt blijven tot specifieke, in het statuut bepaalde aangelegenheden.

    Wanneer de Rechtbank van oordeel is dat in een zaak een principiële beslissing moet worden genomen die van invloed kan zijn op de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie, kan hij de zaak naar het Hof van Justitie verwijzen voor een uitspraak.

    De beslissingen die de Rechtbank over prejudiciële vragen geeft, kunnen op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald, bij uitzondering door het Hof van Justitie worden heroverwogen, indien er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie wordt aangetast.

III-260: Gespecialiseerde rechtbanken

  • 1. 
    Het Europees Parlement en de Raad kunnen, overeenkomstig de wetgevingsprocedure, Europese wetten vaststellen tot instelling van gespecialiseerde rechtbanken die worden toegevoegd aan de Rechtbank, en die in eerste aanleg kennis nemen van bepaalde categorieën van beroepen in specifieke aangelegenheden. Zij beslissen hetzij op voorstel van de Commissie na raadpleging van het Hof van Justitie, hetzij op verzoek van het Hof van Justitie na raadpleging van de Commissie.
  • 2. 
    In de Europese wet tot instelling van een gespecialiseerde rechtbank worden de regels voor de samenstelling van de rechtbanken vastgesteld en wordt de reikwijdte van de aan deze rechtbanken verleende bevoegdheden bepaald.
  • 3. 
    Tegen de beslissingen van de gespecialiseerde rechtbanken kan bij de Rechtbank een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld of, wanneer de Europese wet tot instelling van de gespecialiseerde rechtbank daarin voorziet, een beroep dat ook op feitelijke vragen betrekking heeft.
  • 4. 
    De leden van de gespecialiseerde rechtbanken worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en bekwaam zijn rechterlijke ambten te bekleden. Zij worden door de Raad met eenparigheid van stemmen benoemd.
  • 5. 
    De gespecialiseerde rechtbanken stellen in overeenstemming met het Hof van Justitie hun reglement voor de procesvoering vast. Zij beslissen nadat de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen zijn goedkeuring heeft verleend.
  • 6. 
    Tenzij in de Europese wet tot instelling van een gespecialiseerde rechtbank anders is bepaald, zijn de bepalingen van de Grondwet betreffende het Hof van Justitie en de bepalingen van het statuut van het Hof van Justitie van toepassing op de gespecialiseerde rechtbanken.
 

III-261: Aanhangig maken van proces door Commissie tegen een lidstaat

Indien de Commissie van oordeel is dat een lidstaat één van de krachtens de Grondwet op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, brengt zij dienaangaande een met redenen omkleed advies uit, na deze staat in de gelegenheid te hebben gesteld zijn opmerkingen te maken.

Indien de betrokken staat dit advies niet binnen de door de Commissie vastgestelde termijn opvolgt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie.

III-262: Procedure behandeling klacht van een lidstaat tegen een andere lidstaat

Ieder van de lidstaten kan zich wenden tot het Hof van Justitie, indien hij van mening is dat een andere lidstaat een van de krachtens de Grondwet op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Voordat een lidstaat tegen een andere lidstaat een klacht indient op grond van een beweerde schending van de verplichtingen welke krachtens de Grondwet op deze laatste rusten, legt hij deze klacht voor aan de Commissie.

De Commissie brengt een met redenen omkleed advies uit nadat aan de betrokken staten de gelegenheid is gegeven over en weer schriftelijk en mondeling opmerkingen te maken.

Indien de Commissie binnen drie maanden na indiening van de klacht geen advies heeft uitgebracht, kan de klacht desalniettemin bij het Hof van Justitie worden ingediend.

III-263: Forfaitaire som of dwangsom

  • 1. 
    Indien het Hof van Justitie vaststelt dat een lidstaat een der krachtens de Grondwet op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, is deze staat gehouden de maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie.
  • 2. 
    Indien de Commissie van oordeel is dat de betrokken lidstaat deze maatregelen niet heeft genomen, kan zij, nadat zij deze staat de mogelijkheid heeft geboden zijn opmerkingen in te dienen, de zaak voor het Hof van Justitie brengen. Zij vermeldt het bedrag van de door de betrokken lidstaat te betalen forfaitaire som of dwangsom die zij in de gegeven omstandigheden passend acht.

    Indien het Hof van Justitie vaststelt dat de betrokken lidstaat zijn arrest niet is nagekomen, kan het aan deze staat de betaling van een forfaitaire som of een dwangsom opleggen.

    Deze procedure geldt onverminderd het bepaalde in [het vroegere artikel 227].

  • 3. 
    Wanneer de Commissie bij het Hof van Justitie beroep instelt uit hoofde van [het vroegere artikel 226] omdat zij van mening is dat de betrokken lidstaat zijn verplichting tot mededeling van maatregelen ter omzetting van een kaderwet niet is nagekomen, kan de Commissie, zo zij dit nodig acht, het Hof van Justitie in hetzelfde beroepschrift verzoeken de betaling van een forfaitaire som of een dwangsom op te leggen ingeval het Hof vaststelt dat een verplichting niet is nagekomen. Indien het Hof van Justitie aan het verzoek van de Commissie voldoet, wordt de betrokken betaling verricht binnen de door het Hof van Justitie in zijn arrest vastgestelde termijn.

III-264: Rechtsmacht door Europese (kader)wetten

De Europese wetten, de Europese kaderwetten alsmede de krachtens de Grondwet vastgestelde wetten en verordeningen van de Raad kunnen aan het Hof van Justitie volledige rechtsmacht verlenen wat betreft de sancties die erin zijn opgenomen.

III-265: Industriële eigendomsrechten

Onverminderd de overige bepalingen van de Grondwet wordt bij een Europese wet aan het Hof van Justitie, in een in die wet te bepalen mate, de bevoegdheid verleend uitspraak te doen in geschillen die verband houden met de toepassing van krachtens de Grondwet vastgestelde handelingen waarbij industriële eigendomsrechten worden ingesteld.

III-266: Handelingen Europese organen en agentschappen

  • 1. 
    Het Hof van Justitie gaat de wettigheid na van de Europese wetten en de Europese kaderwetten, van de handelingen van de Raad, de Commissie en de ECB, voorzover het geen aanbevelingen of adviezen betreft, en van de handelingen van het Europees Parlement die beogen rechtsgevolgen ten aanzien van derden te hebben. Het Hof van Justitie gaat ook de wettigheid na van de handelingen van de agentschappen en de organen van de Unie die rechtsgevolgen ten aanzien van derden hebben.
  • 2. 
    Te dien einde is het Hof bevoegd uitspraak te doen inzake elk door een lidstaat, het Europees Parlement, de Raad of de Commissie ingesteld beroep wegens onbevoegdheid, schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van de Grondwet of van enige uitvoeringsregeling daarvan, dan wel wegens misbruik van bevoegdheid.
  • 3. 
    Het Hof van Justitie is onder dezelfde voorwaarden bevoegd uitspraak te doen inzake elk door de Rekenkamer, de Europese Centrale Bank of het Comité van de Regio's ingesteld beroep dat op de vrijwaring van hun prerogatieven is gericht.
  • 4. 
    Iedere natuurlijke of rechtspersoon kan onder dezelfde voorwaarden beroep instellen tegen handelingen die tot hem gericht zijn of die hem rechtstreeks en individueel raken, alsmede tegen regelgevende handelingen die hem rechtstreeks raken, maar die geen uitvoeringsmaatregelen bevatten.
  • 5. 
    De handelingen tot oprichting van organen en agentschappen van de Unie kunnen voorzien in specifieke voorwaarden inzake de beroepen die worden ingesteld door natuurlijke of rechtspersonen tegen de handelingen van deze organen of agentschappen die beogen rechtsgevolgen te hebben.
  • 6. 
    Het in dit artikel bedoelde beroep moet worden ingesteld binnen twee maanden, te rekenen, naargelang het geval, vanaf de dag van bekendmaking van de handeling, vanaf de dag van kennisgeving aan de verzoeker of, bij gebreke daarvan, vanaf de dag waarop de verzoeker van de handeling kennis heeft gekregen.

III-267: Schorsing lidmaatschapsrechten van de Unie

De lidstaat ten aanzien waarvan krachtens artikel I-58 een constatering is gedaan door de Europese Raad of de Raad kan zich, binnen een maand na de datum van die constatering, alleen wegens schending van de procedurele bepalingen van dat artikel tot het Hof van Justitie richten.

III-268: Nietigverklaring van handelingen

Indien het beroep gegrond is, wordt de betwiste handeling door het Hof van Justitie nietig verklaard.

Het Hof van Justitie wijst evenwel, zo het dit nodig oordeelt, die gevolgen van de vernietigde handeling aan, welke als gehandhaafd moeten worden beschouwd.

III-269: Beroep tegen instellingen, agentschappen of organen

Ingeval het Europees Parlement, de Raad of de Commissie, in strijd met de Grondwet, nalaten een besluit te nemen, kunnen de lidstaten en de overige instellingen van de Unie zich wenden tot het Hof van Justitie om deze schending te doen vaststellen. Deze bepaling is onder dezelfde voorwaarden van toepassing op de agentschappen en organen van de Unie die nalaten een besluit te nemen.

Dit beroep is slechts ontvankelijk indien de betrokken instelling, het betrokken agentschap of het betrokken orgaan vooraf tot handelen is uitgenodigd. Indien deze instelling, dit agentschap of dit orgaan na twee maanden, te rekenen vanaf de uitnodiging, zijn of haar standpunt nog niet heeft bepaald, kan het beroep worden ingesteld binnen een nieuwe termijn van twee maanden.

Iedere natuurlijke of rechtspersoon kan onder de in de voorgaande alinea's vastgestelde voorwaarden bij het Hof van Justitie zijn bezwaren indienen tegen het feit dat een der instellingen, agentschappen of organen van de Unie heeft nagelaten tot hem een andere handeling te richten dan een aanbeveling of een advies.

III-270: Gevolgen nietigverklaring handeling

De instelling of de instellingen, het agentschap of het orgaan waarvan de handeling nietig is verklaard of waarvan de nalatigheid strijdig met de Grondwet is verklaard, is respectievelijk zijn gehouden de maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie.

Deze verplichting geldt onverminderd die welke kan voortvloeien uit de toepassing van de [tweede alinea van het vroegere artikel 288].

III-271: Prejudiciële beslissing

Het Hof van Justitie is bevoegd, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen

  • a) 
    over de uitlegging van de Grondwet,
  • b) 
    over de geldigheid en de uitlegging van de handelingen van de instellingen van de Unie,
  • c) 
    over de uitlegging van de statuten van bij besluit van de Unie ingestelde agentschappen of organen, wanneer die statuten daarin voorzien.

Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een rechterlijke instantie van een der lidstaten, kan deze instantie, indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis, het Hof van Justitie verzoeken over deze vraag een uitspraak te doen.

Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen in een zaak aanhangig bij een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, is deze instantie gehouden zich tot het Hof van Justitie te wenden.

Indien een dergelijke vraag wordt opgeworpen in een bij een nationale rechterlijke instantie aanhangige zaak betreffende een gedetineerde persoon, doet het Hof van Justitie zo spoedig mogelijk uitspraak.

III-272: Kennisname van geschillen over vergoeding bij niet-contractuele aanprakelijkheid

Het Hof van Justitie is bevoegd kennis te nemen van geschillen over de vergoeding van de [in de tweede alinea van het vroegere artikel 288] bedoelde schade.

III-273: Geschillen tussen de Unie en haar personeelsleden

Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in elk geschil tussen de Unie en haar personeels leden, binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgesteld in het statuut of voortvloeiende uit de regeling welke op hen toepasselijk is.

III-274: Kennisneming van geschillen inzake EIB en Stelsel Europese Centrale Banken

Het Hof van Justitie is bevoegd, binnen de hierna aangegeven grenzen, kennis te nemen van de geschillen betreffende:

  • a) 
    de uitvoering van de verplichtingen der lidstaten voortvloeiende uit de statuten van de Europese Investeringsbank. De Raad van bewind van de Bank beschikt dienaangaande over de bevoegdheden welke bij [het vroegere artikel 226] aan de Commissie zijn toegekend;
  • b) 
    de besluiten van de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank. Elke lidstaat, de Commissie en de Raad van bewind van de Bank kunnen onder de voorwaarden gesteld in [het vroegere artikel 230] beroep instellen tegen deze besluiten;
  • c) 
    de besluite n van de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank. Beroep tegen deze besluiten kan onder de voorwaarden van [het vroegere artikel 230] slechts worden ingesteld door de lidstaten of de Commissie, en alleen in geval van schending van de vormvoorschriften bedoeld in artikel 21, leden 2, 5, 6 en 7, van de statuten van de Bank;
  • d) 
    de uitvoering van de verplichtingen van de nationale centrale banken voortvloeiende uit deze Grondwet en uit de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken. De Raad van de Europese Centrale Bank beschikt dienaangaande ten aanzien van de nationale centrale banken over de bevoegdheden welke bij [het vroegere artikel 226] aan de Commissie zijn toegekend ten aanzien van de lidstaten. Indien het Hof van Justitie vaststelt dat een nationale centrale bank een van de krachtens deze Grondwet op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, is deze bank gehouden die voorzieningen te treffen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie.

III-275: Arbitragebeding

Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding vervat in een door of namens de Unie gesloten publiekrechtelijke of privaatrechtelijke overeenkomst.

III-276: Geschil tussen lidstaten inzake grondwet

Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in elk geschil tussen lidstaten dat met de materie van deze Grondwet verband houdt, indien dit geschil hem krachtens een compromis wordt voor gelegd.

III-277: Bevoegdheid nationale rechterlijke instanties

Behoudens de bevoegd heden die bij deze Grondwet aan het Hof van Justitie worden verleend, zijn de geschillen waarin de Unie partij is, niet uit dien hoofde onttrokken aan de bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties.

III-278: Geen bevoegdheid inzake gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid

Het Hof van Justitie is niet bevoegd ten aanzien van de artikelen I-39 en I-40 en van de bepalingen van hoofdstuk II van titel V van deel III betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

III-279: Geen bevoegdheid inzake politie en andere wetshandhavingsinstanties vallende onder nationaal recht

Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden betreffende de bepalingen in de afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk IV van titel III betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid is het Hof van Justitie niet bevoegd de geldigheid of de evenredigheid na te gaan van operaties van de politie of van andere instanties van een lidstaat belast met wetshandhaving of de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid, indien deze handelingen onder het nationaal recht vallen.

III-280: Grondwet als finale autoriteit geschilsbeslechting tussen lidstaten

De lidstaten verbinden zich een geschil betreffende de uitlegging of de toepassing van de Grondwet niet op andere wijze te doen beslechten dan in deze Grondwet is voorgeschreven.

III-281: Niet-toepasselijkheid bij verlopen termijn

Iedere partij kan, ook al is de in [het vroegere artikel 230, vijfde alinea], bedoelde termijn verstreken, naar aanleiding van een geschil waarbij een Europese wet, een wet of een verordening van de Raad, van de Commissie of van de Europese Centrale Bank in het geding is, de in [het vroegere artikel 230, tweede alinea], bedoelde middelen aanvoeren om voor het Hof van Justitie de niet-toepasselijkheid van deze handeling in te roepen.

III-282: Opschorting handelingen bij beroep

Een bij het Hof van Justitie ingesteld beroep heeft geen schorsende werking. Het Hof van Justitie kan echter, indien het van oordeel is dat de omstandigheden zulks vereisen, opschorting van de uitvoering van de bestreden handeling gelasten.

III-283: Voorlopige maatregelen

Het Hof van Justitie kan in zaken welke bij dit college aanhangig zijn gemaakt, de noodzakelijke voorlopige maatregelen gelasten.

III-284: Uitvoering arresten

De arresten van het Hof van Justitie zijn uitvoerbaar overeenkomstig de bepalingen van [het vroegere artikel 256].

III-285: Statuut Hof

Het statuut van het Hof van Justitie wordt vastgesteld bij een protocol.

De bepalingen van het statuut kunnen bij wet worden gewijzigd, met uitzondering van titel I en artikel 64. Het Europees Parlement en de Raad beslissen daartoe hetzij op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van de Commissie, hetzij op verzoek van de Commissie en na raadpleging van het Hof van Justitie.