Onderafdeling 3 - De vrijheid van dienstverrichting

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-29: Vrijheid van dienstverrichting

In het kader van deze onderafdeling zijn beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Unie verboden ten aanzien van onderdanen van de lidstaten die zich in een andere lidstaat hebben gevestigd dan die waarin degene gevestigd is voor wie de dienst wordt verricht.

Bij Europese wet of kaderwet kan het genot van deze onderafdeling worden uitgebreid tot de onderdanen van een derde staat die diensten verrichten en zich binnen de Unie hebben gevestigd.

III-30: Omschrijving van de diensten

Als diensten in de zin van de Grondwet worden beschouwd dienstverrichtingen die gewoonlijk tegen vergoeding geschieden, voorzover de bepalingen betreffende het vrij verkeer van goederen, kapitaal en personen op deze dienstverrichtingen niet van toepassing zijn.

De diensten omvatten werkzaamheden:

  • a) 
    van industriële aard,
  • b) 
    van commerciële aard,
  • c) 
    van ambachtelijke aard,
  • d) 
    van de vrije beroepen.

Onverminderd de onderafdeling betreffende het recht van vestiging, kan degene die de diensten verricht, zijn werkzaamheden tijdelijk uitoefenen in de lidstaat waar de dienst wordt verricht, onder dezelfde voorwaarden als die welke die staat aan zijn eigen onderdanen oplegt.

III-31: Vervoer en liberalisatie kapitaalverkeer

  • 1. 
    Het vrij verkeer van de diensten op het gebied van het vervoer wordt geregeld in de afdeling betreffende het vervoer.
  • 2. 
    De liberalisatie van de door banken en verzekeringsmaatschappijen verrichte diensten waarmee kapitaalverplaatsingen gepaard gaan, moet worden verwezenlijkt in overeenstemming met de vrijmaking van het kapitaalverkeer.

III-32: Maatregelen voor totstandkoming vrijheid van dienstverrichting

  • 1. 
    Bij Europese kaderwet worden maatregelen vastgesteld om de vrijheid tot het verrichten van een bepaalde dienst te verwezenlijken. Deze kaderwet wordt na raadpleging van het Europees Parlement en van het Economisch en Sociaal Comité vastgesteld.
  • 2. 
    Een Europese kaderwet in de zin van lid 1 heeft in het algemeen bij voorrang betrekking op de diensten welke rechtstreeks van invloed zijn op de productiekosten of waarvan de vrijmaking bijdraagt tot het vergemakkelijken van het goederenverkeer.

III-33: Liberalisatie van diensten

De lidstaten verklaren zich bereid, bij de vrijmaking van diensten verder te gaan dan waartoe zij op grond van de krachtens artikel III-29, lid 1, vastgestelde Europese kaderwet verplicht zijn, indien hun algemene economische toestand en de toestand in de betrokken sector dit toelaten.

De Europese Commissie doet de betrokken lidstaten daartoe aanbevelingen.

III-34: Toepassing

Zolang de beperkingen op het vrij verrichten van diensten niet zijn opgeheven, passen de lidstaten deze zonder onderscheid naar nationaliteit of naar verblijfplaats toe op al degenen die diensten verrichten als bedoeld in artikel III-29, eerste alinea.

III-35: Algemene bepalingen

De artikelen III-24 tot en met III-27 zijn van toepassing op het onderwerp dat in deze onderafdeling is geregeld.