Afdeling 3 - Institutionele bepalingen

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-84: Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank

  • 1. 
    De Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank bestaat uit de leden van de directie van de Europese Centrale Bank en de presidenten van de nationale centrale banken van de lidstaten die niet onder een derogatie in de zin van artikel III-91 vallen.
  • 2. 
    • a) 
      De directie bestaat uit de president, de vice-president en vier andere leden.
    • b) 
      De president, de vice-president en de overige leden van de directie worden gekozen uit personen met een erkende reputatie en een beroepservaring op monetair of bancair gebied. Zij worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders benoemd op aanbeveling van de Raad van Ministers, die het Europees Parlement en de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank heeft geraadpleegd.

      Zij worden voor een periode van acht jaar benoemd en zijn niet herbenoembaar.

      Alleen zij die de nationaliteit van een van de lidstaten bezitten, kunnen lid van de directie zijn.

III-85: Betrekkingen ECB met Raad, Parlement en Commissie

  • 1. 
    De voorzitter van de Raad van Ministers en een lid van de Europese Commissie mogen zonder stemrecht aan de vergaderingen van de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank deelnemen. De voorzitter van de Raad van Ministers kan aan de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank ter bespreking een motie voorleggen.
  • 2. 
    De president van de Europese Centrale Bank wordt uitgenodigd om aan de vergaderingen van de Raad van Ministers deel te nemen wanneer deze aangelegenheden bespreekt met betrekking tot de doelstellingen en de taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken.
  • 3. 
    De Europese Centrale Bank stelt ten behoeve van het Europees Parlement, van de Raad van Ministers en van de Europese Commissie, alsmede van de Europese Raad, een jaarverslag op over de werkzaamheden van het Europees Stelsel van Centrale Banken en over het monetair beleid in het afgelopen jaar en het lopende jaar. De president van de Europese Centrale Bank legt dit verslag voor aan de Raad van Ministers en aan het Europees Parlement, dat op die basis een algemeen debat kan houden.

    De president van de Europese Centrale Bank en de overige leden van de directie kunnen op verzoek van het Europees Parlement of op eigen initiatief worden gehoord door de bevoegde commissies van het Parlement.

III-86: Organisatie Economisch en Financieel Comité

  • 1. 
    Teneinde de coördinatie van het beleid van de lidstaten te bevorderen in de volle omvang die nodig is voor de werking van de interne markt, wordt een Economisch en Financieel Comité ingesteld.
  • 2. 
    Dit Comité heeft tot taak:
    • a) 
      hetzij op verzoek van de Raad van Ministers of van de Commissie, hetzij op eigen initiatief, adviezen aan deze instellingen uit te brengen;
    • b) 
      de economische en financiële toestand van de lidstaten en van de Unie te volgen en terzake regelmatig aan de Raad van Ministers en aan de Commissie verslag uit te brengen, inzonderheid wat betreft de financiële betrekkingen met derde landen en internationale instellingen;
    • c) 
      onverminderd artikel III-247, bij te dragen aan de voorbereiding van de werkzaamheden van de Raad van Ministers, bedoeld in artikel III-48, artikel III-71 i, leden 2, 3, 4 en 6, en de artikelen III-72, III-74, III-75 en III-76, artikel III-77, lid 6, artikel III-78 i, lid 2, artikel III-79, leden 5 en 6, de artikelen III-83, III-90, artikel III-92 i, leden 2 en 3, artikel III-95, artikel III-96, leden 2 en 3, en de artikelen III-224 en III-228, en andere advies- en voorbereidingstaken die de Raad van Ministers aan het Comité heeft opgedragen, uit te voeren;
    • d) 
      ten minste eenmaal per jaar de toestand te onderzoeken met betrekking tot het kapitaalverkeer en de vrijheid van het betalingsverkeer, zoals deze voortvloeien uit de toepassing van de Grondwet en de handelingen van de Unie; dit onderzoek heeft betrekking op alle maatregelen betreffende kapitaalverkeer en betalingsverkeer; het Comité brengt de Commissie en de Raad van Ministers verslag uit over de resultaten van dit onderzoek. De lidstaten, de Commissie en de Europese Centrale Bank benoemen ieder ten hoogste twee leden van het Comité.
  • 3. 
    De Raad van Ministers stelt op voorstel van de Commissie een Europees besluit vast houdende nadere bepalingen betreffende de samenstelling van het Economisch en Financieel Comité. De Raad besluit na raadpleging van de Europese Centrale Bank en dit Comité. De voorzitter van de Raad van Ministers stelt het Europees Parlement in kennis van het desbetreffende besluit.
  • 4. 
    Naast de vervulling van de in lid 2 genoemde taken volgt het Comité, indien en zolang er lidstaten zijn die vallen onder een derogatie in de zin van artikel III-91, de monetaire en financiële toestand en de algemene regeling van het betalingsverkeer van die lidstaten en brengt het terzake regelmatig verslag uit aan de Raad van Ministers en aan de Commissie.

III-87: Verzoeken van Raad of lidstaat aan Commissie tot doen aanbeveling of voorstel

De Raad van Ministers of een lidstaat kan de Commissie verzoeken een aanbeveling of een voorstel te doen betreffende aangelegenheden die onder artikel III-71, lid 4, artikel III-76, met uitzondering van lid 13, de artikelen III-83, III-90, III-91, artikel III-92, lid 3 en artikel III-228, vallen. De Commissie onderzoekt dit verzoek en legt haar conclusies onverwijld aan de Raad van Ministers voor.