Titel IV - De associatie van de landen en gebieden overzee

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-186: Algemene bepalingen

De niet-Europese landen en gebieden die bijzondere betrekkingen onderhouden met Denemarken, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk, worden met de Unie geassocieerd. Die landen en gebieden, hierna genoemd landen en gebieden, worden opgenomen in bijlage II.

Doel van de associatie is het bevorderen van de economische en sociale ontwikkeling van deze landen en gebieden en de totstandbrenging van nauwe economische betrekkingen tussen hen en de Unie in haar geheel.

De associatie schept in de eerste plaats de mogelijkheid, de belangen en de voorspoed van de inwoners van die landen en gebieden te bevorderen, om hen zodoende tot de economische, sociale en culturele ontwikkeling te brengen welke zij verwachten.

Voetnoot bij paragraaf 1

Deze bijlage, die overeenkomt met bijlage II van het EG-Verdrag, wordt nog opgesteld.

III-187: Doelstellingen associatie

Door de associatie worden de volgende doeleinden nagestreefd:

  • a) 
    De lidstaten passen op hun handelsverkeer met deze landen en gebieden de regeling toe welke zij krachtens de Grondwet met elkaar zijn aangegaan.
  • b) 
    Ieder land of gebied past op zijn handelsverkeer met de lidstaten en de andere landen en gebieden de regeling toe die het toepast op de Europese staat waarmede het bijzondere betrekkingen onderhoudt.
  • c) 
    De lidstaten dragen bij in de investeringen welke vereist zijn voor de ontwikkeling van die landen en gebieden.
  • d) 
    Wat betreft de door de Unie gefinancierde investeringen, staat de deelneming in aanbestedingen en leveranties onder gelijke voorwaarden open voor alle onderdanen en rechtspersonen van de lidstaten en van de landen en gebieden.
  • e) 
    In de betrekkingen tussen de lidstaten en deze landen en gebieden wordt het recht van vestiging van de onderdanen en rechtspersonen op voet van non-discriminatie geregeld overeenkomstig de bepalingen en met toepassing van de procedures die bepaald zijn in de onderafdeling betreffende het recht van vestiging, behoudens de krachtens artikel III-191 vastgestelde bijzondere maatregelen.

III-188: Invoerbepalingen

  • 1. 
    De goederen van oorsprong uit de landen en gebieden profiteren bij hun invoer in de lidstaten van het bij de Grondwet ingestelde verbod op douanerechten tussen de lidstaten.
  • 2. 
    Bij invoer in deze landen en gebieden zijn overeenkomstig artikel III-38 douanerechten op goederen uit de lidstaten en uit de andere landen en gebieden verboden.
  • 3. 
    De landen en gebieden kunnen evenwel douanerechten heffen welke in overeenstemming zijn met de eisen van hun ontwikkeling en de behoeften van hun industrialisatie, of welke van fiscale aard zijn en ten doel hebben in hun begrotingsmiddelen te voorzien.

    De in de eerste alinea bedoelde rechten mogen het peil van de invoerrechten welke worden geheven op producten uit de lidstaat waarmede elk land of gebied bijzondere betrekkingen onderhoudt, niet te boven gaan.

  • 4. 
    Lid 2 is niet van toepassing op landen en gebieden die uit hoofde van de bijzondere internationale verplichtingen waaraan zij zijn onderworpen, reeds een non-discriminatoir douanetarief toepassen.
  • 5. 
    De heffing of wijziging van douanerechten op de in de landen en gebieden ingevoerde goederen mag noch in rechte noch in feite aanleiding geven tot een rechtstreekse of zijdelingse discriminatie tussen de importen uit de onderscheidene lidstaten.

III-189: Speciale handelsbepalingen

Indien het peil van de rechten dat toepasselijk is op goederen van herkomst uit een derde land bij invoer in een land of gebied van dien aard is dat, als gevolg van de toepassing van artikel III-188, het handelsverkeer zich ten nadele van een der lidstaten kan verleggen, kan deze staat de Europese Commissie verzoeken, aan de overige lidstaten voor te stellen regelingen te treffen om deze toestand te verhelpen.

III-190: Vrij verkeer van werknemers

Behoudens de bepalingen betreffende de volksgezondheid, de openbare veiligheid en de openbare orde, wordt het vrije verkeer van werknemers uit de landen en gebieden binnen de lidstaten en van werknemers uit de lidstaten binnen de landen en gebieden geregeld door krachtens artikel III-191 aangenomen maatregelen.

III-191: Toepassing en procedures van de associatie

De Raad van Ministers stelt op basis van de resultaten die in het kader van de associatie van de landen en gebieden met de Unie zijn bereikt, met eenparigheid van stemmen bij Europese verordening en bij Europees besluit de regels en de procedure voor de associatie van de landen en gebieden met de Unie vast.

III-192: Groenland

De artikelen III-186 tot en met III-191 zijn op Groenland van toepassing, behoudens de bijzondere bepalingen van het protocol betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland.