Titel V - Externe betrekkingen

Inhoudsopgave van deze pagina:

42: Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid

  • 1. 
    De Europese Raad stelt de beginselen en de algemene richtsnoeren van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vast, met inbegrip van het gemeenschappelijk defensiebeleid en de gemeenschappelijke defensie.
  • 2. 
    De Raad besluit, op voorstel van de Commissie of op verzoek van een lid-staat, over de gemeenschappelijke standpunten of activiteiten van de Unie. Behoudens extreem urgente gevallen, raadpleegt hij het Europees Parlement op de daarvoor aangewezen wijze. In ieder geval houdt hij het Europees Parlement op de hoogte en geeft hij het rekenschap van zijn optreden.

    De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, behalve in de gevallen waarin hij zich op voorstel van de Commissie met overgekwalificeerde meerderheid uitspreekt. Na afloop van een periode van vijf jaar besluit hij met meerderheid van stemmen en uitsluitend op voorstel van de Commissie.

43: Vertegenwoordiging van de Unie

Naar gelang van de betrokken materie vertegenwoordigen de voorzitter van de Raad of de voorzitter van de Commissie de Unie naar buiten toe. De diplomatieke vertegenwoordiging van de Unie valt onder de bevoegdheid van de Commissie, die deze uitoefent in de met de Raad overeengekomen vormen. In de landen waar zij niet is vertegenwoordigd, kan de Unie met de Raad overeenkomen welke lid-staat het meest aangewezen is om deze vertegenwoordiging namens de Unie waar te nemen.

44: Verdragen

  • 1. 
    De Unie heeft de bevoegdheid verdragen te sluiten.
  • 2. 
    De verdragen, waarover wordt onderhandeld door de Commissie, worden ter instemming voorgelegd aan het Europees Parlement, dat besluit met meerderheid van zijn leden, en aan de Raad, die besluit met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen. De Commissie brengt vervolgens de instemming van de Unie tot uiting.
  • 3. 
    In een organieke wet worden de voorwaarden vastgelegd waaronder instemming kan worden verleend via een vereenvoudigde procedure.
  • 4. 
    De aldus gesloten verdragen zijn verbindend voor de instellingen van de Unie en voor de lid-staten.
  • 5. 
    Het Europees Parlement, de Commissie, de Raad of een lid-staat kunnen het Hof van Justitie raadplegen over de verenigbaarheid van een akkoord met onderhavige Grondwet. Een verdrag waarover het Hof van Justitie een negatief advies heeft uitgebracht, kan in voorkomend geval slechts door een constitutionele wet worden goedgekeurd.
  • 6. 
    Indien wordt overwogen een internationaal verdrag te sluiten dat een wijziging van de Grondwet inhoudt, moeten de wijzigingen eerst worden goedgekeurd bij constitutionele wet.
  • 7. 
    Opzegging van verdragen geschiedt overeenkomstig de procedures die voor het sluiten ervan zijn vastgesteld.