Titel II - Maatschappijbeleid

Inhoudsopgave van deze pagina:

55: Algemene bepaling

De Unie bezit concurrerende bevoegdheid op het gebied van het sociale beleid, en de gezondheidspolitiek, de consumentenbescherming, het regionaal beleid, het milieu-, onderwijs-, onderzoek-, cultuur- en voorlichtingsbeleid.

56: Sociaal beleid en gezondheidspolitiek

De Unie treedt op op het gebied van het sociaal beleid en de gezondheidspolitiek, en met name waar het gaat om aangelegenheden in verband met:

  • werkgelegenheid, en in het bijzonder de totstandbrenging van algemene, vergelijkbare voorwaarden voor het behoud en het scheppen van arbeidsplaatsen,
  • arbeidsrecht en arbeidsvoorwaarden,
  • gelijkstelling van mannen en vrouwen,
  • beroepsopleiding en voortgezette vorming,
  • sociale zekerheid en bijstand,
  • bescherming tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten,
  • arbeidshygiëne,
  • vakbondsrecht en collectieve onderhandelingen tussen werkgeers en werknemers, vooral met het oog op het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten op het niveau van de Unie,
  • vormen van medezeggenschap van de werknemers ten aanzien van de beslissingen die hun beroepsleven en de organisatie van de ondernemingen betreffen,
  • regeling van de mate waarin burgers van derde landen gelijk kunnen worden behandeld,
  • de onderhandelinge aanpassing van de regeling inzake onderzoek, produktie, werking en verkoop van farmaceutische produkten,
  • de preventie van drugverslaving,
  • de coördinatie van de wederzijdse hulp bij rampen en epidemieën.

57: Consumentenbeleid

De Unie kan regels vaststellen ter bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de consument, alsmede ter bescherming van zijn economische belangen, met name bij schadegevallen. De Unie kan maatregelen nemen ter bevordering van de voorlichting en de raadpleging van de consumenten.

58: Regionaal beleid

Het regionaal beleid van de Unie is erop gericht de verschillen tussen regio's en met name de achterstand van de minst begunstigde gebieden te verminderen, door de bedrijvigheid in deze gebieden nieuw leven in te blazen om hun verdere ontwikkeling te verzekeren en door bij te dragen tot een formulering van de voorwaarden om een einde te maken aan de buitensporige concentratie van migratiestroming naar bepaalde industriecentra. Voorts bevordert het regionaal beleid van de Unie de regionale samenwerking over de grenzen heen.

Het regionaal beleid van de Unie vormt een aanvulling op het regionaal beleid van de Lid-Staten, maar streeft tevens eigen doeleinden na.

Het regionaal beleid van de Unie omvat:

  • de ontwikkeling van een Europees kader voor het door de bevoegde autoriteiten van de respectieve Lid-Staten gevoerde beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening,
  • de bevordering van investeringen en infrastructuurprojecten, waarbij de nationale programma's worden geplaatst in het kader van een algemene opzet,
  • de totstandbrenging van geïntegreerde programma's van de Unie ten behoeve van bepaalde regio's, die worden voorbereid in samenwerking met de vertegenwoordigers van de betrokken bevolkingen, en zo mogelijk de rechtstreekse bestemming van de nodige kredieten voor de betrokken gebieden.

59: Milieubeleid

Op het gebied van het milieu streeft de Unie naar het voorkomen en - zoveel mogelijk rekening houdende met het beginsel "de vervuiler betaalt" - het herstel van schade die in meer dan één Lid-Staat optreedt of vraagt om een collectieve oplossing.

De Unie stimuleert een rationeel gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, de gebruikmaking van hernieuwbare grondstoffen en de recyclage van afvalstoffen, met inachtneming van de eisen die de milieubescherming stelt.

De Unie neemt maatregelen ter bescherming van de dieren.

60: Onderwijs- en onderzoeksbeleid

Ten einde een kader te scheppen dat de burgers tot het besef van de eigen identiteit van de Unie brengt en een minimumopleidingsniveau te garanderen, dat een vrije keuze van beroepsbezigheid, arbeidsplaats of opleidingsinstituut overal in de Unie mogelijk maakt, neemt de Unie maatregelen met betrekking tot:

  • de omschrijving van gemeenschappelijke of vergelijkbare opleidingsdoelstellingen,
  • de geldigheid in de gehele Unie van de gelijkwaardigheid van diploma's en van de duur van schooltijd, studies en opleidingen,
  • de bevordering van wetenschappelijk onderzoek.

61: Cultuurbeleid

  • 1. 
    De Unie kan maatregelen nemen ten einde:
    • de culturele verstandhouding tussen de burgers van de Unie en de kennis van elkaars talen te bevorderen,
    • het culturele leven van de Unie naar binnen en naar buiten toe uit te dragen,
    • programma's op te stellen voor de uitwisseling van jongeren.
  • 2. 
    Het Europees Universitair Instituut en de Euro-peseStichting worden instituten van de Unie.
  • 3. 
    Bij de wet worden de regels vastgesteld voor harmonisatie van de wetgevingen op het gebied van het auteursrecht en voor het vrije verkeer van cultuurgoederen.

62: Voorlichtingsbeleid

De Unie bevordert de uitwisseling van informatie en de toegang van de burgers tot de informatie. Te dien einde heft zij de belemmeringen op die de vrije verspreiding van informatie in de weg staan, onder waarborging van een zo ruim mogelijke concurrentie en de menigvuldigheid van organisatievormen op dit gebied.

Zij stimuleert de samenwerking tussen radio- en televisieomroepen, met het oog op de uitwerking van programma's op Unieniveau.