Artikel III-282: Onderwijs, beroepsopleiding, jeugd en sport

III-280
Artikel III-282
III-283
  • 1. 
    De Unie draagt bij tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen. Zij eerbiedigt ten volle de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel en van hun verscheidenheid van cultuur en taal.

    De Unie draagt bij tot de bevordering van de Europese inzet op sportgebied, rekening houdend met haar specifieke kenmerken, haar op vrijwilligerswerk berustende structuren en haar sociale en educatieve functie.

    Het optreden van de Unie is erop gericht:

    • a) 
      de Europese dimensie in het onderwijs tot ontwikkeling te brengen, met name door onderricht in en verspreiding van de talen der lidstaten;
    • b) 
      de mobiliteit van studenten en docenten te bevorderen, mede door de academische erkenning van diploma's en studietijdvakken aan te moedigen;
    • c) 
      de samenwerking tussen onderwijsinstellingen te bevorderen;
    • d) 
      de uitwisseling te bevorderen van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de onderwijsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd;
    • e) 
      de ontwikkeling van uitwisselingsprogramma's voor jongeren en jongerenwerkers te bevorderen en de participatie van jongeren aan het democratisch bestel van Europa aan te moedigen;
    • f) 
      de ontwikkeling van het onderwijs op afstand te stimuleren;
    • g) 
      de Europese dimensie van de sport te ontwikkelen, door de eerlijkheid en de openheid van sportcompetities en de samenwerking tussen de verantwoordelijke sportorganisaties te bevorderen, en door de fysieke en morele integriteit van sportlieden, met name jonge sporters, te beschermen.
  • 2. 
    De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de voor onderwijs en sport bevoegde internationale organisaties, met name met de Raad van Europa.
  • 3. 
    Teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel:
    • a) 
      worden bij Europese wet of kaderwet stimuleringsmaatregelen vastgesteld, met uitzondering van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten. De wet wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité;
    • b) 
      neemt de Raad op voorstel van de Commissie aanbevelingen aan.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Toelichting Nederlandse regering

In artikel III-282 wordt de rol van de Unie op het gebied van onderwijs, jeugd en sport geregeld. Dit artikel bepaalt, evenals artikel 149 van het EG-Verdrag i, dat de rol van de Unie beperkt blijft tot het stimuleren van samenwerking tussen de lidstaten. Wel is een rechtsbasis voor maatregelen op het gebied van sport opgenomen. Dat betekent dat de Unie, net als voor het onderwijs en de jeugd, de lidstaten kan stimuleren tot samenwerking. Hiermee wordt de belangrijke maatschappelijke en educatieve waarde van sport door de Unie erkend.

Indien noodzakelijk, kan de Unie de activiteiten van de lidstaten op het gebied van onderwijs en jeugd ondersteunen en aanvullen. Stimulering van de mobiliteit van studenten en jongeren heeft een plaats in het Grondwettelijk Verdrag, net als het optreden van de Unie om jongeren te stimuleren te participeren in het democratische bestel. Het optreden van de Unie laat de bevoegdheden van de lidstaten op deze terreinen onverlet.

Op het gebied van sport zal de Unie de soevereiniteit van de lidstaten respecteren en waar noodzakelijk en mogelijk ondersteunen en coördineren. Harmonisatie van wet- en regelgeving van de lidstaten is uitgesloten.

Het optreden van de Unie is er op gericht om een Europees sportbeleid te ontwikkelen. Enerzijds door de samenwerking te stimuleren tussen de verschillende voor sport verantwoordelijke organisaties en anderzijds door het coördineren van een gemeenschappelijk standpunt van de lidstaten en de instellingen van de Europese Unie.

Hierbij wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van sport en het Europese sportmodel dat gebaseerd is op de door vrijwilligers gedragen sportorganisaties. De regering is tijdens de Conventie i en de IGC i een groot voorstander geweest van de toevoeging van een rechtsgrondslag voor sport in het Grondwettelijk Verdrag. Sport draagt in de ogen van de regering bij aan de gezondheid, de sociale cohesie en de ontwikkeling van normen en waarden van de bevolking, in het bijzonder de jeugd.

2.

Toelichting Belgische regering

In artikel III-282 wordt een specifieke bevoegdheid op het gebied van sport opgenomen. De nadruk wordt gelegd op de eigenheid en op de maatschappelijke en opvoedende functie van sport. Deze nieuwe bevoegdheid wordt vertaald in een juridische grondslag (lid 2g)) die toelaat wetten en kaderwetten aan te nemen (bij gekwalificeerde meerderheid en met medebeslissing van het Europees Parlement) voor maatregelen die betrekking hebben op de ontwikkeling van de Europese dimensie van de sport.

Overigens beklemtoont artikel III-282 dat het optreden van de Unie er in het bijzonder op is gericht de participatie van jongeren aan het democratisch bestel van Europa aan te moedigen.

3.

Ontwikkeling artikel

1984

Ten einde een kader te scheppen dat de burgers tot het besef van de eigen identiteit van de Unie brengt en een minimumopleidingsniveau te garanderen, dat een vrije keuze van beroepsbezigheid, arbeidsplaats of opleidingsinstituut overal in de Unie mogelijk maakt, neemt de Unie maatregelen met betrekking tot:

  • de omschrijving van gemeenschappelijke of vergelijkbare opleidingsdoelstellingen,
  • de geldigheid in de gehele Unie van de gelijkwaardigheid van diploma's en van de duur van schooltijd, studies en opleidingen,
  • de bevordering van wetenschappelijk onderzoek.
2003
  • 1. 
    De Unie draagt bij tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig door hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel en van hun culturele en taalkundige verscheidenheid.

    De Unie draagt bij tot de bevordering van de Europese belangen op sportgebied, in verband met de sociale en educatieve rol van sport.

  • 2. 
    Het optreden van de Unie is erop gericht :
    • de Europese dimensie in het onderwijs tot ontwikkeling te brengen, met name door onderricht in en verspreiding van de talen der lidstaten;
    • de mobiliteit van studenten en docenten te bevorderen, mede door de academische erkenning van diploma's en studietijdvakken aan te moedigen;
    • de samenwerking tussen onderwijsinstellingen te bevorderen;
    • uitwisseling te bevorderen van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de onderwijsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd;
    • de ontwikkeling van uitwisselingsprogramma's voor jongeren en jongerenwerkers te bevorderen;
    • de ontwikkeling van het onderwijs op afstand te stimuleren;
    • de Europese dimensie in de sport tot ontwikkeling te brengen door gelijke kansen in de competities en de samenwerking tussen de sportorganisaties te bevorderen en de fysieke en morele integriteit van sporters, met name jonge sporters, te beschermen.
  • 3. 
    De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de inzake onderwijs bevoegde internationale organisaties, met name met de Raad van Europa.
  • 4. 
    Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel
    • a) 
      worden in een Europese wet of Europese kaderwet stimuleringsmaatregelen vastgesteld, met uitsluiting van harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten. Deze wordt na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en van het Comité van de Regio's vastgesteld,
    • b) 
      neemt de Raad op voorstel van de Commissie aanbevelingen aan.

4.

Toelichting

Het Praesidium is overeengekomen een expliciete rechtsgrondslag inzake sport in het leven te roepen. Artikel 149, dat betrekking heeft op onderwijs en jeugd, lijkt de aangewezen plaats voor een expliciete vermelding van de sport, aangezien sport een aspect is van dit uitgebreidere gebied. Aangezien het vrije verkeer van sporters onder de bepalingen inzake de interne markt valt, dient dit streepje beperkt te blijven tot die "grensoverschrijdende" belangen die een maatregel op Europees niveau rechtvaardigen.

2003
  • 1. 
    De Unie draagt bij tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen. Zij eerbiedigt ten volle de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel en van hun verscheidenheid van cultuur en taal.

    De Unie draagt bij tot de bevordering van de Europese inzet op sportgebied, gelet op de sociale en educatieve functie van sport.

  • 2. 
    Het optreden van de Unie is erop gericht:
    • a) 
      de Europese dimensie in het onderwijs tot ontwikkeling te brengen, met name door onderricht in en verspreiding van de talen der lidstaten;
    • b) 
      de mobiliteit van studenten en docenten te bevorderen, mede door de academische erkenning van diploma's en studietijdvakken aan te moedigen;
    • c) 
      de samenwerking tussen onderwijsinstellingen te bevorderen;
    • d) 
      de uitwisseling te bevorderen van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de onderwijsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd;
    • e) 
      de ontwikkeling van uitwisselingsprogramma's voor jongeren en jongerenwerkers te bevorderen en de participatie van jongeren aan het democratisch bestel van Europa aan te moedigen;
    • f) 
      de ontwikkeling van het onderwijs op afstand te stimuleren;
    • g) 
      de Europese dimensie van de sport te ontwikkelen, door de eerlijkheid in competities en de samenwerking tussen sportorganisaties te bevorderen, en door de fysieke en morele integriteit van sportlieden, met name jonge sporters, te beschermen.
  • 3. 
    De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de voor onderwijs bevoegde internationale organisaties, met name met de Raad van Europa.
  • 4. 
    Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel:
    • a) 
      worden bij Europese wet of kaderwet stimuleringsmaatregelen vastgesteld, met uitzondering van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten. De wet wordt aangenomen na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité;
    • b) 
      neemt de Raad van Ministers op voorstel van de Europese Commissie aanbevelingen aan.
2003
  • 1. 
    De Unie draagt bij tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen.

    Zij eerbiedigt ten volle de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel en van hun verscheidenheid van cultuur en taal.

De Unie draagt bij tot de bevordering van de sport in haar Europese dimensie, rekening houdend met haar specifieke kenmerken, haar op vrijwilligerswerk berustende structuren en haar sociale en educatieve functie.

  • 2. 
    Het optreden van de Unie is erop gericht:
    • a) 
      de Europese dimensie in het onderwijs tot ontwikkeling te brengen, met name door onderricht in en verspreiding van de talen der lidstaten;
    • b) 
      de mobiliteit van studenten en docenten te bevorderen, mede door de academische erkenning van diploma's en studietijdvakken aan te moedigen;
    • c) 
      de samenwerking tussen onderwijsinstellingen te bevorderen;
    • d) 
      de uitwisseling te bevorderen van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de onderwijsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd;
    • e) 
      de ontwikkeling van uitwisselingsprogramma's voor jongeren en jongerenwerkers te bevorderen en de participatie van jongeren aan het democratisch bestel van Europa aan te moedigen;
    • f) 
      de ontwikkeling van het onderwijs op afstand te stimuleren;
  • g) 
    de Europese dimensie van de sport te ontwikkelen, door de eerlijkheid en de openheid van sportcompetities en de samenwerking tussen de verantwoordelijke sportorganisaties te bevorderen, en door de fysieke en morele integriteit van sportlieden, met name jonge sporters, te beschermen.
  • 3. 
    De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de voor onderwijs en sport bevoegde internationale organisaties, met name met de Raad van Europa.
  • 4. 
    Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel:
    • a) 
      worden bij Europese wet of kaderwet stimuleringsmaatregelen vastgesteld, met uitzondering van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten. De wet wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité;
    • b) 
      neemt de Raad op voorstel van de Commissie aanbevelingen aan.
2004
  • 1. 
    De Unie draagt bij tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen. Zij eerbiedigt ten volle de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel en van hun verscheidenheid van cultuur en taal.

    De Unie draagt bij tot de bevordering van de Europese inzet op sportgebied, rekening houdend met haar specifieke kenmerken, haar op vrijwilligerswerk berustende structuren en haar sociale en educatieve functie.

    Het optreden van de Unie is erop gericht:

    • a) 
      de Europese dimensie in het onderwijs tot ontwikkeling te brengen, met name door onderricht in en verspreiding van de talen der lidstaten;
    • b) 
      de mobiliteit van studenten en docenten te bevorderen, mede door de academische erkenning van diploma's en studietijdvakken aan te moedigen;
    • c) 
      de samenwerking tussen onderwijsinstellingen te bevorderen;
    • d) 
      de uitwisseling te bevorderen van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de onderwijsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd;
    • e) 
      de ontwikkeling van uitwisselingsprogramma's voor jongeren en jongerenwerkers te bevorderen en de participatie van jongeren aan het democratisch bestel van Europa aan te moedigen;
    • f) 
      de ontwikkeling van het onderwijs op afstand te stimuleren;
    • g) 
      de Europese dimensie van de sport te ontwikkelen, door de eerlijkheid en de openheid van sportcompetities en de samenwerking tussen de verantwoordelijke sportorganisaties te bevorderen, en door de fysieke en morele integriteit van sportlieden, met name jonge sporters, te beschermen.
  • 2. 
    De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de voor onderwijs en sport bevoegde internationale organisaties, met name met de Raad van Europa.
  • 3. 
    Teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel:
    • a) 
      worden bij Europese wet of kaderwet stimuleringsmaatregelen vastgesteld, met uitzondering van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten. De wet wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité;
    • b) 
      neemt de Raad op voorstel van de Commissie aanbevelingen aan.