Afdeling 8 - Bepalingen betreffende vervoer per spoor en gecombineerd vervoer in Oostenrijk

Inhoudsopgave van deze pagina:

Artikel 64

  • 1. 
    In deze afdeling zijn de volgende definities van toepassing:
    • a) 
      "vrachtwagen": een in een lidstaat geregistreerd motorvoertuig met een maximaal toegestaan gewicht van meer dan 7,5 ton, bestemd voor het vervoer van goederen of het trekken van aanhangwagens, met inbegrip van trekkers van opleggers, en trekkers met een maximaal toegestaan gewicht van meer dan 7,5 ton, getrokken door een in een lidstaat geregistreerd motorvoertuig met een maximaal toegelaten gewicht van ten hoogste 7,5 ton;
    • b) 
      "gecombineerd vervoer": vervoer door vrachtwagens of ladingeenheden, dat gedeeltelijk plaatsvindt per spoor en waarbij het begin- of het eindtraject plaatsvindt over de weg, met dien verstande, dat het transitovervoer over Oostenrijks grondgebied tussen het begin- en het eindtraject in geen geval uitsluitend over de weg mag plaatsvinden.
  • 2. 
    De artikelen 65 tot en met 71 zijn van toepassing op maatregelen betreffende vervoer per spoor en gecombineerd vervoer over het grondgebied van Oostenrijk.

Artikel 65

De Unie en de betrokken lidstaten treffen, in het kader van hun onderscheiden bevoegdheden, maatregelen voor de ontwikkeling en de bevordering van het vervoer per spoor en het gecombineerd vervoer voor het vervoeren van goederen door de Alpen; zij stemmen deze maatregelen nauw op elkaar af.

Artikel 66

De Unie draagt er bij de vaststelling van de in artikel III-247 van de Grondwet bedoelde richtsnoeren zorg voor dat de in bijlage 1 (1) van protocol nr. 9 van de akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden vermelde hoofdroutes deel uitmaken van de trans-Europese netwerken voor vervoer per spoor en gecombineerd vervoer en dat deze bovendien worden aangemerkt als projecten van gemeenschappelijk belang.

(1) PB C 241 van 29.8.1994, blz. 364.

Artikel 67

De Unie en de betrokken lidstaten voeren in het kader van hun onderscheiden bevoegdheden de in bijlage 2 (2) van protocol nr. 9 van de akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden vermelde maatregelen uit.

(2) PB C 241 van 29.8.1994, blz. 365.

Artikel 68

De Unie en de betrokken lidstaten stellen alles in het werk om de in bijlage 3 (3) van protocol nr. 9 van de akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden bedoelde aanvullende spoorwegcapaciteit te ontwikkelen en te gebruiken.

(3) PB C 241 van 29.8.1994, blz. 367.

Artikel 69

De Unie en de betrokken lidstaten nemen maatregelen ter bevordering van het vervoer per spoor en het gecombineerd vervoer. Indien passend, worden deze maatregelen, behoudens de bepalingen van de Grondwet, vastgesteld in nauwe samenwerking met spoorwegondernemingen en andere entiteiten die vervoer per spoor aanbieden. Er zal voorrang worden gegeven aan de in het Unierecht vervatte maatregelen betreffende vervoer per spoor en gecombineerd vervoer. Bij de uitvoering van deze maatregelen wordt bijzondere aandacht besteed aan het concurrentievermogen, de doeltreffendheid en de kostentransparantie van het vervoer per spoor en het gecombineerd vervoer. De betrokken lidstaten dienen deze maatregelen inzonderheid te nemen om ervoor te zorgen dat de prijzen voor gecombineerd vervoer concurrerend zijn met de prijzen van andere wijzen van vervoer. Eventuele steun in dit verband moet verenigbaar zijn met de voorschriften van het Unierecht.

Artikel 70

De Unie en de betrokken lidstaten treden in geval van een ernstige verstoring van het transitovervoer per spoor, bijvoorbeeld bij natuurrampen, zoveel mogelijk gezamenlijk op om de verkeersstroom in stand te houden. Daarbij moet voorrang worden gegeven aan gevoelige ladingen, zoals bederfelijke levensmiddelen.

Artikel 71

De Commissie evalueert de uitvoering van deze afdeling volgens de procedure van artikel 73, lid 2.

Artikel 72

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op het vervoer van goederen over de weg binnen het grondgebied van de Gemeenschap.
  • 2. 
    Op ritten waarbij transitogoederenvervoer over de weg door Oostenrijk is betrokken, is de regeling van toepassing die is vastgesteld bij de Eerste Richtlijn van de Raad van 23 juli 1962 en Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad voor ritten voor eigen rekening en voor ritten met gehuurde voertuigen of tegen betaling, behoudens het bepaalde in dit artikel.
  • 3. 
    Tot 1 januari 1998 zijn de volgende bepalingen van toepassing:
    • a) 
      De totale NOx-uitstoot van vrachtwagens in transito op Oostenrijks grondgebied wordt tussen 1 januari 1992 en 31 december 2003 met 60 % verlaagd volgens de tabel in bijlage 4.
    • b) 
      De verlaging van de totale NOx-uitstoot van vrachtwagens wordt geadministreerd via een ecopuntensysteem. Volgens dit systeem moet elke vrachtwagen in transito op Oostenrijks grondgebied een aantal ecopunten hebben dat overeenstemt met het niveau van de NOx-uitstoot van dat type vrachtwagen (ingeschreven op grond van zijn Conformity of Production (COP)-niveau, afgeleid van de type-goedkeuring). De toewijzing van de punten en de werking van het stelsel worden in bijlage 5 beschreven.
    • c) 
      Indien het aantal transitoritten in een jaar het voor 1991 bepaalde referentieaantal met meer 8% overschrijdt, treft de Commissie, volgens de procedure van artikel 16, passende maatregelen overeenkomstig bijlage 5, punt 3.
    • d) 
      Oostenrijk stelt een ecopuntenkaart op en stelt deze tijdig ter beschikking voor vrachtwagens in transito door Oostenrijk met het oog op het administreren van het ecopuntensysteem overeenkomstig bijlage 5.
    • e) 
      De ecopunten worden door de Commissie verdeeld over de lidstaten overeenkomstig volgens lid 7 vast te stellen bepalingen.a) De totale NOx-uitstoot van vrachtwagens in transito op Oostenrijks grondgebied wordt tussen 1 januari 1992 en 31 december 2003 met 60 % verlaagd volgens de tabel in bijlage 4.
  • 4. 
    Vóór 1 januari 1998 evalueert de Raad, aan de hand van een verslag van de Commissie, de tenuitvoerlegging van de bepalingen betreffende het transitogoederenvervoer over de weg door Oostenrijk. Deze evaluatie vindt plaats overeenkomstig de grondbeginselen van het Gemeenschapsrecht, zoals de goede werking van de interne markt, inzonderheid het vrije verkeer van goederen en de vrijheid van dienstverrichting, de milieubescherming in het belang van de Gemeenschap in haar geheel en de verkeersveiligheid. Tenzij de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen, een andere beslissing neemt, wordt de overgangsperiode verlengd en wel tot 1 januari 2001, tijdens welke periode het bepaalde in lid 3 van toepassing is.
  • 5. 
    Vóór 1 januari 2001 maakt de Commissie, in samenwerking met het Europees Milieuagentschap, een wetenschappelijke studie over de mate waarin de in lid 3, onder a), bedoelde doelstelling betreffende de vermindering van de vervuiling is verwezenlijkt. Indien de Commissie tot de conclusie komt dat deze doelstelling op permanente grondslag is verwezenlijkt, treedt lid 3 op 1 januari 2001 buiten werking. Indien de Commissie tot de conclusie komt dat dit niet het geval is, kan de Raad, overeenkomstig artikel 75 van het EG-Verdrag, in een communautair kader, maatregelen treffen met het oog op een gelijkwaardige bescherming van het milieu, inzonderheid een vermindering van de vervuiling met 60%. Indien de Raad deze maatregelen niet aanneemt, wordt de overgangsperiode automatisch verlengd met een laatste tijdvak van 3 jaar, tijdens welk tijdvak het bepaalde in lid 3 van toepassing is.
  • 6. 
    Aan het einde van de overgangsperiode wordt het acquis communautaire volledig toegepast.
  • 7. 
    De Commissie neemt overeenkomstig de procedure van artikel 16 gedetailleerde maatregelen betreffende de procedures inzake het ecopuntensysteem, de verdeling van de ecopunten en technische kwesties betreffende de toepassing van dit artikel. Deze maatregelen treden in werking op de datum van toetreding van Oostenrijk.

    De in de eerste alinea bedoelde maatregelen moeten ervoor zorgen dat de feitelijke situatie die voor de huidige lidstaten voortvloeit uit de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3637/92 van de Raad en van de op 23 december 1992 ondertekende Administratieve Overeenkomst betreffende de datum van inwerkingtreding en de procedures voor de invoering van het ecopuntensysteem als bedoeld in de Transito-overeenkomst, gehandhaafd blijft. Daarbij zal alles in het werk worden gesteld om ervoor te zorgen dat bij de toekenning van ecopunten aan Griekenland in voldoende mate rekening wordt gehouden met de Griekse behoeften in dit verband.

Artikel 73

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
  • 2. 
    In gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
  • 3. 
    Het comité stelt zijn reglement van orde vast.