19. De positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van het beleid inzake grenscontrole, asiel en immigratie, evenals ten aanzien van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken en politiële samenwerking

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

GELEID DOOR DE WENS bepaalde vraagstukken met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk en Ierland te regelen;

GELET OP het protocol betreffende de toepassing van bepaalde aspecten van artikel III-130 i van de Grondwet op het Verenigd Koninkrijk en Ierland,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, die aan het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa worden gehecht:

Inhoudsopgave van deze pagina:

Artikel 1

Onder voorbehoud van artikel 3 nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de vaststelling door de Raad van maatregelen voorgesteld in het kader van deel III, titel III, hoofdstuk IV, afdelingen 2 en 3 van de Grondwet, van artikel III-260 van de Grondwet, voor zover dit artikel betrekking heeft op de door deze afdelingen bestreken onderwerpen, van artikel III-263, en van artikel III-275, lid 2, onder a), van de Grondwet. Voor handelingen van de Raad die met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld, is eenparigheid van de leden van de Raad vereist, met uitzondering van de vertegenwoordigers van de regeringen van het Verenigd Koninkrijk en van Ierland.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan ten minste 55% van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van die staten.

Een blokkerende minderheid moet ten minste uit het minimumaantal van de leden van de Raad bestaan die meer dan 35% van de bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid van stemmen geacht te zijn verkregen.

In afwijking van de tweede en de derde alinea wordt, wanneer de Raad niet besluit op voorstel van de Commissie of van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, onder de vereiste gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan ten minste 72% van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van die staten.

Artikel 2

Ingevolge artikel 1 en onder voorbehoud van de artikelen 3, 4 en 6 zijn de bepalingen van deel III, titel III, hoofdstuk IV, afdelingen 2 en 3 van de Grondwet, van artikel III-260 van de Grondwet, voor zover dit artikel betrekking heeft op de door deze afdelingen bestreken onderwerpen, van artikel III-263, en van artikel III-275, lid 2, onder a), van de Grondwet, de overeenkomstig die afdelingen of artikelen vastgestelde maatregelen, de bepalingen in door de Unie overeenkomstig die afdelingen of artikelen gesloten internationale overeenkomsten en de beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie ter uitlegging van die bepalingen of maatregelen niet verbindend voor, noch van toepassing op het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Bedoelde bepalingen, maatregelen en beslissingen laten de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van deze staten onverlet. Bedoelde bepalingen, maatregelen en beslissingen laten het acquis communautaire en het acquis van de Unie geheel onverlet en maken geen deel uit van recht van de Unie, zoals die op het Verenigd Koninkrijk en Ierland van toepassing zijn.

Artikel 3

  • 1. 
    Binnen een termijn van drie maanden na de indiening van een voorstel bij de Raad overeenkomstig deel III, titel III, hoofdstuk IV, afdelingen 2 of 3 van de Grondwet of van een voorstel of initiatief overeenkomstig artikel III-263 of artikel III-275, lid 2, onder a), van de Grondwet, kunnen het Verenigd Koninkrijk en Ierland de Raad er schriftelijk van in kennis stellen dat zij wensen deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van de voorgestelde maatregel, waarna deze staten daartoe gerechtigd zijn. Voor handelingen van de Raad die met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld, is eenparigheid van de leden van de Raad vereist, met uitzondering van de leden die geen kennisgeving hebben gedaan. Een op grond van dit lid vastgestelde maatregel is verbindend voor alle lidstaten die aan de aanneming ervan hebben deelgenomen. In de uit hoofde van artikel III-260 van de Grondwet vastgestelde Europese verordeningen of Europese besluiten worden de voorwaarden bepaald voor de deelneming van het Verenigd Koninkrijk en Ierland aan de evaluaties betreffende de gebieden die worden bestreken door deel III, titel III, hoofdstuk IV, afdelingen 2 en 3 van de Grondwet.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan ten minste 55% van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van die staten.

    Een blokkerende minderheid moet ten minste uit het minimumaantal van de leden van de Raad bestaan die meer dan 35% van de bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid van stemmen geacht te zijn verkregen.

    In afwijking van de tweede en de derde alinea wordt, wanneer de Raad niet besluit op voorstel van de Commissie of van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, onder de vereiste gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan ten minste 72% van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van die staten.

  • 2. 
    Indien een maatregel als bedoeld in lid 1 na een redelijke termijn niet met deelneming van het Verenigd Koninkrijk of Ierland kan worden vastgesteld, kan de Raad de in lid 1 bedoelde maatregel overeenkomstig artikel 1 vaststellen zonder deelneming van het Verenigd Koninkrijk of Ierland. In dat geval is artikel 2 van toepassing.

Artikel 4

Na de vaststelling van een maatregel overeenkomstig deel III, titel III, hoofdstuk IV, afdelingen 2 en 3 van de Grondwet, artikel III-263 of artikel III-275, lid 2, onder a), van de Grondwet, kunnen het Verenigd Koninkrijk en Ierland de Raad en de Commissie te allen tijde in kennis stellen van hun voornemen die maatregel te aanvaarden. In dat geval is de procedure van artikel III-420, lid 1, van de Grondwet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

Voor een lidstaat die niet gebonden is door een krachtens deel III, titel III, hoofdstuk IV, afdelingen 2 en 3 van de Grondwet of artikel III-263 of artikel III-275, lid 2, onder a), van de Grondwet, vastgestelde maatregel, mag deze maatregel geen andere financiële gevolgen hebben dan de ermee gepaard gaande administratieve kosten voor de instellingen, tenzij de Raad met eenparigheid van stemmen van al zijn leden anders besluit, na raadpleging van het Europees Parlement.

Artikel 6

Indien het Verenigd Koninkrijk of Ierland in gevallen als bedoeld in dit protocol gebonden is door een maatregel vastgesteld op grond van deel III, titel III, hoofdstuk IV, afdelingen 2 en 3 van de Grondwet of artikel III-260 van de Grondwet, voor zover dit artikel betrekking heeft op de door deze afdelingen bestreken onderwerpen, of artikel III-263 of artikel III-275, lid 2, onder a), van de Grondwet, zijn de desbetreffende bepalingen van de Grondwet op die staat van toepassing wat betreft die maatregel.

Artikel 7

De artikelen 3 en 4 laten het protocol betreffende het in het kader van de Europese Unie geïntegreerde Schengen-acquis onverlet.

Artikel 8

Ierland kan de Raad er schriftelijk van in kennis stellen dat het niet langer onder de bepalingen van dit protocol wenst te vallen. In dat geval zijn deze bepalingen niet meer van toepassing op Ierland.