Protocol betreffende enkele bepalingen van belang voor Frankrijk

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

WENSENDE, in overeenstemming met de algemene doeleinden van het Verdrag, enkele thans bestaande bijzondere vraagstukken te regelen,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, welke aan dat Verdrag zijn gehecht:

I. - Heffingen en steunmaatregelen

  • 1. 
    Jaarlijks wordt door de Commissie en door de Raad een onderzoek ingesteld naar het in het gebied van de Franse frank toegepaste stelsel van steunmaatregelen voor de uitvoer en van bijzondere heffingen bij invoer.

    Bij dit onderzoek geeft de Franse Regering kennis van de maatregelen welke zij zich voorstelt te nemen met het oog op de verlaging en de rationalisatie van het peil der steunmaatregelen en heffingen.

    Zij doet de Raad en de Commissie eveneens mededeling van nieuwe heffingen welke zij ingevolge nieuwe liberalisatiemaatregelen beoogt in te voeren alsmede van de herzieningen van de steunmaatregelen en de heffingen waartoe zij wenst over te gaan binnen de limiet van het op 1 januari 1957 geldende maximumpercentage voor heffingen. Deze verschillende maatregelen kunnen het onderwerp van bespreking in die instellingen uitmaken.

  • 2. 
    Indien de Raad van mening is dat het ontbreken van eenvormigheid schadelijk is voor bepaalde industriële sectoren der overige Lid-Staten kan hij, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie, besluiten de Franse Regering te verzoeken bepaalde maatregelen te nemen tot uniformisatie van de heffingen en van de steunmaatregelen, in elk van de drie categorieën, te weten: grondstoffen, halffabrikaten en eindprodukten. Indien de Franse Regering deze maatregelen niet neemt, machtigt de Raad, eveneens met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, de overige Lid-Staten tot het treffen van vrijwaringsmaatregelen waarvan hij de voorwaarden en wijze van toepassing vaststelt.
  • 3. 
    Indien de lopende rekening van de betalingsbalans van het gebied van de Franse frank langer dan een jaar in evenwicht is geweest en indien de monetaire reserves een peil hebben bereikt dat als bevredigend wordt beschouwd, in het bijzonder met het oog op de omvang van de buitenlandse handel van dit gebied, kan de Raad, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie, besluiten dat de Franse Regering het stelsel van heffingen en steunmaatregelen dient af te schaffen.

    Indien de Commissie en de Franse Regering niet tot overeenstemming komen omtrent de vraag of het peil der monetaire reserves van het gebied van de Franse frank als bevredigend kan worden beschouwd, onderwerpen zij zich aan het oordeel van een in onderlinge overeenstemming als scheidsrechter gekozen persoon of lichaam. Bij gebreke van overeenstemming wordt deze scheidsrechter door de president van het Hof van Justitie aangewezen.

    Bij de afschaffing waartoe aldus is besloten dient zodanig te werk te worden gegaan, dat daardoor het evenwicht van de betalingsbalans niet in gevaar wordt gebracht; in het bijzonder kan de afschaffing geleidelijk plaatsvinden. Wanneer deze afschaffing eenmaal heeft plaatsgevonden, worden de bepalingen van het Verdrag geheel en al toegepast.

    De uitdrukking "de lopende rekening van de betalingsbalans" dient te worden verstaan in de zin als aanvaard door de internationale lichamen en het Internationaal Monetair Fonds, dat wil zeggen als de handelsbalans en de onzichtbare transacties welke het karakter bezitten van inkomsten en van dienstverrichtingen.

II. - Vergoeding van overuren

  • 1. 
    De Lid-Staten zijn van mening dat het tot stand brengen van de gemeenschappelijke markt tot een zodanige toestand zal leiden aan het einde van de eerste etappe, dat de grondslag waarboven overuren worden vergoed, alsook de gemiddelde toeslag voor deze uren in de industrie, overeenstemmen met het in het jaar 1956 in Frankrijk bestaande gemiddelde.
  • 2. 
    Wanneer aan het einde van de eerste etappe de vorenomschreven toestand niet is verwezenlijkt, dient de Commissie Frankrijk te machtigen, ten opzichte van industrietakken welke benadeeld worden door de ongelijkheid in de wijze van vergoeding der overuren, vrijwaringsmaatregelen te treffen, waarvan zij de voorwaarden en wijze van toepassing vaststelt, tenzij gedurende deze etappe in dezelfde industrietakken in andere Lid-Staten de gemiddelde stijging van het loonpeil, in verhouding tot het gemiddelde van 1956, de gemiddelde stijging in Frankrijk te boven gaat met een percentage dat door de Commissie, na goedkeuring door de Raad die ter zake met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, is vastgesteld.

Fait à Rome, le vingt-cinq mars mil neuf cent cinquante-sept.

Geschehen zu Rom am fünfundzwanzigsten März neunzehnhundertsiebenundfü nfzig.

Fatto a Roma, il venticinque marzo millenovecentocinquantasette.

Gedaan te Rome, de vijfentwintigste maart negentienhonderd zevenenvijftig.

1.

Memorie van Toelichting van de Nederlandse Regering

Sub I - Heffingen en steunmaatregelen

Het Verdrag voorziet resp. in het onder de bijlagen opgenomen Protocol voor Frankrijk en dat voor Luxemburg in een tweetal specifieke uitzonderingen op de verplichting tot de geleidelijke afbraak van de hierboven genoemde maatregelen in het onderling verkeer gedurende de overgangsperiode.

De eerste en belangrijkste uitzondering heeft betrekking op het regime voor de speciale heffingen bij de invoer en hulp aan de uitvoer, dat Frankrijk op dit ogenblik handhaaft. Frankrijk wenste niet te aanvaarden, dat dit regime, dat in hoofdzaak om betalingsbalansredenen in het leven werd geroepen, automatisch met de gewone tarieven en andere heffingen, genoemd in artikel 13 i, zou worden afgebroken zonder dat de zekerheid bestond, dat de betalingsbalansoverwegingen niet meer zouden gelden. Voor de andere partners was het essentiële punt, dat zij niet konden aanvaarden, dat Frankrijk naar believen dit systeem, dat slechts voor bepaalde goederen geldt en als zodanig een discriminatoir karakter heeft, autonoom zou kunnen handhaven en hanteren.

De compromis-oplossing, welke kon worden gevonden en in bovengenoemd Protocol is neergelegd, bevat de volgende elementen:

  • Frankrijk mag dit speciale regime voorlopig handhaven en eventueel in de breedte uitbreiden tot die goederen, welke thans nog niet officieel in O.E.E.S.-verband zijn geliberaliseerd op het ogenblik, dat deze liberalisatie plaatsvindt.
  • Het mag de heffingen bij de invoer echter niet verhogen boven het huidige plafond van 15 pct.
  • Jaarlijks zullen de Europese Commissie en de Raad van Ministers dit regime onderzoeken, waarbij de Franse Regering haar plannen inzake de verzachting of rationalisering van het regime meedeelt.

Waar het systeem thans voor bepaalde goederen niet, voor andere produkten gedeeltelijk en voor een aantal produkten volledig geldt en juist dit discriminatoire element een van de bezwaren tegen het Franse systeem vormt, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie beslissen om aan de Franse Regering te verzoeken bepaalde maatregelen te nemen ter uniformisering van deze heffingen en subsidies in ieder van de drie categorieën grondstoffen, halffabrikaten en eindprodukten. Aanvaardt de Franse Regering deze maatregelen niet, dan zal de Raad de andere landen machtigen daartegen de nodige afweermaatregelen te nemen.

Zodra de lopende rekening van de Franse frank-zone gedurende meer dan een jaar in evenwicht is en de monetaire reserves een voldoende niveau hebben bereikt, kan de Raad op voorstel van de Europese Commissie met gekwalificeerde meerderheid besluiten, dat de Franse Regering dit régime spécial moet opheffen. Op deze wijze wordt de Franse autonomie dus doorbroken.

Indien over het al of niet voldoende zijn van de monetaire reserves geen overeenstemming bestaat tussen de Raad en de Franse Regering, zal hierin door een nader aan te wijzen arbitrage-orgaan uitspraak worden gedaan.

Na afschaffing van het regime, hetgeen geleidelijk kan geschieden, zal het regime niet weer kunnen herleven. Indien Frankrijk dan opnieuw betalingsbalansmoeilijkheden zou krijgen, zal het, conform het Verdrag, een beroep moeten doen op de normale procedure, voorzien in artikel 108 i of 109 i.

Tegen de hierboven genoemde regeling voor Frankrijk zijn vele bezwaren naar voren gebracht. De onderhavige regeling moet echter als een noodregeling worden gezien, welke wel niet officieel aan een bepaalde termijn gebonden is, maar welke naar haar aard toch tijdelijk moet worden geacht. Immers, Frankrijk zal toch onmogelijk voortdurend een tekort op de lopende rekening kunnen volhouden. Gehoopt moet worden, dat Frankrijk te gelegener tijd de maatregelen zal nemen, ten einde aan de huidige situatie een einde te maken.

Sub II - Overuren

De kwestie van de vergoeding van overuren is in het geheel niet in het Verdrag [in het Sociale Hoofdstuk, zoals door Frankrijk gewenst] zelf geregeld, maar in het Speciale Protocol voor Frankrijk, sub II, ter sprake gebracht. De reden is, dat de verdragspartners hieromtrent geen vaste verplichtingen op zich hebben willen nemen, maar er zich toe hebben beperkt de verwachting uit te spreken, dat, mede door de werking van de Gemeenschappelijke Markt, aan het eind van de eerste etappe in de industrie van alle landen een zelfde situatie zal zijn gegroeid als die, welke in 1956 in Frankrijk bestond, te weten een overwerkvergoeding van 25 pct. van het uurloon voor de uren, gedurende welke in een week boven het veertigste wordt gewerkt, en van 50 pct. voor de uren boven, 48. Het eerste gedeelte van, deze suggestie komt dus neer op een betaling van 8 x 25 pct. = 200 pct. van het uurloof, of wel 2 uurloon extra per week.

De betekenis van deze formulering is dus zeer bepaald niet, dat na 4 jaren de wettelijke arbeidstijd hier te lande 40 in plaats van 48 uren zou moeten bedragen. De Franse wetgeving ter zake welke overigens niet heeft verhinderd, dat na de tweede wereldoorlog in dat land algemeen langer dan 40 uur wordt gewerkt behoeft derhalve niet te worden overgenomen. Evenmin rust op onze industrie een absolute verplichting tot invoering van het vermelde overwerktarief.

Zou men tegen een dergelijke invoer bezwaren hebben, dan kan ook worden afgewacht, welke beschermingsmaatregelen eventueel door de Commissie ten gunste van de belanghebbende Franse bedrijfstakken zullen worden toegestaan, indien dit land hierom zou vragen op grond van de overweging, dat de ongelijkheid ten aanzien van de hier besproken overurenvergoeding bepaalde bedrijfstakken zou schaden. Ten slotte is ook nog de mogelijkheid voorzien; dat in ons land reeds uit anderen hoofde een zodanige verhoging van het gemiddelde loonpeil, optreedt, dat de Commissie op grond daarvan kan oordelen niet tot beschermingsmaatregelen ten gunste van Frankrijk te behoeven over te gaan.