Artikel 74: Gemeenschappelijk vervoersbeleid

73
Artikel 74
75

De doelstellingen van het Verdrag worden, wat het in deze titel geregelde onderwerp betreft, door de Lid-Staten nagestreefd in het kader van een gemeenschappelijk vervoerbeleid.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Toelichting Nederlandse regering

Van de aanvang der onderhandelingen af heersten over de vraag hoe het transport in de Gemeenschappelijke Markt zou moeten worden behandeld grote meningsverschillen. Deze hadden voornamelijk betrekking op twee belangrijke vragen.

  • De eerste was of op het transport ook de bepalingen in het Verdrag met betrekking tot de vrijmaking van het dienstenverkeer zouden moeten gelden.
  • De andere vraag was in welke mate de invloed van de vervoertarieven en vrachtprijzen op de concurrentieposities in het goederenverkeer aanleiding zouden moeten geven tot voorschriften omtrent de prijsvorming in de vervoersector.

Het behoeft welhaast geen betoog, dat de Nederlandse Regering de eerste vraag steeds bevestigend heeft beantwoord en, wat de tweede vraag betreft, gestreefd heeft naar het vastleggen van slechts enkele voor de goederenmarkt essentiële principes, die een gezonde prijsvorming en tariefstelling in het transport niet in de weg zouden mogen staan. Op deze wijze zou het vervoer als zelfstandige bedrijfstak het best zijn taak in de Gemeenschap kunnen vervullen.

Van Nederlandse zijde is, in overeenstemming met het advies van de Integratiecommissie van de S.E.R., tevens krachtig aangedrongen op opname in het Verdrag van een aantal grondslagen voor een gemeenschappelijk vervoerbeleid. De voornaamste hiervan vormen wel het streven naar rendabele vervoerondernemingen bij afschaffing van subsidies en bijzondere lasten; het baderen van vrachtprijzen en tarieven op de kosten van het vervoer enerzijds en de marktverhoudingen anderzijds.

Ten gevolge van de uiteenlopende meningen over de hierboven genoemde punten was het niet mogelijk overeenstemming te bereiken over regelen, die in het Verdrag zouden moeten worden opgenomen met betrekking tot de grondslagen van het vervoerregime in de Gemeenschap. In hoofdzaak moest daarom, voor zover het het transport betreft, worden volstaan met een "raamverdrag".

Van belang is, dat de eerste hierboven genoemde vraag wel in overeenstemming met de Nederlandse gedachten daaromtrent is opgelost. Het feit, dat de artikelen met betrekking tot het transport in het eerste deel van het Verdrag zijn opgenomen, alsmede de inhoud van artikel 74, met name in het licht van artikel 61 i, zijn duidelijke aanwijzingen daarvoor.

Wat de tweede door ons hierboven opgeworpen vraag betreft, kan worden opgemerkt, dat opname in het Verdrag van verschillende voorstellen, welke naar Nederlandse opvatting enerzijds voor de goede werking van de goederenmarkt niet noodzakelijk waren en anderzijds op het toekomstige gemeenschappelijke vervoerbeleid een ongunstige invloed zouden hebben uitgeoefend, kon worden voorkomen.

De artikelen 74 t/m 78 geven thans het transportaspect, op zich zelf bezien. De invloed, die de vervoerkosten op het concurrentiepatroon in het goederenverkeer kunnen hebben, heeft geleid tot opneming van de artikelen 79, 80 en 81.

De instellingen van de Gemeenschap hebben in de artikelen 74 en 75 de belangrijke opdracht gekregen voor de zes landen een gemeenschappelijk vervoerbeleid uit te werken, met name wat het internationale vervoerregime en de toelating van buitenlanders tot het nationale vervoer in elk der landen betreft.

2.

Ontwikkeling artikel

1957

De doelstellingen van het Verdrag worden, wat het in deze titel geregelde onderwerp betreft, door de Lid-Staten nagestreefd in het kader van een gemeenschappelijk vervoerbeleid.

2002

De doelstellingen van het Verdrag worden, wat het in deze titel geregelde onderwerp betreft, door de lidstaten nagestreefd in het kader van een gemeenschappelijk vervoerbeleid.