Hoofdstuk 2 - Het Europees Sociaal Fonds

Inhoudsopgave van deze pagina:

123: Doelstellingen

Ten einde de werkgelegenheid voor de werknemers in de gemeenschappelijke markt te verbeteren en zodoende bij te dragen tot verhoging van de levensstandaard, wordt in het kader van de volgende bepalingen een Europees Sociaal Fonds opgericht dat tot taak heeft binnen de Gemeenschap de tewerkstelling te vergemakkelijken en de geografische en beroepsmobiliteit van de werknemers te bevorderen.

124: Organisatie van het beheer

Het beheer van het Fonds berust bij de Commissie.

De Commissie wordt in deze taak bijgestaan door een comité dat onder het voorzitterschap staat van een lid van de Commissie en samengesteld is uit vertegenwoordigers van de regeringen en van de vakverenigingen van werknemers en van werkgevers.

125: Omschrijving van de vergoedingen

  • 1. 
    Op verzoek van een Lid-Staat vergoedt het Fonds in het kader van de bij artikel 127 bedoelde regeling 50% der uitgaven welke door die Staat of door een publiekrechtelijk lichaam na de inwerkingtreding van dit Verdrag zijn gedaan:
    • a) 
      om aan werknemers produktieve nieuwe werkgelegenheid te verschaffen door
      • herscholing,
      • vergoedingen voor verplaatsingskosten,
    • b) 
      om steun te verlenen ten gunste van werknemers wier werkgelegenheid geheel of gedeeltelijk wordt ingekrompen of tijdelijk opgeheven ten gevolge van een overschakeling van de onderneming op andere produktie, ten einde hun beloning op hetzelfde peil te houden totdat zij wederom volledig tewerk worden gesteld.
  • 2. 
    De bijdrage van het Fonds in de kosten van herscholing is afhankelijk van de voorwaarde dat de werkloze werknemers slechts konden worden tewerkgesteld in een nieuw beroep en dat zij gedurende ten minste zes maanden een produktieve betrekking hebben gevonden in het beroep waarvoor zij herschoold zijn.

    De bijdrage in de vergoedingen voor verplaatsingskosten is afhankelijk van de voorwaarde dat de werkloze werknemers genoodzaakt waren binnen de Gemeenschap van woonplaats te veranderen en in hun nieuwe verblijfplaats gedurende ten minste zes maanden een produktieve betrekking hebben gevonden.

    De bijdrage verleend ten gunste van de werknemers in geval van overschakeling van een onderneming is afhankelijk van de volgende voorwaarden:

    • a) 
      dat de betrokken werknemers gedurende ten minste zes maanden wederom volledig zijn tewerkgesteld in die onderneming,
    • b) 
      dat de belanghebbende regering vooraf een door de betrokken onderneming opgesteld plan heeft ingediend inzake de overschakeling in kwestie en de financiering daarvan en
    • c) 
      dat de Commissie aan dit plan tot overschakeling vooraf haar goedkeuring heeft gegeven.

126: Besluitvormingsprocedure bij beleidswijzigingen

Na het verstrijken van de overgangsperiode kan de Raad op advies van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en van de vergadering

  • a) 
    met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bepalen dat de bij artikel 125 bedoelde bijdragen geheel of gedeeltelijk niet meer zullen worden verleend,
  • b) 
    met eenparigheid van stemmen de nieuwe taken vaststellen die aan het Fonds kunnen worden toevertrouwd in het kader van zijn opdracht als omschreven in artikel 123.

127: Bepaling van voorschriften en voorwaarden voor verlening bijdragen uit het Fonds

Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en van de Vergadering stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de voorschriften vast welke noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de artikelen 124 tot en met 126; hij bepaalt met name de wijze van toepassing daarvan zowel met betrekking tot de voorwaarden waaronder de bijdragen uit het Fonds worden verleend overeenkomstig artikel 125, als inzake de groepen van ondernemingen aan welker werknemers de bij artikel 125, alinea 1 b), bedoelde bijdragen ten goede komen.

128: Beginselbepaling voor gemeenschappelijk beleid beroepsopleidingen

Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité stelt de Raad de algemene beginselen vast voor de toepassing van een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding dat kan bijdragen tot een harmonische ontwikkeling zowel van de nationale economieën als van de gemeenschappelijke markt.