Kritiek Tweede Kamer op informatie over Europese grondwet
Een meerderheid van de Tweede Kamer vindt dat de regering de kamer slecht (of helemaal niet) informeert over de Nederlandse strategie bij de onderhandelingen over een nieuw Europees verdrag. Dat bleek tijdens een spoeddebat van de Commissie voor Europese Zaken i met de staatssecretaris voor Europese Zaken, Frans Timmermans i, op 23 mei. Aanleiding voor dit debat vormden vragen van de Kamer over de inzet van de Nederlandse regering bij de onderhandelingen over een nieuw Europees verdrag. Dit verdrag moet de Europese Grondwet vervangen, die door zowel de Nederlandse als de Franse bevolking in 2005 per referendum naar de prullenbak werd verwezen.
Opstelling Tweede Kamer
Tijdens het debat ontstond ophef over het feit dat de minister van Buitenlandse Zaken, Maxime Verhagen i, een interne gespreksnotitie gekregen bleek te hebben voor een lunch met Europese ambassadeurs, waarin in acht duidelijke punten de Nederlandse inzet wat betreft een nieuw Europees verdrag uiteen werd gezet. Volgens kamerlid Harry van Bommel i (SP), kwamen deze punten niet overeen met eerdere informatie van het kabinet aan de Kamer (in de brieven van 19 maart en 21 mei jl.). Er ontbraken volgens Van Bommel drie punten in die brieven:
-
1.Geen Europese Minister van Buitenlandse Zaken maar een 'coördinator' voor Buitenlandse Zaken
-
2.Geen opname van het Handvest van de Grondrechten in het verdrag
-
3.Het intact houden van de `pijlerstructuur i ' van de EU (waarbij op de terreinen van buitenlands beleid en justitie beslissingen op basis van unanimiteit worden genomen)
Hoewel Timmermans de Kamer verzekerde dat de inhoud van de gespreksnotitie overeenkomt met eerdere informatie van de regering aan de Kamer, én hij de parlementariërs tegemoet probeerde te komen door de interne notitie van Verhagen rond te laten delen, bleef een meerderheid in de Tweede Kamer boos over de slechte informatievoorziening.
Een belangrijk onderwerp in het debat was de vraag of de regering van plan is ook het nieuwe verdrag per referendum voor te leggen aan de bevolking. Over deze kwestie werd de woordvoerder namens de PvdA, Luuk Blom, kritisch ondervraagd. In het PvdA-verkiezingsprogramma staat namelijk dat er bij een nieuw "(grondwettelijk)verdrag" een referendum moet komen. De twee haakjes bleken voer voor een hevige discussie. Volgens Femke Halsema i (Groen Links) en Harry van Bommel (SP) betekent dit namelijk dat de PvdA elk nieuw verdrag aan de kiezers zal voorleggen. Hoewel Blom in eerste instantie een referendum leek toe te zeggen door te stellen dat de PvdA als één van de initiatiefnemers van het vorige referendum ook nu die kiezers serieus zou nemen, kwam hij daar nog tijdens het debat op terug. Het nieuwe verdrag moet volgens hem 'referendabel' zijn, hetgeen moet blijken uit een toets door de Raad van State. De Raad van State, het belangrijkste adviesorgaan van de regering, moet onderzoeken of de nieuwe verdragstekst grondwettelijke elementen bevat. Als dit inderdaad het geval blijkt te zijn, dan zal de Raad van State een referendum adviseren.
Reactie staatssecretaris Timmermans
Nadat de verschillende politieke partijen hun visie op het nieuwe verdrag voor de Europese Unie uiteengezet hadden (deze standpunten varieerden van de oproep tot afschaffing van het Europees Parlement door de PVV tot de wens voor een nog veel krachtiger Europa van D66), gaf staatssecretaris Timmermans zijn reactie. In feite was dit het belangrijkste moment in het debat, aangezien Timmermans als staatssecretaris namens de regering spreekt, en zijn opmerkingen de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen over het nieuwe Europese verdrag weergeven.
Timmermans bracht vier punten aan de orde:
-
1.Door af te zien van een Europese Minister van Buitenlandse Zaken, en te kiezen voor een `coördinator' voor Buitenlandse Zaken, wil Nederland de illusie van Europese staatsvorming voorkomen. De naam 'Minister van Buitenlandse Zaken' wekt namelijk de indruk dat nationale ministers aan belang inboeten en dat is niet zo. Hoewel Timmermans het zei te betreuren dat de EU nog niet toe is aan een Europees Buitenlands beleid op basis van meerderheidsbesluitvorming, is het volgens de staatssecretaris nu eenmaal de politieke realiteit dat de lidstaten (nog) niet bereid zijn op dit terrein nationale bevoegdheden af te staan.
-
2.Wat betreft de overgang van unanimiteitsbesluitvorming naar meerderheidsbesluitvorming, stelde Timmermans dat de kern van het economische succes in Europa juist het feit is dat er slagvaardig opgetreden kan worden ten behoeve van de interne markt. Dit is mogelijk doordat lidstaten op dit terrein geen veto tot hun beschikking hebben, maar doordat beslissingen op basis van meerderheidsbesluitvorming i worden genomen. De Nederlandse regering kan volgens Timmermans echter alleen een overgang naar meer meerderheidsbesluitvorming accepteren op die terreinen waarover door alle nationale parlementen is ingestemd. Wat betreft de terreinen van justitie en criminaliteit, geldt volgens Timmermans bovendien dat Nederland niet voorzichtig genoeg kan zijn met het uit handen geven van de nationale bevoegdheden.
-
3.Timmermans wil het Handvest van de Grondrechten niet in het nieuwe verdrag opnemen maar ernaar verwijzen. Dit moet voorkomen dat het nieuwe verdrag grondwettelijke trekken krijgt. Timmermans gaat nog uitzoeken of een verwijzing dezelfde juridische status heeft als een opname; dat is namelijk wel zijn bedoeling. Timmermans waarschuwde echter voor het heersende misverstand, dat van het Handvest een horizontale juridische werking in de lidstaten zou uitgaan (dat wil zeggen: de garantie van rechten van de Poolse burger ten opzichte van de Poolse overheid). Het Handvest is uitsluitend bedoeld voor EU-burgers ten opzichte van de EU-overheid.
-
4.Timmermans waarschuwde voor mogelijke verwarring wat betreft de term 'rode kaart procedure'. Volgens wordt daar in Brussel onder verstaan dat één nationaal parlement een wetsvoorstel kan tegenhouden, terwijl de Nederlandse interpretatie hiervan is dat een meerderheid van Europese nationale parlementen een wetsvoorstel tegen kan houden, in het geval het niet voldoet aan de subsidiariteitscriteria. Bovendien laat het Nederlandse parlement volgens Timmermans nu al te vaak kansen onbenut om zich te laten gelden in het Europese besluitvormingsproces.
De Europese regeringsleiders zullen tijdens een topontmoeting op 21 en 22 juni aanstaande, overeenstemming proberen te bereiken over de tekst van een nieuw Europees verdrag.
bron: Bureau Europees Parlement i