De onbekommerde bungeejumper

Met dank overgenomen van ScienceGuide, gepubliceerd op woensdag 21 mei 2008.

Op deze derde woensdag van mei komt het kabinet met zijn eerste verantwoording van het de facto gevoerde beleid. ScienceGuide kijkt daarom terug op een jaar Plasterk en analyseert de agenda, aanpak en stijl van de minister: geen een-tweetjes, wel Agtiaanse parafernalia, het dooddrukken van BON en het gelijk van de kwinkslag.

Zelden was het hoger onderwijs zo ingenomen met de benoeming van een nieuwe bewindspersoon. Dat hoger onderwijs na drie kort zittende staatssecretarissen weer bij een echte minister in de portefeuille kwam, kon op algemene instemming rekenen. Ook de statuur van de man sloot geheel aan bij de wensen van met name de universiteiten. Want wie zou de belangen van de wetenschap beter kunnen behartigen dan iemand als de evolutionair bioloog Ronald Plasterk?

Wat Wouter wilde

Wouter Bos haalde Ronald Plasterk naar Den Haag uit behoefte aan een nieuwe generatie van gezichtsbepalende sociaaldemocratische politici. Eind 2006 had hij in zijn boekje Wat Wouter Wil nog geschreven dat hij de Amsterdamse onderwijswethouder Ahmed Aboutaleb wel zag zitten als minister van OCW. Vrouwen als Mariëtte Hamer of Ankie Verlaan waren als PvdA-gezichten blijkbaar toch niet voldoende vernieuwend voor de partijleider. Signalen over Aboutalebs functioneren in de maanden na de publicatie van het boek noopten de PvdA-top kennelijk om uit te wijken naar Ronald Plasterk, de gelauwerde Spinozist die op een ‘Nobel’ na alles al bereikt had in de wetenschap en toe was aan een nieuwe uitdaging voorbij de zebravisjes.

Bij het aantrekken van Plasterk zal zijn vermogen tot ‘afdekken’ van de SP ongetwijfeld een rol hebben gespeeld, gelet op de even onverwachte als desastreuze verkiezingsuitslag voor Bos. In het najaar van 2006 werd er in de media steeds luider geklaagd over de managers in het onderwijs. VU-docent filosofie Ad Verbrugge kreeg met filippica’s tegen bureaucratie in met name het VO zoveel weerklank, dat hij besloot tot oprichting van de vereniging Beter Onderwijs Nederland. Als columnist nam Plasterk een deel van die redeneringen over. Zo nam hij niet alleen BON wind uit de zeilen, maar ook de SP. Die had zich het zelden socialistische betoog van BON snel eigengemaakt via kamerlid Fenna Vergeer.

Eigen baas

Na aanvankelijke vreugde over de benoeming van minister Plasterk, groeide in het hoger onderwijs verwarring. Bestuurders vroegen zich af wat ze nu eigenlijk aan deze bewindsman hadden. In het polderlandschap van het hoger onderwijs leven namelijk duidelijke verwachtingspatronen van een minister. De bewoner van de Hoftoren wordt geacht over de volle breedte aan de beleidsdiscussie over het hoger onderwijs mee te doen en daar consistente visies over te ontvouwen: denk aan de HOAK-nota, ‘principal-agent’-filosofie of Begeisterung en leerrechten.

De kersverse minister Plasterk liet al snel blijken een andere koers te willen varen. Voor klachten van enkele studenten in De Telegraaf of brand op een universiteit veegt hij mediamiek zijn agenda schoon. Maar uitnodigingen voor fundamentele beleidsconferenties slaat hij meer dan eens af, of zegt op het laatst af.

Dit heeft zeker ook te maken met agendatechnische beperkingen. Zo kost de zetel in de Zeshoek over de financiële en sociaal-economische beleidszaken in het kabinet meer tijd en energie dan bij een ‘regulier OCW-bewindsman’ het geval zou zijn. Dit blijkt dezer dagen opnieuw in het moeizaam beraad over de Wajong. Plasterk gaat bovendien zelf over emancipatie en cultuur. In die exposure-rijke portefeuilles heeft hij misschien wel meer plezier dan in het hoger onderwijs.

Maar er is nog iets anders aan de hand. Plasterk lijkt zich voorgenomen te hebben niet ingekapseld te raken in Haagse beleidsmolens en mores. Hij toont niet alleen onafhankelijkheid tegenover het veld, maar ook ten opzichte van zijn eigen PvdA en ministerie. Een-tweetjes met de partijleider of fractievoorzitter hebben we nog niet kunnen zien. Eerder het omgekeerde, zoals bij oprispingen over het afschaffen van de basisbeurs om de lerarensalarissen te financieren. Ronald Plasterk is zijn eigen baas. Bij bestuurders, fractiechefs of partijwhips scoort hij daarmee geen punten, bij de media wel. Plasterk weet dat en gokt erop dat dit genoeg is voor zijn beleidsambities.

Een thema dat hem wel - en steeds weer merkbaar - na aan het hart ligt, is de individuele onderzoeker of docent. Plasterk wil talentvolle individuen stimuleren, desnoods ten koste van institutionele belangen van universiteiten of onderzoeksinstellingen. Daarom heeft hij ook besloten om 100 miljoen euro over te hevelen van de universiteiten naar NWO. Het is een beleid dat deze niet leuk vinden, maar dat wel op brede instemming kan rekenen.

Leuven ligt in Europa

Een thema dat veel minder aandacht krijgt, is Europa. OCW heeft op dat punt behoorlijk wat huiswerk liggen. In het voorjaar 2009 zit minister Plasterk samen met zijn Vlaamse en Luxemburgse collega in Leuven een conferentie voor over de toekomst van het Europese hoger onderwijs na ‘Bologna’. Daar worden de lijnen uitgezet voor de Europese kennissector voor de komende 20 tot 30 jaar. En die vormen meer dan ooit de context voor het Nederlands hoger onderwijs.

De agenda van Nederland voor die conferentie is echter nog volstrekt onduidelijk. Plasterk heeft zich er nauwelijks over uitgelaten. In een interview noemde hij de bevordering van mobiliteit onder studenten en docenten een van de hoogste prioriteiten, want “een toename van de mobiliteit in Europa zal tot gevolg hebben dat kwaliteit zich gaat clusteren.” Dat aspect raakt echter nauwelijks de fundamentele discussies die in Leuven gevoerd moeten gaan worden. De Vlaamse collega’s - die veel strategische punten willen scoren in Leuven - lijken de wanhoop nabij over OCW’s leegte, zo verneemt ScienceGuide steeds vaker.

Dat Plasterk eigenzinnig is, wil nog niet zeggen dat hij het veld geheel links laat liggen. Zo nam hij voor de bekostiging van het hoger onderwijs een voorstel over dat hij door de koepels had laten formuleren. In dergelijke structuur bepalende aspecten prefereert hij consensus uit het veld en komt alleen met een eigen oplossing als de koepels en studenten er samen niet uitkomen. Dit subsidiariteitsbeginsel of corporatisme zelfs mag verrassend lijken voor een PvdA-minister, maar duidt wellicht vooral op weinig ambitie in het maken van eigen structuur, voorstellen en transformaties.

“We voeren het uit”

Zijn vaardigheden als columnist weet Plasterk nog steeds uit te buiten. Met oneliners weet hij de zalen in het land te bespelen en blijft hij een graag geziene gast in talkshows. Hij maakt de politiek heel persoonlijk door verhalen met anekdotes over zijn kinderen, zijn schooltijd of zijn tijd als onderzoeker. Maar zo’n beleidsvertoog is daardoor ook beperkt van betekenis, want een onderzoekscarrière in het Hubrecht Laboratorium is representatief noch exemplarisch voor het hoger onderwijs in Nederland, of zelfs de R&D in brede zin.

Ook werken apodictische formuleringen niet altijd goed uit. In oktober 2007 nam de minister -de ochtend van zijn Mein Kampf uitglijer- het rapport LeerKracht! in ontvangst. Daarin pleitte de commissie-Rinnooy Kan voor een forse kwaliteitsverbetering van het leraarschap, onder meer door het verhogen van salarissen met 1,2 miljard euro. Plasterk riep direct: “We voeren het uit”. Het was een staaltje ‘politiek bungee jumpen’ - zoals partijgenoot en voorganger Ritzen ooit zijn eigen beleid duidde - dat zelfs de commissieleden te ver ging. Hij maakte immers het welslagen nu tot een individueel proces en sloeg zich daarmee feitelijk veel onderhandelingsruimte met kabinet, parlement en vakorganisaties uit handen. Belangrijke delen van het advies zijn dan ook niet of mondjesmaat uitgevoerd vooralsnog.

Als minister heeft Ronald Plasterk iets onbekommerds. Hij hoeft zich ook niet meer te bewijzen, dat deed hij als wetenschapper al: “De impact van het Hubrecht Instituut bedraagt ruim tweemaal het wereldgemiddelde. Onderzoekers van het Hubrecht Instituut publiceren in tijdschriften met een hoge impact,” zo meldden de NOWT-scores van de wetenschap in ons land.

Plasterk geniet à la Dries van Agt dan ook zichtbaar van de parafernalia van het ministerschap, maar maakt niet de indruk grote ideeën of interventies in cultuur of onderwijs nodig te achten. Grootscheepse onderwijshervormingen zijn na Dijsselbloem toch taboe. Ook kleinere veranderingen - als intakegesprekken voor aankomende studenten - moeten daarom ‘Dijsselbloem-proof’ zijn. Daar komt dan zijn eigenzinnigheid weer om de hoek. Want regelmatig zijn zijn suggesties alles behalve dat.

Zo wil Plasterk zulke intake-gesprekken als alternatief voor vormen van selectie aan de poort en als middel tegen uitval en laag rendement van opleidingen. Uit een analyse van ScienceGuide blijkt dat dit gaat niet over het ‘wat’. Dit gaat primair over het ‘hoe’. En volgens Dijsselbloem moet de overheid als beleidsmaker zich nu juist verre houden van sturing - laat staan en détail - op het punt van het ‘hoe’.

Agtiaans gelijk

Blijft de vraag onbeantwoord die bij zijn aantreden al gesteld werd door Mathijs Bergman en Diederik van Deursen van de Vereniging voor Medisch-Wetenschappelijke Onderzoekers (VMWO): ‘Gaan we iets hebben aan Plasterk?’ Hun zorg toen was: “Onderzoekers moeten tijdens hun opleiding, promotie en postdoc banen ook voorbereid worden op een sleutelrol buiten de universiteit, waar 95% van hen uiteindelijk zijn of haar broodwinning zal vinden.

Het is onverstandig om alleen te investeren in een opleiding als topwetenschapper, als dit voor slechts 5% is weggelegd. Bredere scholing van wetenschappers, helpt ook de maatschappij en het bedrijfsleven de meerwaarde van een academische promotie in te zien en te belonen in functie inhoud en salaris. Wij hopen dat de “ex-wetenschapper” Plasterk slaagt om een brug te slaan tussen wetenschap en samenleving.”

Belangrijk punt voor het slaan van deze brug zal zijn hoe Plasterk om weet te gaan met kritische kanttekeningen en met wie deze zetten. Een Agtiaans gelijk van de kwinkslag doet het bij Pauw & Witteman wellicht nog een tijdje, maar in het bredere HO-debat en in de Kamer wil dat sneller sleets worden. Kritiek kan bij onderwijsministers ook averechts werken, zo leert de historie. “Mijn vrees is dat Plasterk er zich ook door bevestigd kan gaan voelen, zoals Jo Ritzen dat destijds dacht. Dat is wel een risico,” zei op 1 mei 2007 een geestverwant uit de Eerste Kamer al eens tegen ScienceGuide.