Artikel 5: Eedaflegging Voorzitter bij opening vergaderingen

4
Artikel 5
6

De Voorzitter opent de Vergadering in dezer voege:

"Het werk, Medeburgers, waartoe wij thands geroepen zijn, vordert de plegtige herinnering van het belang, dat 'er voor ons en voor alle onze Medeburgers, wier zaak wij alhier waarnemen, ligt in de gelukkige keuse van eenen Man, op wiens schouders, benevens anderen, met hem in het Bestuur te plaatsen, deszelfs gewigtige last zal rusten."

"Dat dan het besef van dit belang, en van onze duure verpligting, ons alles doe ter zijde zetten, wat ons beletten zou, zoodanig eenen te benoemen, toegedaan aan de heilige beginselen en voorschriften onzer Staatsregeling, dien elk onzer in gemoede, als den braafsten en kundigsten tot zulk eenen aanmerkelijken post, beschouwt, ten einde elk onzer een gerust geweten hebbe voor God en het Vaderland!"

"Ik maak dus geene zwaarigheid, om, op nieuw, de volgende Verklaaring afteleggen:"

"Ik verklaar, eenen onveranderlijker afkeer te hebben van het Stadhouderschap, Foederalisme, de Aristocratie, en de Regeeringloosheid. Ik beloof, dat ik, in alle de benoemingen, die ik heden zal doen, niemand stemmen zal, dien ik in waarheid geloove een aanhanger van het Stadhouderlijk of Foederatief Bestuur, of voorstander van Aristocratie en regeeringloosheid te zijn."

"Dit verklaar ik op mijne Burgertrouw."