Toespraak van voorzitter Caldeira bij presentatie Jaarverslag Europese Rekenkamer 2009

Met dank overgenomen van Europese Rekenkamer i, gepubliceerd op dinsdag 9 november 2010.

PRESIDENT VAN DE EUROPESE REKENKAMER

PRESENTATIE VAN HET JAARVERSLAG 2009 AAN DE COMMISSIE BEGROTINGSCONTROLE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

BRUSSEL, 9 NOVEMBER 2010

Alleen de uitgesproken versie geldt

Mijnheer de Voorzitter,

Geachte leden,

Dames en heren,

Het is mij een eer, uw commissie vandaag het Jaarverslag van de Europese Rekenkamer over de uitvoering van de EU-begroting en het Jaarverslag over de Europese Ontwikkelingsfondsen over het begrotingsjaar 2009 te kunnen presenteren.

Thans doet zich de gelegenheid van een serieuze hervorming voor. Het Verdrag van Lissabon startte het proces in 2009. De ontwerpherziening van het Financieel Reglement geeft de richting van de hervorming later dit jaar aan, maar het volgend jaar is bepalend voor de vorm van het financieel beheer in de EU voor lange tijd.

Ik zou in de eerste plaats de vier kernboodschappen van het Jaarverslag van dit jaar willen presenteren en vervolgens willen stilstaan bij de bredere conclusies en aanbevelingen van de recente adviezen van de Rekenkamer die het meest relevant zijn voor de hervorming.

De kernboodschappen hebben betrekking op: de betrouwbaarheid van de rekeningen over 2009; de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen; een vergelijking van de resultaten van dit jaar met die van voorgaande jaren, en de meerjarige correctie van fouten.

Wat betreft het eerste punt, de rekeningen

De Rekenkamer concludeert dat de rekeningen van de Europese Unie een getrouw beeld geven van de financiële situatie en van de resultaten van de verrichtingen en kasstromen.

Dit is al het derde achtereenvolgende jaar dat de Rekenkamer de rekeningen vrij van materiële afwijkingen, en derhalve betrouwbaar heeft bevonden.

Het ontbreken van materiële afwijkingen wil echter niet zeggen dat er geen risico bestaat dat er in de toekomst afwijkingen zullen voorkomen. Er kunnen nog steeds verbeteringen worden aangebracht in de boekhoudsystemen van sommige directoraten-generaal van de Commissie, met name wat betreft de boekhouding van voorfinanciering en de desbetreffende afsluiting aan het eind van het jaar, alsmede van facturen/kostendeclaraties.

Wat betreft de wettigheid en regelmatigheid constateerde de Rekenkamer dat de Ontvangsten evenals in voorgaande jaren geen materiële fouten bevatten en dat de toezicht- en controlesystemen voor de ontvangsten doeltreffend waren.

Evenals in voorgaande jaren bevatten ook de vastleggingen geen fouten van materieel belang. De tweede kernboodschap van het jaarverslag luidt evenwel dat de betalingen uit de begroting nog steeds fouten van materieel belang bevatten, behalve op twee uitgaventerreinen.

De twee uitzonderingen zijn: Administratieve uitgaven, waar sinds vele jaren werd geoordeeld dat de systemen voldeden aan het Financieel reglement, en Economische en financiële zaken.

Bij alle andere uitgaventerreinen, of “beleidsgroepen”, constateerde de Rekenkamer foutenniveaus van materieel belang.

Bij Landbouw en natuurlijke hulpbronnen, dat goed is voor bijna de helft van de begroting, schatte de Rekenkamer het foutenpercentage op tussen 2 en 5%. Dit is iets hoger dan vorig jaar. Het resultaat is echter verenigbaar met het oordeel van de Rekenkamer in beide jaren dat de systemen slechts deels doeltreffend zijn.

De meeste fouten vloeiden voort uit een te hoge opgave van subsidiabele grond door begunstigden in het kader van de bedrijfstoeslagregeling en de regeling inzake één enkele areaalbetaling. De Rekenkamer geeft in overweging het foutenrisico te verkleinen door de kwaliteit te verbeteren van de gegevens in de databases die worden gebruikt voor de toekenning van rechten en de berekening van betalingen en door de regels over grondgebruik en -behoud te verduidelijken en af te dwingen.

Cohesie, de tweede grootste groep van beleidsterreinen, die bijna een derde van de begroting uitmaakt, blijft het enige begrotingsterrein waar het geschatte foutenpercentage hoger is dan 5%.

Ongeveer driekwart van dit geschatte foutenpercentage heeft betrekking op ernstige fouten van nationale instanties bij de toepassing van de regels inzake overheidsopdrachten. De rest betreft meestal de betaling van niet-subsidiabele kosten bij een aanzienlijk deel van de aanvragen van begunstigden ter vergoeding van door hen gemaakte kosten.

De Rekenkamer schat dat bijna een derde van de fouten die zijn aangetroffen in de onderzochte tussentijdse en saldobetalingen door de lidstaten ontdekt en gecorrigeerd had kunnen worden voordat de uitgaven voor de Commissie werden gecertificeerd, aangezien uit de controle is gebleken dat zij daartoe de informatie hadden.

Over het geheel genomen beschouwt de Rekenkamer de systemen bij Cohesie als slechts deels doeltreffend en doet zij vier aanbevelingen aan de Commissie:

  • Ten eerste, de nationale autoriteiten aan te sporen de correctiemechanismen nauwgezet te hanteren alvorens de uitgavendeclaraties in te dienen;
  • Ten tweede, ervoor te zorgen dat, wanneer niet-subsidiabele uitgaven worden ontdekt, deze door nationale instanties niet worden vervangen door nieuwe uitgaven die ook weer onregelmatig zijn;
  • Ten derde, haar toezichthoudende rol te gebruiken om te waarborgen dat de nationale beheers- en controlesystemen voor de periode 2007-2013 doeltreffend functioneren;
  • Ten slotte, nauwlettend toe te zien op de toepassing door de lidstaten van de EU-richtlijnen op het gebied van overheidsopdrachten.

Betalingen voor Onderzoek, energie en vervoer bevatten ook nog steeds fouten van materieel belang, en de systemen zijn nog steeds slechts deels doeltreffend. Evenals in 2008 schat de Rekenkamer het foutenpercentage op tussen 2 en 5%.

De meeste fouten in deze beleidsgroep ontstaan door vergoeding van te hoog opgegeven personeels- en indirecte kosten die worden gedeclareerd door bij onderzoeksprojecten betrokken begunstigden.

Voor de beleidsgroep Externe steun, ontwikkeling en uitbreiding blijft de situatie hetzelfde als vorig jaar: de betalingen bevatten fouten van materieel belang en de controlesystemen waren deels doeltreffend.

Het geschatte foutenpercentage blijft tussen 2 en 5% liggen. De fouten hebben grotendeels betrekking op de subsidiabiliteit van de uitgaven, hoewel de Rekenkamer ook een aantal gevallen constateerde waarin de regels inzake overheidsopdrachten niet werden nageleefd.

De Rekenkamer doet een aantal aanbevelingen aan elk van de bij dit terrein betrokken DG’s om specifieke gebreken in hun internecontrolesystemen aan te pakken.

Externe steun wordt ook geboden door EuropeAid door middel van de Europese Ontwikkelingsfondsen, waarover de Rekenkamer een afzonderlijk jaarverslag uitbrengt.

Voor 2009 verstrekt de Rekenkamer een goedkeurende verklaring over de betrouwbaarheid van de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen. Er zij echter op gewezen dat de systemen slechts deels doeltreffend zijn.

Op het begrotingsterrein Onderwijs en burgerschap ten slotte, constateerde de Rekenkamer dat een foutenniveau van materieel belang in de programma’s en projecten uit eerdere programmeringsperioden die in 2009 werden afgesloten, niet werden ontdekt en gecorrigeerd door de systemen van de Commissie.

Als wij de resultaten van dit jaar analyseren en vergelijken met die van voorgaande jaren, dan zien we dat de meest significante verandering zich voordoet bij Cohesie.

Hiermee kom ik op de derde kernboodschap van het Jaarverslag van dit jaar: de schatting van het meest waarschijnlijke foutenpercentage in de uitgaven voor Cohesie lag aanzienlijk lager dan in voorgaande jaren, en voor de begroting als geheel is de schatting door de Rekenkamer van het foutenpercentage de afgelopen jaren gedaald.

Wel moet er enige voorzichtigheid worden betracht voordat men conclusies trekt over een tendens bij Cohesie; als gevolg van veranderingen in uitgavenpatronen kan de betalingenpopulatie van jaar tot jaar aanzienlijk verschillen, waarbij 2009 duidelijk verschilde van 2008.

Niettemin was de vermindering van het geschatte foutenpercentage bij Cohesie significant en overtrof die - qua omvang en effect op het algehele regelmatigheidsniveau - de stijging van het geschatte foutenpercentage bij Landbouw en natuurlijke hulpbronnen. De schatting van het foutenniveau voor de begroting als geheel is in 2009 daarom lager dan in 2008, waarmee wederom de in de laatste jaren gesignaleerde neerwaartse trend wordt bevestigd.

Maar er is geen garantie dat deze trend zal doorzetten. Zoals ik al eerder beklemtoonde zijn de systemen nog steeds slechts deels doeltreffend in alle beleidsgroepen, behalve bij Administratieve uitgaven.

We moeten anderzijds ook de meerjarige aard van de beheers- en controleregelingen onderkennen. Fouten bij de betalingen in 2009 kunnen in latere jaren worden ontdekt en gecorrigeerd dank zij de inzet van meerjarige correctiemechanismen. Daarom heeft de Rekenkamer opnieuw een nauwgezet onderzoek ingesteld naar de informatie die de Commissie heeft verstrekt over terugvorderingen en andere financiële correcties.

Hoewel de Commissie in 2009 de positieve stap heeft gezet om de informatie over correcties in de rekeningen uit te breiden en te verbeteren, is die informatie niet volledig betrouwbaar, omdat er op terreinen zoals Cohesie gebreken bestaan in de systemen van de lidstaten om deze correcties bij de Commissie te melden.

Daarbij komt, dat de overgrote meerderheid van de correcties qua waarde “financiële correcties” zijn die de Commissie de lidstaten oplegt wegens systeemgebreken. Hoewel dit soort correcties een prikkel vormen om de systemen te verbeteren en de EU-begroting beschermen, corrigeren ze niet de door de Rekenkamer ontdekte fouten, die meestal betrekking hebben op ten onrechte door begunstigden gedeclareerde of aan hen betaalde bedragen.

De Rekenkamer beveelt aan dat de lidstaten hun systemen voor de melding van correcties verbeteren en dat de Commissie een verfijning van de richtlijnen inzake financiële rapportage in overweging neemt om te verzekeren dat alle relevante informatie naar behoren kenbaar wordt gemaakt in de rekeningen over de werking van de meerjarige correctiemechanismen.

Hiermee ben ik dan bij de laatste kernboodschap aangeland:

De Commissie verstrekt betere informatie over terugvorderingen van onregelmatig betaalde bedragen en andere correcties. Deze informatie is echter nog niet volledig betrouwbaar. Er kan nog geen zinvolle vergelijking worden getrokken tussen de gegevens voor correcties van de Commissie en het door de Rekenkamer geschatte foutenpercentage.

Mijnheer de Voorzitter, Geachte leden,

Er staan ons een aantal initiatieven te wachten, die een goede gelegenheid bieden om het financieel beheer van de EU op lange termijn te verbeteren.

De Commissie heeft reeds een ontwerpherziening van het Financieel Reglement voorgelegd en de herziening van de EU-begroting gepubliceerd. In laatstgenoemd stuk is sprake van de indiening van een ontwerpverordening voor een nieuw meerjarenkader, een besluit over de eigen middelen en wetgevingsvoorstellen voor beleidslijnen en programma’s betreffende de belangrijkste uitgaventerreinen in de volgende programmeringsperiode.

De kernboodschappen van het Jaarverslag van dit jaar bevestigen de conclusies en aanbevelingen die de Rekenkamer uitsprak in haar advies, begin dit jaar, over de voornaamste risico’s en uitdagingen bij het verbeteren van het financieel beheer van de EU.

Wat we toen zeiden is nog steeds van kracht.

In de eerste plaats blijven de foutenpercentages hoog in delen van de EU-begroting, met name Cohesie.

In de tweede plaats vloeien de door de Rekenkamer geconstateerde fouten voornamelijk voort uit incorrecte kostendeclaraties van begunstigden en fouten bij het plaatsen van overheidsopdrachten.

In de derde plaats zijn er twee manieren om te proberen de situatie te verbeteren: betere beheerssystemen, met inbegrip van verbeterde regelingen voor terugvorderingen en financiële correcties; en vereenvoudiging van regels en verordeningen.

In de vierde plaats constateert de Rekenkamer een aantal steeds terugkerende problemen in haar speciale verslagen over afzonderlijke uitgavenprogramma’s. Om deze problemen te ondervangen stelt de Rekenkamer voor, bij een herziening van uitgavenprogramma’s een reeks beginselen toe te passen, door de volgende vragen te stellen:

  • • 
    Is het aannemelijk dat er Europese meerwaarde ontstaat?
  • • 
    Zijn de doelstellingen duidelijk en is de regeling realistisch?
  • • 
    Is de regeling zo eenvoudig als redelijkerwijs mogelijk is?
  • • 
    Is de verantwoordingsplicht duidelijk?

Kortom, verbetering van de kwaliteit van het uitgavenbeheer is een hoge prioriteit. Vereenvoudiging van de relevante regelgeving en invoering van meer kosteneffectieve controlesystemen om het foutenrisico te verlagen moeten bijdragen tot het verwezenlijken van deze doelstelling.

De ontwerpherziening van het Financieel Reglement - waarover de Rekenkamer onlangs haar advies aan het Europees Parlement heeft gezonden - bevat een aantal voorstellen die de Commissie kansen bieden om de doorzichtigheid en het financieel beheer te verbeteren. Vereenvoudiging van sectorale wetgeving blijft echter een belangrijke weg naar een aanzienlijke verbetering van de prestaties.

De door de Rekenkamer voorgestelde beginselen en gedane aanbevelingen zijn het meest relevant bij het opstellen van de voorstellen voor sectorale wetgeving. Niet in de laatste plaats omdat zij de subsidiabiliteitsregels omschrijven die gelden voor de voorwaarden voor betalingen uit de begroting, alsmede voor het toe te passen beheer, de controle en de auditregelingen.

Mijnheer de Voorzitter, Geachte leden,

Te verzekeren dat de door de Europese belastingbetalers verschafte middelen via de EU?begroting optimaal worden besteed legt een zware verantwoordelijkheid op ons allen: op de Commissie wanneer zij wetgevingsvoorstellen doet en de begroting uitvoert; op de lidstaten die het dagelijks beheer van zo’n 80% van de EU?begroting voeren; op de Raad en het Parlement, als wetgever en in de kwijtingsprocedure; en op de Rekenkamer, als extern controleur van de Unie.

De Rekenkamer ziet ernaar uit, een volwaardige rol te spelen bij inspanningen om ervoor te zorgen dat de EU-middelen correct en goed worden besteed, en wel door haar adviezen en verslagen - zoals het verslag dat ik vandaag mocht presenteren - beschikbaar te stellen en zich erop te beroepen.

Ik dank u voor uw aandacht.