Conclusies van de Laatste Raad van Ministers voor Werkgelegenheid

Met dank overgenomen van Belgisch voorzitterschap Europese Unie 2e helft 2010 i, gepubliceerd op dinsdag 7 december 2010.

©Europese Unie i

Le Conseil des ministres de l’Emploi et des Affaires sociales qui s’est réuni ce lundi 6 décembre 2010 à Bruxelles, sous la présidence notamment de la Vice-Première ministre et ministre de l’Emploi belge, Joëlle Milquet, était notamment consacré aux questions liées à l'emploi et à l'égalité entre les hommes et les femmes.

  • En matière d’égalité des chances, les ministres ont tenu leur premier débat sur la directive « congé de maternité » après le vote du Parlement européen, intervenu le 20 octobre dernier. Ils ont également adopté deux conclusions importantes en matière d’égalité des chances.
  • Dans le domaine de l’emploi, les ministres ont adopté deux jeux de conclusions, l'un sur les politiques de l’emploi en vue d’une transition vers une économie verte et bas carbone et l'autre, sur l'incidence du changement démographique sur les politiques de l’emploi. Le Conseil aura également été l’occasion d’adopter de nouveaux instruments permettant de renforcer la Stratégie européenne pour l’emploi dans le contexte de la nouvelle « gouvernance économique » et du Semestre européen.

1. Debat over en bespreking van de richtlijn op het moederschapsverlof

Onder het voorzitterschap van Joëlle Milquet hield de Raad i een eerste verkennend debat over de geplande richtlijn om verbeteringen aan te moedigen in de veiligheid en gezondheid op het werk van zwangere werkneemsters en werkneemsters die recent bevallen zijn of borstvoeding geven (de zogenaamde richtlijn op het moederschapsverlof) sinds de goedkeuring ervan, na eerste lezing, door het Europese Parlement i op 20 oktober. In zijn algemene standpuntbepaling vroeg het Parlement om de duur van het moederschapsverlof uit te breiden naar een periode met behoud van volledig loon van 20 weken (minimum) en dat daar een periode van 2 weken vaderschapsverlof (eveneens met behoud van het volledige loon) aan zou worden toegevoegd.

Het Belgische Voorzitterschap i vroeg, met de steun van de delegaties, dat de EPSCO i-raad een verkennend debat zou voeren over de algemene standpuntbepaling van het Europese Parlement en de beste verdere manier van aanpakken.

Daartoe ging de Raad een belangrijk en nuttig debat aan over het voorstel tot wijziging van de richtlijn op het “moederschapsverlof”. Daarbij werd ook rekening gehouden met de meest controversiële elementen die werden aangetroffen in de standpuntbepaling die werd goedgekeurd door het Parlement tijdens de eerste lezing en die het drukst gedebatteerd worden door de Lidstaten. Met het oog daarop stelde het Voorzitterschap een vragenlijst op om het debat in goede banen te leiden. Op basis van de discussies onder de ministers kon het Voorzitterschap conclusies opstellen over hoe deze belangrijke kwestie verder moet worden aangepakt.

De voornaamste conclusies van het debat zijn de volgende:

  • Een grote meerderheid van de Ministers vond dat het standpunt van het Parlement om het moederschapsverlof uit te breiden naar 20 weken te ver ging, en dat het geen basis voor een compromis kan vormen in dit stadium;
  • Een grote meerderheid van de delegaties ging ermee akkoord dat het aanvankelijke voorstel van de Commissie een aanvaardbare basis voor een compromis vormde en benadrukten dat het zich inzette voor de veiligheid en gezondheid van zwangere werkneemsters en werkneemsters die pas bevallen zijn of borstvoeding geven evenals het met elkaar verzoenen van hun privé- en beroepsleven;
  • Tijdens de besprekingen werd duidelijk dat de Raad verder wil bouwen op de basiselementen van de voorstellen van de Commissie om een voorstel tot eerste lezing door de Raad te vormen en zichzelf de tijd wil geven om een evenwichtig voorstel overeen te komen;
  • Een aanzienlijk aantal delegaties staat open voor de brugclausules en ijvert voor een gefaseerde implementatie gedurende een bepaalde periode;
  • Bepaalde lidstaten zijn niet voor het opnemen van het vaderschapsverlof in de richtlijn op het moederschapsverlof.

Het Belgische voorzitterschap zal binnenkort, samen met het Hongaarse en Poolse voorzitterschap, een paper van het Voorzitterschap verspreiden waarin een werkplanning wordt gegeven voor de komende maanden. Deze zal aan de delegaties overhandigd worden. Dit document vermeldt bijkomende concrete initiatieven die moeten worden ondernomen om het verdere beslissingsproces mogelijk te maken en de Raad te helpen om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen.

Het Voorzitterschap was verheugd te vernemen dat de toekomstige Hongaarse en Poolse voorzitterschap aan het voorstel willen blijven werken.

2. Richtlijn i tot implementatie van het principe van gelijke behandeling van mensen, ongeacht hun overtuiging, religie, invaliditeit, leeftijd of seksuele geaardheid

Dit voorstel tot een Richtlijn van de Raad wil de bescherming tegen diverse vormen van discriminatie op basis van leeftijd, seksuele geaardheid, religie en mindervaliditeit uitbreiden naar activiteiten die plaatsvinden buiten de werkvloer. Om deze belangrijke en gevoelige kwestie verder af te handelen, besliste het Belgische Voorzitterschap om de voorkeur te geven aan een thematische aanpak die op twee onderwerpen was gericht. Zo kon het Voorzitterschap de bepalingen in verband met de legitieme verschillen in behandeling van leeftijd en mindervaliditeit verduidelijken binnen het kader van het leveren van financiële diensten zoals verzekeringen (autoverzekering, levensverzekering) en bankieren (leningen en hypotheken, kredietkaarten) en ook meer precieze bepalingen uitvaardigen in verband met huisvesting, bijvoorbeeld met betrekking tot de omvang en het concept van redelijke accommodatie (teneinde de rechten van mindervalide huurders en hun huisbazen met elkaar te verzoenen).

Deze transparante en grondige werkmethode werd ingevoerd binnen het kader van een voortgangsrapport dat werd voorgelegd aan de Raad van Ministers.

3.Conclusies over de gelijke behandeling van mannen en vrouwen

• Conclusies ter ondersteuning van de implementatie van de Strategie van de Europese Commissie i voor de gelijke behandeling van vrouwen en mannen 2010-2015

De Raad keurde conclusies goed ter ondersteuning van de Strategie van de Europese Commissie voor 2010-2015 voor de gelijke behandeling van vrouwen en mannen evenals de vijf prioritaire actiegebieden met betrekking tot de gelijkheid van mannen en vrouwen gedurende de komende 5 jaar, namelijk: gelijke economische onafhankelijkheid, gelijk loon voor gelijk werk of werk van gelijke waarde, gelijkheid bij het nemen van beslissingen, waardigheid, integriteit en een einde aan geweld op basis van geslacht evenals de gelijkheid van mannen en vrouwen in het extern beleid.

Binnen het kader van deze conclusies,

  • roepen de Ministers op tot het aanpassen en verbeteren van het Europese Pact voor de gelijke behandeling van vrouwen en mannen tijdens de periode van het Hongaarse voorzitterschap om de nieuwe Gelijkheidsstrategie van de Commissie in aanmerking te nemen evenals de relatie ervan met Europa 2020 i (in het bijzonder wat betreft de 75% tewerkstellingsgraad van vrouwen en mannen) en een effectieve controle van de nationale maatregelen, met inbegrip van deze die getroffen worden binnen het kader van nationale hervormingen;
  • zijn de Ministers voor de toepassing van het principe van gender mainstreaming in alle activiteiten van de Raad. Zij vragen om een Europese Thematische Raad te organiseren over de gelijke behandeling van vrouwen en mannen tegen 2015 en om een jaarlijkse dialoog op hoog niveau op te starten (Raad, Europees parlement, Europese Commissie) over de gelijke behandeling van vrouwen en mannen.

• Conclusies van de Raad over de versterking van de inzet en het opdrijven van acties om de kloof tussen de lonen van vrouwen en mannen te dichten en over de beoordeling van de implementatie van het Beijing Platform for Action

Terwijl de loonkloof in Europa nog gemiddeld 18% bedraagt, heeft de Raad belangrijke conclusies goedgekeurd die de kwestie van de loonkloof omzetten in één van de essentiële elementen van het tewerkstellingsbeleid en de Strategie Europa 2020 voor de tewerkstelling, de groei en de competitiviteit van de Europese economie.

Op basis van deze bevindingen,

  • worden Lidstaten uitgenodigd om een uitgebreide set maatregelen in te voeren om de loonkloof aan te pakken en tezelfdertijd de acties van alle relevante belangrijke spelers (in het bijzonder bij de sociale partners) op alle niveaus te coördineren. Deze maatregelen zijn gericht op transparantie van het loon, het verzoenen van het beroeps- met het gezinsleven, het afschaffen van verticale en horizontale segregatie, met inbegrip van kwantitatieve doelstellingen;
  • zal de controle van de maatregelen goedgekeurd door de Lidstaten bevorderd worden dankzij het bijwerken en beoordelen van de indicatoren voor een gelijk loon zoals voltooid door het Belgisch voorzitterschap. Deze werden opgenomen in de conclusies van de Raad.

Het voorzitterschap stelt ook voor om de conclusies rond het opdrijven van acties om de loonkloof te dichten, te publiceren in het Officiële bulletin.

4. Tewerkstellingsbeleid en een versterkt bestuur binnen de context van Europa 2020 om het nieuwe Europese semester aan te vatten

De Ministers wisselden standpunten uit over het Tewerkstellingsbeleid binnen de context van Europa 2020 en het Europese semester.

De Raad keurde conclusies goed in verband met de twee voornaamste uitdagingen die onvermijdelijk een invloed zullen hebben op de groei en de competitiviteit van de Europese economie tijdens de komende jaren, namelijk de klimaats- en demografische wijzigingen.

Aan de vooravond van het nieuwe Europese semester keurde de Raad een nieuw EPSCO-instrument voor de controle op het tewerkstellingsbeleid goed. De Raad hield ook een initiële analyse van de tewerkstellingsmaatregelen die vervat zijn in het ontwerp van de Nationale Hervormingsprogramma’s die in november werden ingediend bij de Europese Commissie.

4.1. Conclusies over het Tewerkstellingsbeleid voor een groene en competitieve economie, lage CO2-uitstoot en besparingen op grondstoffen

Het belang van ‘groene’ banen was een centraal thema voor het Belgische voorzitterschap en was in september nog het onderwerp van een ministeriële conferentie. Dit onderwerp maakt deel uit van de prioriteiten van Europa 2020 voor tewerkstelling, een slimme, duurzame en algemene groei en strookt met de tewerkstellingsrichtlijnen die op 21 oktober werden goedgekeurd door de EPSCO-raad.

De Raad keurde conclusies goed waarbij de Lidstaten en de Europese Commissie worden opgeroepen om:

  • • 
    te anticiperen op veranderingen in de arbeidsmarkten die verband houden met de overgang naar een groenere economie, in het bijzonder met betrekking tot de vaardigheden en kwalificaties die nodig zijn voor een groene groei en herstructureringen;
  • • 
    te zorgen voor de kwaliteit van jobs in verband met een economie met een lage uitstoot en in het bijzonder aandacht te hebben voor gezondheid en veiligheid in deze nieuwe “groene” activiteiten en om via een nieuwe set indicatoren de hervormingsmaatregelen te evalueren die werden ingevoerd door de Lidstaten. Deze nieuwe “groene” indicatoren omvatten jobs, vaardigheden en de werkplaats evenals overgang, arbeidsmarkten en groene groei;
  • • 
    om ervoor te zorgen dat alle betrokken partijen op de arbeidsmarkt deze uitdaging aangaan, in het bijzonder de sociale partners en tewerkstellings- en opleidingsdiensten, en om de KMO’s te helpen hiermee om te gaan;
  • • 
    om te zorgen voor het groener worden van alle werkplaatsen en werkmethodes binnen organisaties;
  • • 
    om de mogelijkheden te verkennen om de belastingssystemen vriendelijker te maken voor de tewerkstelling, het milieu en de groei;

De bevindingen nodigen de Commissie ook uit om:

  • • 
    verder de rol van het tewerkstellingsbeleid te onderzoeken wat betreft de strijd tegen de klimaatsverandering en om nieuwe maatregelen voor te stellen in 2011;
  • • 
    de mogelijke rol van de EU-financiering als middel om te voldoen aan de uitdagingen van de overgang naar een ‘groene’ economie te onderzoeken.

4.2. Conclusies betreffende de impact van demografische veranderingen op het tewerkstellingsbeleid

Joëlle Milquet herinnerde de Raad eraan dat Europa geconfronteerd wordt met een nooit eerder geziene demografische uitdaging. Zij is ervan overtuigd dat Europa 2020 onvoldoende belang hecht aan dit fundamentele feit in termen van duurzame groei en de competitiviteit van de Europese economie.

De Raad keurde conclusies goed die voor het eerst de volgende elementen omvatten:

  • deelname van oudere werknemers aan de arbeidsmarkt;
  • uitbreiding van de persoonlijke diensten in verband met de vergrijzing van de bevolking teneinde te voldoen aan de uitdagingen die het creëren van "witte banen" met zich meebrengt.

Met betrekking tot nieuwe manieren om tijd en loopbanen te organiseren om te zorgen voor de deelname van oudere werknemers op de arbeidsmarkten, moeten de Lidstaten en de Commissie gemeenschappelijke principes uitwerken:

  • een geïntegreerde en multidimensionale benadering;
  • de uitbreiding van maatregelen om discriminatie en stereotypes tegen te gaan;
  • de promotie van een geïntegreerd loopbaanbeheer door te investeren in opleidingen doorheen de loopbaan van een persoon, door te zorgen voor een goed levenslang HR-beheer, de kwaliteit van de werkomstandigheden en de tewerkstelling en door te anticiperen op de nodige leeftijdsgebonden veranderingen.

Wat de persoonlijke diensten betreft, omvatten de conclusies van de Raad het volgende:

  • prioriteit verlenen aan de kwaliteit van banen inde gezondheidszorg en dienstverlening;
  • gezien de overmatige vervrouwelijking van deze sectoren, de noodzaak om manieren te zoeken om de aanwezigheid van mannen te versterken, de loonkloof te dichten en het mogelijk te maken om beroep en privéleven met elkaar te combineren;
  • anticiperen op de vereiste vaardigheden (specifiek of algemeen) en formele en informele erkenningen van vaardigheden ontwikkelen;
  • de rol van het Europees sociaal fonds i versterken om opleiding en tewerkstelling in verband met de verzorging en de dienstverlening te stimuleren.

4.3. De uitbreiding van de Europese tewerkstellingsstrategie aan de vooravond van het eerste Europese Semester

De ministers bespraken de kwestie van het Europese semester en de rol van het tewerkstellingsbeleid in de nieuwe bestuursmechanismen die in januari volgend jaar van kracht worden.

Wat het Europees semester betreft, keurde de Raad een nieuw instrument goed voor het controleren van het tewerkstellingsbeleid met de titel “Joint Assessment Framework”. Dat omvat een tabel waarin de prestaties in termen van het tewerkstellingsbeleid in de Lidstaten worden samengevat. Dankzij dit hulpmiddel worden onmiddellijk de belangrijkste uitdagingen duidelijk waar elke Lidstaat mee wordt geconfronteerd op het gebied van tewerkstelling. De Raad keurde nieuwe richtlijnen voor tewerkstelling goed in oktober en ontwikkelde een hulpmiddel voor een efficiënte controle waarbij zowel de macro-economische afwijkingen geïdentificeerd worden die ontstaan op de arbeidsmarkt evenals de vooruitgang die wordt geboekt met het oog op de doelstellingen vooropgesteld door de Europese Raad binnen het kader van de Strategie EU 2020.

De Ministers keurden ook het resultaat goed van de eerste multilaterale beoordeling van de tewerkstellingsonderdelen van het ontwerp van de Nationale Hervormingsprogramma’s, gevoerd door het Tewerkstellingscomité. De Ministers bespraken deze eerste analyse van de maatregelen die onmiddellijk moeten worden getroffen om de 75% tewerkstellingsgraad te bereiken die vooropgesteld wordt door de Raad. In het bijzonder werd daarbij opgemerkt dat het ontwerp van de Nationale Hervormingsprogramma’s collectief niet ambitieus genoeg is. De doelstellingen leiden niet tot een 75% tewerkstellingsgraad. Het zal dan ook nodig zijn om deze ambitie verder te versterken in de definitieve Nationale Hervormingsprogramma’s.

Op basis van de goedkeuring van deze twee standpunten verklaarde Joëlle Milquet dat de Ministers van Tewerkstelling van de EU klaar zijn om onder de beste auspiciën het eerste Europese semester aan te vatten. Volgens Joelle Milquet beschikken de Ministers van Arbeid nu over een krachtig en transparant analytisch kader dat het mogelijk zal maken om snel de situatie op de arbeidsmarkten te analyseren. Tijdens het eerste Semester onder het Hongaarse voorzitterschap zullen de vooropgestelde taken dan ook voltooid kunnen worden, met inbegrip van:

  • in maart, bijdrage aan de Europese Lenteraad door het vermelden in het gezamenlijke tewerkstellingsrapport van de belangrijkste tewerkstellingsvooruitzichten waarbij een strategische begeleiding door de Europese Raad nodig zal zijn,
  • in juni, goedkeuring van de aanbevelingen voor tewerkstelling, opgesteld voor individuele Lidstaten.

Dit analytisch kader zal de Ministers van Tewerkstelling dan ook in staat stellen om een rol te vervullen wat betreft de structurele evaluatie van Europa 2020 en wat betreft het macro-economische controlemechanisme dat wordt ingevoerd.