EU bezint zich op regels voor 'tijdelijke huisvesting' na natuurrampen

Met dank overgenomen van Europese Rekenkamer i, gepubliceerd op maandag 25 februari 2013.

Naar aanleiding van een verslag van de EU‑controleurs gaat de Europese Commissie de regels voor de financiering van ’tijdelijke huisvesting’ na natuurrampen verduidelijken. In het verslag werden de gebeurtenissen onderzocht die volgden op de aardbeving die de Italiaanse regio van de Abruzzen en haar hoofdstad L’Aquila in april 2009 trof en directe schade veroorzaakte die op meer dan 10 miljard euro werd geraamd. In november 2009 leverde de Europese Unie een bijdrage van een half miljard euro voor de Italiaanse noodacties uit haar Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU).

Te financieren acties waren onder meer onmiddellijk herstel van de infrastructuurvoorzieningen en installaties op het gebied van energie, water, afvalwater, vervoer, telecommunicatie, gezondheidszorg en onderwijs, en het bieden van tijdelijke huisvesting en reddingsdiensten die voorzien in de onmiddellijke behoeften van de bevolking. Na de aardbeving bleven 67 5000 mensen dakloos achter.

Ongeveer 30 % (144 miljoen euro) van de bijdrage uit het SFEU was bestemd voor acties die volledig subsidiabel waren in het kader van de SFEU-verordening. Het CASE-project (CASE is het Italiaanse acroniem voor “Complessi Antisismici Sostenibili Ecocompatibili”, d.w.z. seismisch geïsoleerde en ecologisch duurzame behuizing) kwam weliswaar tegemoet aan de daadwerkelijke behoeften, maar voldeed niet aan de specifieke bepalingen van de SFEU-verordening. Er waren namelijk nieuwe permanente gebouwen opgericht in plaats van tijdelijke woningen. 70 % van de middelen, ofwel 350 miljoen euro, ging naar het CASE-project. De voor het CASE-project gekozen strategie beantwoordde aan de huisvestingsbehoeften van 15 000 van de door de aardbeving getroffenen, maar voorzag niet tijdig en in voldoende mate in de daadwerkelijke behoeften van de bevolking. De CASE-woningen waren veel duurder dan standaardhuizen.

De SFEU-verordening bepaalt dat het fonds alleen kan worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften, met inbegrip van tijdelijke huisvesting. Het fonds voorziet niet in de financiering van werkelijke wederopbouw. Het bereik van het fonds is beperkt tot de meest dringende behoeften, en de wederopbouw op langere termijn moet worden overgelaten aan andere instrumenten. Naar het oordeel van de EU-controleurs voldeed het CASE‑project, dat zorgde voor blijvende en duurzame huisvesting, dus niet aan de doelstellingen van het SFEU. Bovendien wordt verwacht dat de CASE‑flats in de toekomst aanzienlijke ontvangsten zullen genereren, hoewel de SFEU‑verordening niets bepaalt over dergelijke scenario’s.

“Er waren tekortkomingen in de planning vooraf, hoewel de regio van de Abruzzen een van de meest aardbevingsgevoelige gebieden in Europa is. Ik ben blij dat de Commissie de aanstaande herziening van de verordening over het EU‑Solidariteitsfonds zal aangrijpen om niet alleen het begrip ‘tijdelijke huisvesting’ te verduidelijken, maar ook om de lidstaten die een risico lopen aan te moedigen om echte paraatheidsplannen op te stellen”, aldus Ville Itälä, het voor het verslag verantwoordelijke lid van de ERK. “Dit zal de EU-reactie op natuurrampen enorm verbeteren.”

Noot voor de redactie:

De speciale verslagen van de Europese Rekenkamer (ERK) worden gepubliceerd gedurende het hele jaar en geven de resultaten weer van geselecteerde controles van specifieke EU-begrotingsterreinen of beheersthema’s.

In dit Speciaal verslag nr. 24/2012 “De reactie van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie op de aardbeving van 2009 in de Abruzzen: relevantie en kosten van de acties” wordt ingegaan op de vragen of (i) de in de uitvoeringsovereenkomst vermelde uitgaven in overeenstemming waren met de SFEU-verordening, (ii) het CASE‑project goed gepland was en snel werd uitgevoerd, en (iii) of het CASE‑project zo zuinig mogelijk werd uitgevoerd.

De controle was toegespitst op het CASE-project, dat het grootste deel van de SFEU-subsidie opnam (350 van de 494 miljoen euro). De controle vond plaats in de periode november 2011 tot februari 2012 en betrof een steekproef van vijf aanbestedingsprocedures en twaalf contracten voor de oprichting van gebouwen en de levering van meubilair, beton, pijlers en seismische isolatoren. De steekproef bestreek 35 % van de contractbedragen voor het CASE-project (zie bijlage II van het verslag). De analyse van stukken werd aangevuld met besprekingen en waarnemingen bij het Italiaanse departement Civiele bescherming, op projectlocaties en bij relevante belanghebbenden in het aardbevingsgebied.

De Rekenkamer constateerde dat de gefinancierde projecten met uitzondering van het CASE-project volgens de SFEU-verordening subsidiabel waren. Ze werden allemaal uitgevoerd conform de uitvoeringsovereenkomst en kwamen tegemoet aan vele dringende behoeften van de door de aardbeving getroffen bevolking. De door de Italiaanse overheid gekozen strategie (het bouwen van CASE-flats) was eenvoudig te begrijpen, maar het project slaagde er niet in de gehele ontheemde bevolking vóór de winter te huisvesten. De CASE-flats waren onnodig duur en boden onderdak aan te weinig mensen; ook waren er tekortkomingen wat betreft de planning van het project en de aandacht voor zuinigheid bij de uitvoering ervan. De SFEU-verordening bepaalt dat het fonds alleen kan worden gebruikt voor noodacties inzake de eerste levensbehoeften, met inbegrip van tijdelijke huisvesting. Het fonds voorziet niet in de financiering van werkelijke wederopbouw of ontvangstengenererende projecten. Volgens de SFEU-verordening blijft het bereik van het fonds bovendien beperkt tot de meest dringende behoeften en moet de wederopbouw op langere termijn worden overgelaten aan andere instrumenten. Naar het oordeel van de Rekenkamer voldeed het CASE-project, dat zorgde voor blijvende en duurzame huisvesting, dus niet aan de doelstellingen van het SFEU. Bovendien wordt verwacht dat de CASE‑flats in de toekomst aanzienlijke ontvangsten zullen genereren, hoewel de SFEU-verordening niets bepaalt over dergelijke scenario’s.

Om lering te trekken uit de gebeurtenissen in de Abruzzen doet de ERK, rekening houdend met de specifieke noodsituatie en de impact daarvan, de aanbeveling dat de Commissie, (i) overweegt de SFEU‑verordening af te stemmen op recente ontwikkelingen in de strategieën voor rampenbestrijding, (ii) de lidstaten aanmoedigt om beter voorbereid te zijn op noodsituaties zodat ze tijdig en kosteneffectief bijstand kunnen verlenen, en (iii) stimuleert dat bij het plannen en uitvoeren van noodprojecten de nodige aandacht wordt besteed aan zuinigheid.

Contact:

Aidas Palubinskas

Persvoorlichter Europese Rekenkamer

Kantoor: +352 4398 45410 GSM: +352 621 552224

press@eca.europa.eu www.eca.europa.eu Twitter: @EUAuditorsECA