Speech van Vítor Caldeira, president van de Europese Rekenkamer
-
-Alleen de uitgesproken versie geldt -
-
-Alleen de uitgesproken versie geldt -
EUROPESE REKENKAMER
Brussel, 5 november 2013
ECA/13/38
Rede van Vítor Caldeira, president van de Europese Rekenkamer
Presentati e van de Jaarverslagen 2012
COMMISSIE BEGROTINGSCONTROLE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
Brussel , 5 november 2013
Alleen de uitgesproken versie geldt .
Voorzitter Theurer, geachte leden ,
Ik dank u voor deze gelegenheid om de jaarverslagen van de Rekenkamer over de uitvoering van de EU-begroting over 2012 en betreffende de Europese Ontwikkelingsfondsen te presenteren.
De burgers van Europa hebben er recht op, te weten hoe hun geld wordt besteed en of het behoorlijk wordt gebruikt. Zij hebben er ook recht op te weten of het een meerwaarde oplevert, vooral in tijden waarin de openbare financiën zo onder druk staan.
De Commissie is de voornaamste beheerder van EU-middelen. Zij moet in de EU‑rekeningen en andere verslagen informatie verschaffen over de besteding van die middelen, over de regelmatigheid van de financiële verrichtingen en over de behaalde resultaten.
De Rekenkamer heeft tot taak, een onafhankelijke beoordeling te geven van die drie elementen van het financieel beheer van de EU overeenkomstig het Verdrag en de professionele controlenormen en goede praktijken.
De Rekenkamer presenteert de resultaten van haar beoordeling van de uitvoering van de EU-begroting in haar jaarverslag om het Europees Parlement bij te staan in de kwijtingsprocedure.
Hoofdstuk 1 van het jaarverslag van de Rekenkamer bevat de betrouwbaarheidsverklaring over de betrouwbaarheid van de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende financiële verrichtingen bij die rekeningen. De hoofdstukken 2 t/m 9 bevatten specifieke beoordelingen voor de ontvangsten en de voornaamste uitgaventerreinen. En ten slotte heeft hoofdstuk 10 betrekking op “Resultaten behalen met de EU-begroting”.
Dus hoe beoordeelt de Rekenkamer het financieel beheer van de EU in 2012 ?
Het alge mene beeld komt in grote lijnen overeen met dat wat in het jaarverslag van vorig jaar werd geschetst. Ik zou echter de aandacht van de leden van de commissie op een aantal specifieke punten in het jaarverslag willen vestigen. Die betreffen de volgende zaken:
-
-d e wettigheid en regelmatigheid van de betalingen;
-
-financiële correctie s en terugvorderingen;
-
-de druk op de EU-financiën, en
-
-tot slot de noodzaak om gedurende de periode van het volgende financiële kader een prestatiecultuur tot stand te brengen.
Ik begin met het globale beeld :
-
-De EU- rekeningen zijn betrouwbaar, zoals zij dat sinds 2007 zijn geweest. De onderliggende ontvangsten en vastleggingen bij de EU-rekeningen zijn op alle punten wettig en regelmatig, maar de betalingen blijven materiële fouten vertonen.
-
-Wat het “resultaten behalen met de EU-begroting” betreft, is de Commissie niet in staat om op een voor de kwijtingsprocedure bruikbare wijze toereikend, relevant en betrouwbaar bewijs te verschaffen over hetgeen er met het EU‑beleid is gerealiseerd.
Het oordeel van de Rekenkamer over de wettigheid en regelmatigheid van de betalingen is in grote lijnen hetzelfde gebleven, want het vormt de afspiegeling van een onderliggende realiteit die in wezen niet is veranderd.
D e Rekenkamer geeft haar afkeurend oordeel op grond van de controle-informatie die zij verkrijgt door het beoordelen van de toezicht- en controlesystemen en door het toetsen van steekproeven van verrichtingen.
Evenals in voorgaande jaren zijn de toezicht- en controlesystemen die de Rekenkamer in 2012 onderzocht, slechts gedeeltelijk doeltreffend in het waarborgen van de wettigheid en regelmatigheid van betalingen wanneer EU-uitgaven worden gedaan .
Op basis van toetsingen van steekproeven van verrichtingen schat de Rekenkamer het meest waarschijnlijke foutenpercentage voor verrichte betalingen die ten grondslag liggen aan de EU-rekeningen op 4,8 %. De Rekenkamer heeft 95 % zekerheid dat het foutenpercentage voor betalingen tussen de 3 % en 6 % ligt.
Deze fouten zijn niet beperkt tot een specifiek begrotingsterrein. Alle beleidsgroepen waaronder beleidsuitgaven vallen, vertonen materiële fouten. De administratieve uitgaven vormen het enige terrein waarop geen materieel foutenpercentage werd aangetroffen.
De verslagen van de Commissie zelf bevestigen dit globale beeld . De Commissie erkent dat er door de hele begroting heen fouten voorkomen en dat het totale niveau waarschijnlijk van materieel belang is. Veertien directeuren-generaal van de Commissie maken in hun jaarlijkse activiteitenverslagen een voorbehoud ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven en volgens het syntheseverslag belopen de bedragen waarvoor een risico op fouten bestaat, 1,9 % tot 2,6 % van de totale betalingen - een cijfer waarvan de Commissie zelf erkent dat het waarschijnlijk onderschat is.
Zoals te lezen is in hoofdstuk 1, is de algehele schatting door de Rekenkamer van het meest waarschijnlijke foutenpercentage gestegen van 3,9 % in 2011 tot 4,8 % in 2012.
De schattingen door de Rekenkamer van de meest waarschijnlijke foutenpercentages voor landbouw, regionaal beleid, plattelandsontwikkeling en werkgelegenheid en sociale zaken laten alle een stijging tegenover 2011 zien.
Plattelandsontwikkeling blijft het uitgaventerrein dat het meest vatbaar is voor fouten, met een geschat foutenpercentage van 7,9 %, gevolgd door regionaal beleid met een foutenpercentage van 6,8 %.
Ook zijn er stijgingen te zien in het geschatte foutenpercentage voor de beleidsgroepen onderzoek en ander intern beleid en externe betrekkingen, steun en uitbreiding .
In deze laatste gevallen is de stijging deels toe te schrijven aan twee methodologische verbeteringen die de Rekenkamer voor de controle over 2012 heeft doorgevoerd.
De door de Rekenkamer genomen steekproeven van verrichtingen op deze terreinen omvatten niet meer de gedurende het jaar gedane voorschotbetalingen. Met andere woorden, zij omvatten de tussentijdse betalingen, de saldobetalingen en de voorschotten die gedurende het jaar werden verrekend .
Deze verandering is in overeenstemming met de periodetoerekeningsbeginselen , waardoor - in de ogen van de Rekenkamer - een beter beeld wordt gegeven van de onderliggende realiteit van het financieel beheer van de EU.
De tweede methodologische verbetering heeft betrekking op de behandeling van ernstige veronachtzaming van de aanbestedingsregels. Sinds 2012 worden EU‑instellingen en -organen hetzelfde behandeld als de autoriteiten van de lidstaten en andere internationale organisaties.
Deze veranderingen verbeteren de vergelijkbaarheid van de verschillende beleidsgroepen en zullen de vergelijkbaarheid door de tijd heen verbeteren . Samen maken zij 0,3 procentpunt uit van de algehele schatting door de Rekenkamer van het meest waarschijnlijke foutenpercentage in 2012 in vergelijking met 2011.
Mijnheer de V oorzitter, geachte leden,
Het Jaarverslag 2012 van de Rekenkamer bevat veel sprekende voorbeelden van de aangetroffen fouten en heel wat analyse. Samen geven deze enig inzicht in de vraag waar en hoe fouten ontstaan en waarom deze van belang zijn. Om maar enkele voorbeelden van de gegeven analyse te noemen:
-
-Ten eerste heeft meer dan twee derde van het geschatte foutenpercentage betrekking op het niet voor vergoeding in aanmerking komen van betalingsaanvragen en op ernstige veronachtzaming van de aanbestedingsregels.
-
-Ten tweede is de grootste bijdrage aan het foutenpercentag e afkomstig van terreinen waaraan het meeste geld wordt besteed, namelijk regionaal beleid, landbouw, plattelandsontwikkeling en werkgelegenheid en sociale zaken.
-
-Ten derde toont de door de Rekenkamer uitgevoerde toetsing van verrichtingen aan dat het aandeel van verrichtingen die fouten vertonen in deze beleidsgroepen groot is: dit varieert van 35 % tot 63 %.
-
-Ten vierde wijst de door de Rekenkamer uitgevoerde toetsing van verrichtingen uit dat meer dan de helft van de fouten die de Rekenkamer bij gedeeld beheer aantrof, door de nationale autoriteiten had kunnen worden gecorrigeerd voordat kostendeclaraties bij de Commissie worden ingediend.
De bevindingen van de Rekenkamer impliceren echter niet dat de fouten beperkt zijn tot specifieke lidstaten. De beoordelingen door de Rekenkamer van de door haar onderzochte toezicht- en controlesystemen wezen namelijk op gebreken bij allerlei nationale en regionale autoriteiten.
De fouten zijn ook niet beperkt tot uitgaven die onder gezamenlijk beheer van de lidstaten vallen. De Rekenkamer berekent dat het geschatte foutenpercentage voor de uitgaven onder gedeeld beheer 5,3 % bedraagt, tegenover 4,3 % voor alle andere vormen van beleidsuitgaven.
De fouten die de Rekenkamer aantreft, doen ertoe omdat het gaat om gevallen waarin EU‑middelen niet werden gebruikt overeenkomstig de wetgeving ter zake, en dus niet overeenkomstig de wensen van het Parlement en de Raad als wetgever en begrotingsautoriteit.
Ook doen zij ertoe omdat fouten geld vertegenwoordigen dat niet had mogen worden uitbetaald. Soms is het mogelijk om dat geld terug te krijgen. Dit brengt mij bij de kwestie van financiële correcties en terugvorderingen .
De Rekenkamer wijdt een aantal paragrafen van het Jaarverslag 2012 aan dit onderwerp. Het is een complex onderwerp dat de Rekenkamer en de Commissie benaderen vanuit verschillende, maar wederzijds aanvullende perspectieven.
D e Commissie streeft ernaar de begroting te vrijwaren tegen de effecten van onregelmatigheid; de Rekenkamer is verplicht om te rapporteren over de wettigheid en regelmatigheid van verrichtingen.
In het Jaarverslag 2012 verkent de Rekenkamer het effect van financiële correcties en terugvorderingen op lidstaten, begunstigden en op de betrouwbaarheidsverklaring.
De impact van financiële correcties is afhankelijk van de toepasselijke regelgeving. Voor landbouw hebben de meeste financiële correcties niet tot gevolg dat de betrokken lidstaten betalingen van begunstigden terugvorderen, terwijl voor cohesie de meeste correcties forfaitair worden toegepast, hetgeen niet leidt tot gedetailleerde correcties op projectniveau.
Dus in feite komen de meeste financiële correcties terecht bij de nationale belastingbetaler.
De Rekenkamer onderstreept dit punt omdat het jaarverslag ook is gericht aan de nationale parlementen en de nationale autoriteiten.
Mijnheer de Voorzitter, geachte leden,
Bij het streven naar verbetering van het financieel beheer van de EU kunnen wij het ons niet veroorloven, de toenemende druk op de openbare financiën op EU‑ en nationaal niveau te negeren.
De Rekenkamer benadrukt de tekenen van de groeiende druk op de EU‑begroting voor betalingen in het Jaarverslag 2012.
Zoals u weet, vond de Commissie het in 2012 al moeilijk om aan alle betalingsaanvragen te voldoen.
De druk op de betalingen kwam ook tot uitdrukking in de toename van het bedrag aan af te wikkelen vastleggingen . Tegen eind 2012 vertegenwoordigden deze het equivalent van ruim twee jaartotalen aan begrote EU-betalingen.
De Commissie zal ook de betalingen moeten financieren om aan de balansverplichtingen van de Unie te voldoen. Aan het eind van het begrotingsjaar 2012 bedroegen de af te wikkelen vastleggingen en verplichtingen die moesten worden gefinancierd, samen ongeveer 313 miljard euro.
Naar het oordeel van de Rekenkamer moet de Commissie haar toekomstige kasstroombehoeften plannen door een liquiditeitsbegroting op lange termijn op te stellen en te publiceren.
Mijnheer de Voorzitter, geachte leden,
Het zijn niet altijd de acteu rs die moeten worden afgerekend op de kwaliteit van hun acteerwerk; soms ligt het probleem bij het script dat zij in de hand gedrukt krijgen.
De huidige wet- en regelgeving voor uitgaven stimuleren de groei van de bestedingen niet voldoende.
De periode die wordt bestreken door het nieuwe financiële kader biedt een kans om hierin verandering te brengen . De Rekenkamer is het met de Commissie eens dat het nodig is, een prestatiecultuur tot stand te brengen.
Dat houdt in dat de tekortkomingen worden verholpen die de Rekenkamer aantreft in het huidige prestatiebeheer- en verslagleggingssysteem, bijvoorbeeld:
-
-in uitgavenprogramma’s wordt niet steevast gebruik gemaakt van SMART‑doelstellingen en geschikte indicatoren;
-
-de prestatiegegevens zijn niet goed genoeg, en
-
-projecten die met EU-uitgaven zijn gefinancierd, zijn maar al te vaak niet duurzaam.
De Unie moet deze kwesties aanpakken, wil de volgende generatie uitgavenprogramma’s een - zichtbare - meerwaarde opleveren voor Europa en haar burgers.
D e Rekenkamer beveelt aan dat de nadruk de komende programmeringsperiode wordt gelegd op de prestaties. Dit vereist het stellen van duidelijke doelen, relevante indicatoren en verwachte resultaten.
Voorzitter Theurer, geachte leden ,
De EU-instellingen zullen moeten samenwerken om de prestaties en verantwoording van de EU de komende jaren te verbeteren.
D e Rekenkamer en haar jaarverslagen kunnen een belangrijke bijdrage leveren - en zullen dit kunnen blijven doen -aan het succes van deze collectieve inspanning. Wij zien ernaar uit, naast dit parlement en de andere EU-instellingen onze rol daarin te vervullen.
Ik dank u voor uw aandacht .