Europese Rekenkamer: door EU gefinancierde stadsvervoersprojecten onvoldoende gebruikt

Met dank overgenomen van Europese Rekenkamer i, gepubliceerd op dinsdag 8 april 2014.

In een vandaag door de Europese Rekenkamer (ERK) gepubliceerd verslag wordt aangegeven dat twee derde van de door de structuurfondsen van de EU gecofinancierde stadsvervoersprojecten werd onderbenut. Tekortkomingen in het projectontwerp en een ontoereikend mobiliteitsbeleid bleken daarbij twee van de hoofdfactoren te zijn.

“De meeste gecontroleerde projecten werden uitgevoerd volgens plan en voldeden aan de behoeften van de gebruikers. Wij ontdekten echter een aanzienlijke onderbenutting van de geboden diensten, waarvan twee derde minder gebruikers telde dan verwacht. Dit betekent dat er ook slecht werd gepresteerd wat betreft economische en sociale voordelen zoals vermindering van verontreiniging en opstoppingen ”, verklaarde mevrouw Iliana Ivanova, het voor het verslag verantwoordelijke lid van de Rekenkamer. “ In tijden van budgettaire beperkingen moet elke uit de Europese begroting bestede euro op doeltreffende wijze worden ingezet voor de vastgestelde behoeften. In dat verband hebben wij de Commissie vijf concrete aanbevelingen gedaan om de kwaliteit en resultaten van toekomstige projecten te verbeteren . ”

De EU-controleurs controleerden de prestaties van 26 projecten voor openbaar stadsvervoer ter plaatse in 11 steden in 5 lidstaten . Per project ontmoette het controleteam relevante belanghebbenden die betrokken waren bij de uitvoering van de gecontroleerde projecten. De controleurs bezochten ook de gecofinancierde installaties en de exploitatie- en onderhoudscentra ter plaatse. Zij ontdekten dat onder meer door overschatting van het gebruikersaantal, door het gebrek aan coördinatie tussen vervoerswijzen, door het parkeerbeleid en door het ontbreken van stedelijke mobiliteitsplannen onderbenutting ontstond.

Het deel van de Europese bevolking dat in stedelijk gebied woont, zal naar verwachting stijgen van 73 % in 2010 tot 82 % tegen 2050. In de tussentijd moeten de Europese steden de mobiliteit versterken en via het lokale mobiliteitsbeleid de opstoppingen, ongevallen en verontreiniging verminderen. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds cofinancieren projecten voor stadsvervoer in daarvoor in aanmerking komende regio’s van de lidstaten. De bijdrage van de EU aan dergelijke projecten dekt gewoonlijk tot 85 % van de subsidiabele uitgaven op dit terrein. Over de perioden 2000-2006 en 2007-2013 heeft de EU respectievelijk 2,9 miljard euro en 7,8 miljard euro ofwel in totaal 10,7 miljard euro aan financiering toegewezen voor stadsvervoer. Deze projecten helpen de steden bij de invoering van stadsvervoer zoals metro’s, trams en bussen.

Noot voor de redactie:

De speciale verslagen van de Europese Rekenkamer (ERK) worden gepubliceerd gedurende het hele jaar en geven de resultaten weer van geselecteerde controles van specifieke EU-begrotingsterreinen of beheersthema’s.

In dit speciaal verslag (nr. 1/2014) getiteld “Doeltreffendheid van door de EU gesteunde projecten voor openbaar stadsvervoer” worden de uitvoering en doeltreffendheid beoordeeld van de uit de structuurfondsen van de EU gecofinancierde projecten voor openbaar stadsvervoer en wordt bekeken of die projecten voldeden aan de behoeften van de gebruikers en of de doelstellingen voor de benutting van de projecten werden gerealiseerd .

De controle bestreek een steekproef van 26 projecten die door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling of het Cohesiefonds waren ge co financierd in de programmeringsperioden 2000-2006 en 2007-2013. De geselecteerde projecten bevonden zich in elf steden in vijf lidstaten - Spanje, Frankrijk, Italië, Polen en Portugal. De EU-financiering die in deze vijf landen werd toegewezen aan stadsvervoer (5,3 miljard euro) is goed voor de helft van de totale EU-financiering (10,7 miljard euro). De steekproef omvatte projecten voor de aanleg, verlenging of modernisering van verbindingen per trein (drie), metro (acht), lichte metro (vier) of tram (zes), alsook één busproject. De omvang varieerde van een enkele lijn en een eenvoudig traject tot een volledig netwerk. De steekproef omvatte ook vier kleinere IT-projecten voor exploitatie-, informatie- of kaartverkoopsystemen.

De EU-controleurs concludeerden dat de infrastructuur en voertuigen voor de meeste projecten in het algemeen voldeden aan de projectspecificaties. Er waren aanzienlijke vertragingen bij vier stadsvervoersprojecten en aanzienlijke kostenoverschrijdingen bij drie projecten. Bijna alle gecontroleerde projecten voldeden na hun voltooiing aan de behoeften van de gebruikers. Vergelijking tussen de geplande benutting op specifieke data en de werkelijke benutting toont echter aan dat twee derde van de projecten werd onderbenut. Dit betekent dat er ook slecht werd gepresteerd wat betreft economische en sociale voordelen (vermindering van verontreiniging, opstoppingen, enz.) en hieraan wordt door de projectontwikkelaars of de nationale instanties meestal geen follow-up gegeven. Het kan ook financiële onevenwichtigheid betekenen voor de overheidsinstanties die de duurzaamheid van het betrokken stadsvervoer moeten verzekeren. De onderbenutting van het openbaar vervoer is vooral te wijten aan tekortkomingen in het projectontwerp en in het mobiliteitsbeleid. Verscheidene gevallen ervan hadden kunnen worden aangepakt in de planningsfase van het project.

Op basis van haar bevindingen beval de ERK de Europese Commissie het volgende aan:

  • Zodra een project operationeel is, moeten beheersinstrumenten worden ingezet om de kwaliteit van de diensten en de gebruikerstevredenheid te monitoren.
  • Een minimumaantal resultaatindicatoren met bijbehorende doelstellingen moet worden opgenomen in de subsidieovereenkomsten en vervolgens ook worden gemeten.
  • De raming van het verwachte gebruikersaantal dient strenger te worden geanalyseerd en de keuze van een vervoerswijze dient te worden onderbouwd met een gekwantificeerde vergelijking van verschillende vervoersopties.
  • Stadsvervoersprojecten moeten deel uitmaken van een deugdelijk vervoersbeleid.
  • De relevante aanbevelingen moeten ook worden aangepakt door de instanties van de lidstaten bij het beheer van door de EU gefinancierde stadsvervoersprojecten.

Een korte video-opname met een interview van het voor het verslag verantwoordelijke ERK-lid is beschikbaar op: https://www.youtube.com/user/EUAuditorsECA