Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme
Inhoudsopgave van deze pagina:
Raad van de Europese Unie Brussel, 12 januari 2015 (OR. en)
5116/15
Interinstitutioneel dossier: ADD 2
2013/0025 (COD) i
EF 6 ECOFIN 12 DROIPEN 1 CRIMORG 7 CODEC 20
NOTA I-PUNT van: Presidency aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers Nr. Comdoc.: COM (2013) 45 final i Betreft: Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor
het witwassen van geld en de financiering van terrorisme
Met het oog op de vergadering van het Coreper (2e deel) op 15 januari 2015 gaat hierbij voor de delegaties de definitieve compromistekst van het voorzitterschap betreffende bovengenoemd Commissievoorstel.
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank,
Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Massale stromen illegaal geld kunnen de stabiliteit en de reputatie van de financiële sector aantasten en een gevaar betekenen voor de interne markt en voor de internationale ontwikkeling. Terrorisme tast onze samenleving aan tot in haar fundamenten. De strafrechtelijke benadering op het niveau van de Unie moet verder worden uitgebouwd, maar preventie via het financiële stelsel is evenzeer onontbeerlijk en kan extra resultaten opleveren. De preventieve benadering moet doelgericht en evenredig zijn.
(2) De soliditeit, integriteit en stabiliteit van kredietinstellingen en financiële instellingen en het vertrouwen in het financiële stelsel als geheel kunnen ernstig in gevaar worden gebracht door de pogingen van criminelen en hun medeplichtigen om hetzij de herkomst van de opbrengsten van misdrijven te verhullen, hetzij rechtmatig of onrechtmatig verkregen gelden voor terroristische doeleinden te gebruiken. Witwassers en terrorismefinanciers zouden kunnen trachten de aan de geïntegreerde financiële ruimte inherente liberalisering van het kapitaalverkeer en van het verrichten van financiële diensten ten voordele van hun criminele activiteiten aan te wenden. Daarom moeten op het niveau van de Unie bepaalde coördinerende maatregelen worden genomen. De beoogde bescherming van de samenleving tegen criminaliteit en de beoogde bescherming van de stabiliteit en de integriteit van het Europees financieel stelsel moeten echter worden afgewogen tegen de behoefte aan een regelgevingsklimaat waarin ondernemingen kunnen groeien zonder met onevenredige nalevingskosten te worden opgezadeld.
(3) Deze richtlijn is de vierde waarmee de witwasdreiging wordt aangepakt. In Richtlijn
91/308/EEC van de Raad van 10 juni 1991 1 werd witwassen gedefinieerd in termen van drugsmisdrijven
en werden alleen aan de financiële sector verplichtingen opgelegd. Bij Richtlijn
2001/97/EG van het Europees Parlement en de Raad 2 is het toepassingsgebied uitgebreid, zowel
wat de daaronder vallende strafbare feiten als wat de daaronder vallende categorieën beroepen en activiteiten betreft. In juni 2003 heeft de Financial Action Task Force (hierna "FATF") haar aanbevelingen uitgebreid tot financiering van terrorisme en nadere voorschriften opgesteld met betrekking tot cliëntidentificatie en -verificatie, de situaties waarin een hoger witwasrisico verscherpte maatregelen kan rechtvaardigen, alsook de situaties waarin een verlaagd risico minder strenge controles kan rechtvaardigen. Deze wijzigingen zijn verwerkt in Richtlijn 2005/60/EG i van
het Europees Parlement en de Raad 3 en Richtlijn 2006/70/EG i van de Commissie van 1 augustus
2006 4 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2005/60/EG i wat betreft de definitie
van politiek prominente personen en wat betreft de technische criteria voor vereenvoudigde klantenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen op grond van occasionele of zeer beperkte financiële activiteiten.
1 Richtlijn 91/308/EEG i van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het
financiële stelsel voor het witwassen van geld (PB L 166 van 28.6.1991, blz. 77).
2 Richtlijn 2001/97/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2001 tot
wijziging van Richtlijn 91/308/EEG i van de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld (PB L 344 van 28.12.2001, blz. 76).
3 Richtlijn 2005/60/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot
voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).
4 Richtlijn 2006/70/EG i van de Commissie van 1 augustus 2006 tot vaststelling van
uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2005/60/EG i van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van politiek prominente personen en wat betreft de technische criteria voor vereenvoudigde klantenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen op grond van occasionele of zeer beperkte financiële activiteiten (PB L 214 van 4.8.2006, blz. 29).
(4) Witwassen en terrorismefinanciering vinden gewoonlijk in een internationale context plaats. Maatregelen die uitsluitend op nationaal niveau of zelfs op het niveau van de Unie worden getroffen, zonder met internationale coördinatie en samenwerking rekening te houden, zouden een zeer beperkte uitwerking hebben. De door de Unie op dat gebied vast te stellen maatregelen dienen derhalve verenigbaar te zijn met en minstens even streng te zijn als andere in de internationale gremia ondernomen acties. In het optreden van de Unie moet in het bijzonder rekening worden gehouden met de FATF-aanbevelingen en met de instrumenten van andere internationale organen voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Met het oog een doelmatiger bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering moeten de Richtlijnen 2005/60/EG i en 2006/70/EG i in voorkomend geval worden afgestemd op de nieuwe in februari 2012 vastgestelde en uitgebreide FATF-aanbevelingen.
(5) Voorts houdt het misbruik van het financiële stelsel voor het aanwenden van crimineel of zelfs rechtmatig verkregen geld voor terroristische doeleinden onmiskenbaar een risico in voor de integriteit, de goede werking, de reputatie en de stabiliteit van het financiële stelsel. De preventieve maatregelen van deze richtlijn dienen dan ook het manipuleren van uit ernstige vormen van criminaliteit verkregen geld en het verzamelen van gelden of voorwerpen voor terroristische doeleinden te omvatten.
(6) Bij grote betalingen in contanten zijn het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering zeer hoog. Om de waakzaamheid te vergroten en de aan contante betalingen verbonden risico's te beperken, moeten natuurlijke en rechtspersonen die in goederen handelen onder deze richtlijn vallen voor zover zij contante betalingen van 10 000 EUR of meer verrichten of ontvangen. De lidstaten moeten lagere drempels, bijkomende algemene beperkingen op het gebruik van contanten en andere strengere bepalingen kunnen vaststellen.
(6a) Er wordt steeds meer gebruikgemaakt van elektronisch-geldproducten in plaats van bankrekeningen, en daarom is het gerechtvaardigd om deze producten overeenkomstig Richtlijn
2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad 5 aan de verplichtingen in het kader van het
bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering (hierna "AML/CFT") te onderwerpen. In bepaalde omstandigheden waaraan een bewezen laag risico is verbonden, en onder strikte risicobeperkende voorwaarden, moet het de lidstaten evenwel zijn toegestaan elektronisch-geldproducten vrij te stellen van bepaalde cliëntenonderzoeksmaatregelen, zoals het identificeren en verifiëren van de cliënt en van de uiteindelijk begunstigde, doch niet van het controleren van de transacties of de zakelijke relatie, zoals beschreven in artikel 11, lid 1, punt d), van de onderhavige richtlijn. De risicobeperkende voorwaarden moeten onder andere omvatten dat vrijgestelde elektronischgeldproducten enkel mogen worden gebruikt voor de aankoop van goederen of diensten, en dat het elektronisch opgeslagen bedrag voldoende laag moet zijn om het omzeilen van de AML/CFT-regels te verhinderen. Deze vrijstelling laat de beoordelingsbevoegdheid van de lidstaten om meldingsplichtige entiteiten toe te staan overeenkomstig artikel 13 vereenvoudigde cliëntenonderzoeksmaatregelen toe te passen op andere elektronisch-geldproducten met een lager risico, onverlet.
Makelaars in onroerend goed zouden in voorkomend geval kunnen worden opgevat als mede omvattende huurbemiddelingsdiensten.
(7) Beoefenaren van juridische beroepen, zoals gedefinieerd door de lidstaten, moeten onder deze richtlijn vallen wanneer zij deelnemen aan financiële of vennootschapsrechtelijke transacties, met inbegrip van het verstrekken van belastingadvies, waarbij het grootste risico bestaat dat de diensten van deze beroepsbeoefenaren worden misbruikt om de opbrengsten van criminele activiteiten wit te wassen of terrorisme te financieren. Er moet evenwel vrijstelling zijn van enige verplichting tot melding van informatie die is verkregen vóór, tijdens of na een gerechtelijke procedure, of bij het bepalen van de rechtspositie van een cliënt. Juridisch advies dient bijgevolg aan de professionele geheimhoudingsplicht onderworpen te blijven, tenzij de juridisch adviseur deelneemt aan witwaspraktijken of terrorismefinanciering, het juridisch advies voor witwasdoeleinden of terrorismefinanciering wordt verstrekt, of tenzij de advocaat weet dat zijn cliënt juridisch advies wenst voor witwasdoeleinden of terrorismefinanciering.
5 Richtlijn 2009/110/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009
betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG i en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG i (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7).
(8) Rechtstreeks vergelijkbare diensten moeten op dezelfde wijze worden behandeld ongeacht welke onder deze richtlijn vallende beroepsbeoefenaren de diensten verstrekken. Met het oog op de eerbiediging van de bij het Handvest gewaarborgde rechten mag, in het geval van bedrijfsrevisoren, externe accountants en belastingadviseurs, die in sommige lidstaten een cliënt in rechte kunnen verdedigen of vertegenwoordigen, of zijn rechtspositie kunnen bepalen, de informatie die zij bij de uitoefening van deze taken ontvangen, niet onder de meldingsplicht van deze richtlijn vallen.
(9) Het is belangrijk er uitdrukkelijk de aandacht op te vestigen dat "fiscale misdrijven" die met directe en indirecte belastingen verband houden, onder de brede definitie van "criminele activiteit" overeenkomstig deze richtlijn vallen, in overeenstemming met de herziene FATF-aanbevelingen. Aangezien in elke lidstaat verschillende fiscale delicten kunnen worden omschreven als "criminele activiteit" die kan worden bestraft met de in artikel 3, punt 4, onder f), bedoelde sancties, kunnen de definities van fiscale misdrijven in het nationaal recht van elkaar verschillen. Hoewel er niet wordt gestreefd naar harmonisatie van de definities van fiscale misdrijven in het nationaal recht, moeten de lidstaten binnen de grenzen van hun nationaal recht een zo ruim mogelijke mate van inlichtingenuitwisseling en bijstandverlening tussen de financiële-inlichtingeneenheden (FIE’s) van de Unie toestaan.
(10) Van elke natuurlijke persoon die een juridische entiteit in eigendom heeft of daarover zeggenschap uitoefent, moet de identiteit worden vastgesteld. Om daadwerkelijke transparantie te waarborgen, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat het breedst mogelijke scala van juridische entiteiten die op hun grondgebied vennootschapsrechtelijk of anderszins zijn opgericht, wordt bestreken. Hoewel het vinden van een nader bepaald procentueel aandelen- of eigendomsbelang niet automatisch tot het vinden van de uiteindelijk begunstigde zal leiden, is het een van de in aanmerking te nemen bewijselementen. De lidstaten kunnen evenwel besluiten dat een lager percentage op eigendom of zeggenschap kan wijzen.
De identificatie en verificatie van uiteindelijk begunstigden moet zich in voorkomend geval uitstrekken tot juridische entiteiten die andere juridische entiteiten in eigendom hebben en meldingsplichtige entiteiten moeten zoeken naar de natuurlijke persoon of personen die, door middel van eigendom of met andere middelen, de uiteindelijke zeggenschap uitoefent, respectievelijk uitoefenen, over de rechtspersoon die de cliënt is. Zeggenschap met andere middelen kan onder meer de zeggenschapscriteria omvatten die worden gebruikt voor het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening, zoals de aandeelhoudersovereenkomst, het uitoefenen van overheersende invloed of de bevoegdheid tot benoeming van de directie. Er kunnen gevallen zijn waarin het onmogelijk is een natuurlijke persoon aan te duiden die uiteindelijk de eigenaar is van of zeggenschap uitoefent over een rechtspersoon. In dergelijke uitzonderlijke gevallen kunnen meldingsplichtige entiteiten, na uitputting van alle andere identificatiemiddelen, en mits er geen gronden voor verdenking bestaan, de hoofdbestuurder(s) als uiteindelijk begunstigde beschouwen.
(11) De noodzaak van nauwkeurige en actuele informatie over de uiteindelijk begunstigde is een bepalende factor bij het opsporen van criminelen die hun identiteit anders achter een vennootschapsrechtelijke structuur kunnen verbergen. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat overeenkomstig de bepalingen van het toepasselijk nationaal recht opgerichte vennootschapsrechtelijke entiteiten, naast de basisgegevens zoals naam en adres van de vennootschap, het bewijs van oprichting en juridische eigendom, adequate, accurate en actuele informatie vergaren en bijhouden betreffende hun uiteindelijk begunstigde. Met het oog op meer transparantie en om misbruik van juridische entiteiten tegen te gaan, moten de lidstaten ervoor zorgen dat informatie over de uiteindelijk begunstigde in volledige overeenstemming met het Unierecht wordt bewaard in een centraal register dat zich buiten de vennootschap bevindt. Hiertoe kunnen de lidstaten gebruik maken van een centrale database waarin de informatie betreffende uiteindelijk begunstigden worden verzameld, van het handelsregister of van een ander centraal register. De lidstaten kunnen besluiten dat de meldingsplichtige entiteiten verantwoordelijk zijn voor het opnemen van de gegevens in het register. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat deze gegevens in alle gevallen aan de bevoegde autoriteiten en de FIE's ter beschikking wordt gesteld en aan de meldingsplichtige entiteiten wordt verstrekt wanneer deze cliëntenonderzoeksmaatregelen nemen. De lidstaten moeten er tevens voor zorgen dat andere personen die zich met betrekking tot het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en de daarmee verband houdende basisdelicten, zoals corruptie, fiscale misdrijven en fraude, op een rechtmatig belang kunnen beroepen overeenkomstig de voorschriften inzake gegevensbescherming toegang krijgen tot de gegevens betreffende uiteindelijk begunstigden. Personen die zich op een rechtmatig belang kunnen beroepen, moeten toegang krijgen tot gegevens omtrent de aard en de omvang van het gehouden of genoten financieel belang, als berekend bij benadering.
In die optiek kunnen de lidstaten krachtens hun nationaal recht bredere toegang toestaan dan op grond van deze richtlijn is toegestaan. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het in een vroeg stadium verlenen van toegang tot gegevens betreffende uiteindelijk begunstigden op zodanige wijze geschiedt dat de betrokken vennootschap niet getipt wordt.
Om te zorgen voor een gelijk speelveld voor de verschillende rechtsvormen moeten ook trustees worden verplicht informatie over de uiteindelijk begunstigde te verkrijgen, bij te houden en te verstrekken aan meldingsplichtige entiteiten die cliëntenonderzoeksmaatregelen nemen, en om deze informatie te doen opnemen in een centraal register (of een centrale database) en moeten zij aan de meldingsplichtige entiteiten hun status opgeven. Juridische entiteiten, zoals stichtingen en met trusts vergelijkbare juridische constructies, moeten aan gelijkwaardige voorschriften onderworpen zijn.
(11b) Nieuwe technologieën bieden bedrijven en cliënten tijdbesparende en kosteneffectieve oplossingen, en moeten daarom bij risicobeoordelingen in overweging worden genomen. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de meldingsplichtige entiteiten moeten bij het bestrijden van nieuwe en innovatieve witwaspraktijken proactief te werk gaan. (12) Het bepaalde in deze richtlijn dient ook te gelden wanneer de activiteiten van de onder deze richtlijn vallende meldingsplichtige entiteiten via het internet plaatsvinden.
(12a) De vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBRD worden aangemoedigd de bepalingen van deze richtlijn toe te passen en op de EBRD-website een antiwitwasbeleid bekend te maken met gedetailleerde procedures die uitvoering geven aan deze richtlijn.
(13) Het gebruik van de kansspelsector om de opbrengsten van criminele activiteiten wit te wassen, is zorgwekkend. Om de risico's in verband met de kansspelsector te beperken, moeten de aanbieders van kansspeldiensten waaraan een hoger risico is verbonden, worden verplicht cliëntenonderzoeksmaatregelen te nemen voor afzonderlijke transacties van 2000 EUR of meer. De lidstaten moeten overwegen deze drempel toe te passen op het ophalen van prijzen en/of het aangaan van weddenschappen, met inbegrip van het aankopen en verkopen van speelpenningen. Aanbieders van kansspeldiensten met fysieke lokalen (bv. casino's en speelhuizen) moeten ervoor zorgen dat cliëntenonderzoek, als het bij de ingang van de lokalen plaatsvindt, aan de door de cliënt in die lokalen aangegane transacties kan worden gekoppeld. In bepaalde omstandigheden waaraan een bewezen laag risico is verbonden, moet het de lidstaten evenwel worden toegestaan om bepaalde kansspeldiensten van sommige of alle voorschriften van de richtlijn vrij te stellen. Het gebruik van een vrijstelling door een lidstaat zou alleen mogen worden overwogen in strikt beperkte en gerechtvaardigde omstandigheden, en indien het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering verwaarloosbaar zijn. Dergelijke vrijstellingen moeten aan een specifieke risicobeoordeling worden onderworpen, waarbij tevens wordt nagegaan hoe hoog het aan de transacties in kwestie verbonden risico is. De vrijstellingen moeten aan de Commissie worden gemeld. De lidstaten moeten in hun risicobeoordeling aangeven hoe zij rekening hebben gehouden met de toepasselijke bevindingen van de Commissie in de door haar in het kader van de supranationale risicobeoordeling opgestelde verslagen.
(14) Het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering kunnen van geval tot geval variëren. Bijgevolg moet een integrale risicogebaseerde benadering worden gebruikt. De risicogebaseerde benadering is niet een al te vrijblijvende optie voor de lidstaten en meldingsplichtige autoriteiten. Zij gaat gepaard met het gebruik van empirisch onderbouwde besluitvorming om het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering waarmee de Unie en degenen die daarin opereren geconfronteerd worden, doelgerichter aan te pakken.
(15) Aan de risicogebaseerde benadering ligt de behoefte van de lidstaten ten grondslag om het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering waaraan zij blootstaan te identificeren, inzichtelijk te maken en te beperken. Het belang van een supranationale benadering van risicoidentificatie is erkend op internationaal niveau en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit - EBA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 i van het Europees
Parlement en de Raad 6 ; de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor
verzekeringen en bedrijfspensioenen - EIOPA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 i van
het Europees Parlement en de Raad 7 ; en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese
Autoriteit voor effecten en markten - ESMA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 i van
het Europees Parlement en de Raad 8 (hierna "de ETA's), moeten worden belast met het uitbrengen
van advies over de risico's die van invloed zijn op de financiële sector van de EU.
6 Verordening (EU) nr. 1093/2010 i van het Europees Parlement en de Raad van 24 november
2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG i van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).
7 Verordening (EU) nr. 1094/2010 i van het Europees Parlement en de Raad van 24 november
2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG i van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).
8 Verordening (EU) nr. 1095/2010 i van het Europees Parlement en de Raad van 24 november
2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG i van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(15a) De Commissie is goed geplaatst om specifieke grensoverschrijdende bedreigingen in te schatten die van invloed zouden kunnen zijn op de interne markt en die niet opgespoord en effectief bestreden kunnen worden door de afzonderlijke lidstaten. Daarom moet haar worden opgedragen de beoordeling van de bovengenoemde risico’s te coördineren voor zover die verband houden met grensoverschrijdende verschijnselen. Om dit proces doeltreffend te doen verlopen is het essentieel dat de relevante deskundigen erbij worden betrokken, zoals de Deskundigengroep witwassen en terrorismefinanciering en de vertegenwoordigers van de FIE’s van de lidstaten, alsook — in voorkomend geval — andere organen op Unieniveau. Ook nationale risicobeoordelingen en ervaringen zijn een belangrijke bron van informatie voor het proces. Bij de beoordeling van de bovengenoemde risico's door de Commissie dienen geen persoonsgegevens te worden verwerkt en gegevens moeten hoe dan ook volledig geanonimiseerd zijn. De nationale en Europese toezichthoudende gegevensbeschermingsautoriteiten dienen slechts betrokken te zijn voor zover de beoordeling van het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering gevolgen heeft voor de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens.
(16) De resultaten van risicobeoordelingen moeten in voorkomend geval in een vroeg stadium aan meldingsplichtige entiteiten ter beschikking worden gesteld om hen in staat te stellen hun eigen risico's op te sporen, inzichtelijk te maken en te beperken.
(17) Om de risico's op het niveau van de Europese Unie nog inzichtelijker te maken en verder te beperken, moeten de lidstaten voorts de resultaten van hun risicobeoordelingen delen met elkaar, de Commissie en de EBA, de EIOPA en de ESMA.
(18) Bij de toepassing van deze richtlijn is het dienstig rekening te houden met de kenmerken en behoeften van kleine meldingsplichtige entiteiten die onder de richtlijn vallen en deze entiteiten een aan hun specifieke behoeften en aan de aard van de bedrijfsactiviteit aangepaste behandeling te garanderen.
(18a) Teneinde de goede werking van het financiële stelsel van de Unie en de interne markt tegen witwassen en terrorismefinanciering te beschermen, moet de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen waarbij wordt bepaald welke derde staten strategische tekortkomingen in hun nationale AML/CFT-regelgeving vertonen (hierna "derde staten met een hoog risico"). De veranderlijke aard van de bedreigingen inzake witwassen en terrorismefinanciering, die in de hand wordt gewerkt door de voortdurende evolutie van de technologie en de middelen waarover criminelen beschikken, vergt dat het juridisch kader met betrekking tot derde staten met een hoog risico continu en snel kan worden aangepast, teneinde bestaande risico's doelmatig aan te pakken en te voorkomen dat nieuwe risico's ontstaan. De Commissie moet rekening houden met informatie van internationale organisaties en normalisatieorganen op AML/CFT-gebied, zoals de publieke verklaringen, wederzijdse evaluatierapporten, gedetailleerde beoordelingsrapporten of gepubliceerde follow-uprapporten van de FATF, en zij moet haar beoordelingen in voorkomend geval aanpassen aan de veranderingen daarin.
(18b) De lidstaten moeten ten minste bepalen dat de meldingsplichtige entiteiten verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen toepassen ten aanzien van personen of juridische entiteiten die gevestigd zijn in derde staten die door de Commissie als land met een hoog risico zijn aangemerkt. Evenzo moet het verboden zijn zich te verlaten op derden die gevestigd zijn in dergelijke derde staten met een hoog risico. Uit het feit dat een land niet in de lijst is opgenomen, dient niet automatisch te worden geconcludeerd dat het over doeltreffende AML/CFT-systemen beschikt, en de entiteiten van dat land moeten naar hun risicogevoeligheid worden beoordeeld.
(19) Risico is van nature variabel en de variabelen kunnen afzonderlijk of in onderlinge combinatie het potentiële risico verhogen of verlagen, en aldus van invloed zijn op het passende niveau van preventieve maatregelen, zoals cliëntenonderzoeksmaatregelen. Er zijn derhalve omstandigheden waarin verscherpt cliëntenonderzoek moet worden toegepast en omstandigheden waarin vereenvoudigd cliëntenonderzoek passend kan zijn.
(20) Erkend moet worden dat sommige situaties een groter witwasrisico of risico van terrorismefinanciering vertegenwoordigen. Hoewel de identiteit en het zakelijk profiel van alle cliënten dienen te worden vastgesteld, zijn er gevallen waarin bijzonder strikte cliëntidentificatie- en cliëntverificatieprocedures vereist zijn.
(21) Dit geldt in het bijzonder in het geval van relaties met natuurlijke personen die een prominente publieke functie bekleden of bekleed hebben, vooral indien deze afkomstig zijn uit landen, binnen en buiten de Unie, waar corruptie wijdverbreid is. Dergelijke relaties kunnen voor de financiële sector vooral een groot reputatierisico en juridisch risico behelzen. Ook de internationale inspanning ter bestrijding van corruptie rechtvaardigt bijzondere aandacht voor dergelijke gevallen en de toepassing van passende maatregelen inzake verscherpt cliëntenonderzoek ten aanzien van personen die in eigen land of in het buitenland een prominente publieke functie bekleden of bekleed hebben en ten aanzien van hooggeplaatsten bij internationale organisaties.
(21b) De voorschriften betreffende politiek prominente personen zijn preventief en niet strafrechtelijk van aard en dienen niet te worden opgevat als zouden politiek prominente personen per definitie in criminele activiteiten verwikkeld zijn.
Een zakelijke relatie met een politiek prominente persoon afwijzen, louter op grond van de vaststelling dat een cliënt een politiek prominente persoon is, druist in tegen de letter en de geest van de FATF-aanbevelingen en van deze richtlijn.
(22) Van de directie goedkeuring verkrijgen voor het aangaan van zakelijke relaties impliceert niet per se het verkrijgen van de goedkeuring van de raad van bestuur. Die goedkeuring moet kunnen worden verleend door iemand met voldoende kennis van de blootstelling van de instelling aan het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering en met voldoende anciënniteit om beslissingen te nemen die van invloed zijn op die risicoblootstelling.
(23) Om te vermijden dat cliëntidentificatieprocedures nodeloos worden overgedaan, hetgeen tot vertragingen en inefficiëntie in de zakelijke activiteiten zou leiden, verdient het aanbeveling om, behoudens passende waarborgen, toe te staan dat cliënten bij meldingsplichtige entiteiten worden geïntroduceerd die reeds elders zijn geïdentificeerd. Indien een meldingsplichtige entiteit zich op een derde verlaat, ligt de eindverantwoordelijkheid voor de cliëntonderzoeksprocedure bij de meldingsplichtige entiteit waarbij de cliënt is geïntroduceerd. De derde, of de persoon die de cliënt heeft geïntroduceerd, moet, voor zover diens relatie met de cliënt onder deze richtlijn valt, zelf eveneens verantwoordelijk blijven voor de naleving van de voorschriften van deze richtlijn, waaronder het voorschrift om verdachte transacties te melden en gegevens te bewaren.
(24) In het geval van een agentuur- of uitbestedingsverhouding op contractuele basis tussen meldingsplichtige entiteiten en niet onder deze richtlijn vallende externe natuurlijke of rechtspersonen kunnen verplichtingen inzake de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering voor deze agenten of verrichters van uitbestede diensten als deel van de meldingsplichtige entiteiten alleen voortvloeien uit het contract en niet uit deze richtlijn. De verantwoordelijkheid voor de naleving van deze richtlijn moet derhalve hoofdzakelijk bij de meldingsplichtige entiteit blijven berusten.
(25) Alle lidstaten beschikken over operationeel onafhankelijke en zelfstandige financiëleinlichtingeneenheden (hierna "FIE's"), of moeten die oprichten, om de informatie die zij ontvangen te verzamelen en te analyseren met het doel verbanden te leggen tussen verdachte transacties en onderliggende criminele activiteiten, teneinde witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen en te bestrijden. Onder operationeel onafhankelijke en zelfstandige FIE's wordt verstaan dat de FIE moet beschikken over het gezag en de capaciteit om haar taken vrijelijk te kunnen vervullen, inclusief het nemen van de autonome beslissing specifieke informatie te analyseren, op te vragen en te verspreiden. Verdachte transacties en andere informatie omtrent witwassen, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering dienen te worden gemeld aan de FIE’s, die moeten fungeren als nationaal centrum voor het ontvangen, analyseren en onder de bevoegde autoriteiten verspreiden van de resultaten van haar analyse. Alle verdachte transacties en transactiepogingen moeten worden gerapporteerd, ongeacht het bedrag van de transactie. De gerapporteerde informatie kan ook informatie op basis van drempelwaarden omvatten.
(26) In afwijking van het algemene verbod op het uitvoeren van verdachte transacties kunnen meldingsplichtige entiteiten verdachte transacties uitvoeren voordat zij de bevoegde autoriteiten hiervan op de hoogte brengen indien het afzien van uitvoering onmogelijk is of indien hierdoor de vervolging van de begunstigden van een vermoedelijke witwas- of terrorismefinancieringstransactie zou kunnen worden belemmerd. Dit laat evenwel de door de lidstaten aanvaarde internationale verplichtingen onverlet om middelen of andere goederen van terroristen, terroristische organisaties of financiers van terrorisme, onverwijld te bevriezen, conform de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
(27) De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om voor de beroepen bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 3), onder a), b) en d) een passend zelfregulerend orgaan aan te wijzen als de autoriteit die in plaats van de FIE in eerste instantie op de hoogte moet worden gesteld. Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vormt een systeem waarbij in eerste instantie aan een zelfregulerend orgaan melding wordt gedaan een belangrijke waarborg voor het handhaven van de bescherming van de grondrechten waar het gaat om de meldingsplicht van advocaten. De lidstaten moeten bepalen met welke middelen en op welke wijze de bescherming van het beroepsgeheim, de vertrouwelijkheid en de persoonlijke levenssfeer wordt bewerkstelligd.
(28) Een lidstaat die besluit gebruik te maken van de in artikel 33, lid 2, bedoelde vrijstellingen, kan het zelfregulerend orgaan dat de in dat artikel bedoelde personen vertegenwoordigt, toestaan of voorschrijven om aan de FIE geen informatie door te geven die zij in de in dat artikel bedoelde omstandigheden van die personen heeft verkregen.
(29) In een aantal gevallen zijn werknemers die hun vermoedens van witwassen hebben gemeld, bedreigd of lastig gevallen. Deze richtlijn kan de gerechtelijke procedures van de lidstaten niet doorkruisen, maar daardoor is dit aspect niet minder cruciaal voor de doeltreffendheid van het AML/CFT-systeem.
De lidstaten moeten zich rekenschap geven van het probleem en alles doen wat in hun vermogen ligt om personen, met inbegrip van werknemers en vertegenwoordigers van de meldingsplichtige entiteit, te beschermen tegen dergelijke vormen van intimidatie en zij moeten overeenkomstig hun nationaal recht aan die personen passende bescherming bieden, in het bijzonder wat betreft het recht op bescherming van hun persoonsgegevens en het recht op bescherming en vertegenwoordiging in rechte.
(30) Richtlijn 95/46/EG i van het Europees Parlement en de Raad 9 , als omgezet in het nationaal
recht, is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de onderhavige richtlijn.
Verordening (EG) nr. 45/2001 i van het Europees Parlement en de Raad 10 is van toepassing op de
verwerking van persoonsgegevens door de instellingen en organen van de Unie in het kader van de onderhavige richtlijn.
Bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering wordt door alle lidstaten erkend als een zwaarwegend algemeen belang.
Deze richtlijn laat onverlet de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, met inbegrip van de ter uitvoering van Kaderbesluit 977/2008/JBZ vastgestelde bepalingen van het nationale recht.
9 Richtlijn 95/46/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
10 Verordening (EG) nr. 45/2001 i van het Europees Parlement en de Raad van 18 december
2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(31) Het is van essentieel belang dat de afstemming van deze richtlijn op de FATF-aanbevelingen geschiedt in volledige overeenstemming met het recht van de Unie, met name wat betreft het Unierecht inzake gegevensbescherming en de bescherming van de grondrechten zoals verankerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Bepaalde aspecten van de uitvoering van deze richtlijn behelzen het verzamelen, analyseren, bewaren en delen van gegevens. Die verwerking van persoonsgegevens moet toegestaan zijn onder volledige eerbiediging van de grondrechten en uitsluitend met het oog op de toepassing van deze richtlijn, en de bij deze richtlijn voorgeschreven activiteiten, zoals, het uitvoeren van cliëntenonderzoek, doorlopende monitoring, onderzoek en melding van ongebruikelijke en verdachte transacties, identificatie van de uiteindelijk begunstigde van een rechtspersoon of juridische constructie, identificatie van een politiek prominente persoon, het delen van informatie door bevoegde autoriteiten en het delen van informatie door kredietinstellingen, financiële instellingen en andere meldingsplichtige entiteiten. Het verzamelen en vervolgens verwerken van persoonsgegevens door meldingsplichtige entiteiten moet beperkt blijven tot hetgeen noodzakelijk is met het oog op de naleving van de voorschriften van deze richtlijn en persoonsgegevens mogen niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met dat nalevingsdoel. Met name de verdere verwerking van persoonsgegevens voor commerciële doeleinden moet strikt verboden zijn.
(31a) Volgens de FATF-aanbevelingen moeten meldingsplichtige entiteiten, om in staat te zijn tot volledige samenwerking en snelle inwilliging van verzoeken van bevoegde autoriteiten om inlichtingen met het oog op voorkoming of opsporing van of onderzoek betreffende witwaspraktijken en terrorismefinanciering, de door middel van cliëntenonderzoeksmaatregelen verkregen informatie en de transactiegegevens gedurende ten minste vijf jaar bewaren. Ten behoeve van rechtszekerheid en consistentie in de aanpak en ter eerbiediging van de voorschriften betreffende de bescherming van persoonsgegevens moet de bewaringstermijn worden bepaald op vijf jaar vanaf de beëindiging van de zakelijke relatie of vanaf de datum van de occasionele transactie. Als dat nodig blijkt om witwaspraktijken en terrorismefinanciering te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken, en na beoordeling van de noodzaak en de evenredigheid, moeten de lidstaten evenwel de mogelijkheid hebben om een langere bewaring van de gegevens, gedurende ten hoogste vijf bijkomende jaren, toe te laten of te verlangen, onverminderd de nationale strafrechtelijke bepalingen betreffende bewijsmateriaal in lopende strafrechtelijke onderzoeken en gerechtelijke procedures. De lidstaten moeten verlangen dat specifieke waarborgen inzake gegevensbeveiliging voorhanden zijn; ook moeten zij bepalen welke personen of categorieën personen exclusieve toegang tot de bewaarde gegevens moeten hebben.
Met het oog op een passende en efficiënte rechtsbedeling in afwachting van de omzetting van deze richtlijn in de rechtsorde van de lidstaten, en ten behoeve van een soepele interactie met hun interne procesrecht, moet informatie of documentatie betreffende lopende gerechtelijke procedures die op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in een lidstaat aanhangig waren en die pertinent is om witwaspraktijken en terrorismefinanciering te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken, worden bewaard gedurende vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding, met de mogelijkheid die termijn met nogmaals vijf jaar te verlengen.
(32) Bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering wordt door alle lidstaten erkend als een zwaarwegend algemeen belang.
(34) De persoonsgegevens die voor de toepassing van deze richtlijn worden verwerkt, moeten van rechtswege toegankelijk zijn voor de betrokkene. Toegang van de betrokkene tot enige informatie die verband houdt met een aangemelde verdachte transactie zou evenwel de doeltreffendheid van de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering ernstig ondermijnen. Beperkingen van dit recht overeenkomstig de in artikel 13 van Richtlijn 95/46/EG i en, indien van toepassing, artikel 20 van Verordening (EG) nr. 45/2001 i neergelegde regels kunnen dan ook gerechtvaardigd zijn. De betrokkene heeft het recht om bij de in artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG i bedoelde nationale toezichthoudende autoriteit of, indien van toepassing, bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming een verzoek tot verifiëring van de rechtmatigheid van de gegevensverwerking in te dienen, alsook om zich overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn 95/46/EG i tot de rechter te wenden. De in artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG i bedoelde nationale toezichthoudende autoriteit kan ook ambtshalve optreden. Onverminderd de op het recht van toegang toepasselijke beperkingen moet de toezichthoudende autoriteit de betrokkene ervan in kennis kunnen stellen dat alle noodzakelijke verificaties door de toezichthoudende autoriteit zijn verricht en hem kunnen inlichten over het resultaat daarvan wat de rechtmatigheid van de verwerking in kwestie betreft.
(35) Personen die alleen maar papieren documenten in elektronische vorm omzetten en op contractbasis werkzaam zijn bij een kredietinstelling of een financiële instelling vallen niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn, evenmin als natuurlijke of rechtspersonen die kredietinstellingen of financiële instellingen uitsluitend voorzien van een berichtensysteem of van andere ondersteuningssystemen voor de overdracht van fondsen en/of clearing- en afwikkelingssystemen.
(36) Witwassen en terrorismefinanciering zijn internationale problemen en dienen dan ook op wereldschaal te worden bestreden. Wanneer kredietinstellingen en financiële instellingen uit de Unie bijkantoren en dochterondernemingen hebben in derde staten waar de wetgeving ter zake tekortkomingen vertoont, dienen zij, ter voorkoming van de toepassing van sterk uiteenlopende normen binnen eenzelfde instelling of groep van instellingen, de normen van de Unie toe te passen of, indien toepassing van die normen onmogelijk is, de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat van herkomst daarvan in kennis te stellen.
(37) Voor zover mogelijk moet aan meldingsplichtige entiteiten feedback beschikbaar worden gesteld betreffende het nut en de follow-up van de door hen aangemelde verdachte transacties. Om dit mogelijk te maken en de doeltreffendheid van hun maatregelen ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering te kunnen beoordelen, verdient het aanbeveling dat de lidstaten de statistische gegevens ter zake bijhouden en verder perfectioneren. Om de kwaliteit en de consistentie van de op Unieniveau verzamelde statistische gegevens verder te verbeteren, moet de Commissie de situatie in de Unie met betrekking tot de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering volgen en regelmatig overzichten publiceren.
(37a) Lidstaten die besluiten te verlangen dat uitgevers van elektronisch geld en betalingsdienstaanbieders die op hun grondgebied vestigingen hebben, anders dan een bijkantoor, en die hun hoofdkantoor in een andere lidstaat hebben, op hun grondgebied een centraal contactpunt aanwijzen, kunnen verlangen dat dit centraal contactpunt in naam van de aanwijzende instelling waarborgt dat de vestigingen de AML/CFT-regels naleven. Zij dienen er tevens voor te zorgen dat dit voorschrift evenredig is en niet verder gaat dan wat noodzakelijk is ter verwezenlijking van het doel, namelijk het waarborgen van de naleving van de AML/CFT-regels, onder meer door het respectieve toezicht te faciliteren.
(37b) Om de doeltreffendheid van hun maatregelen ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering te kunnen beoordelen, verdient het aanbeveling dat de lidstaten de statistische gegevens ter zake bijhouden en verder perfectioneren. Om de kwaliteit en de consistentie van de op Unieniveau verzamelde statistische gegevens verder te verbeteren, moet de Commissie de situatie in de Unie met betrekking tot de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering volgen en regelmatig overzichten publiceren.
(38) De bevoegde autoriteiten moeten erop toezien dat, met betrekking tot wisselkantoren, verrichters van trustdiensten en vennootschapsrechtelijke diensten of aanbieders van kansspeldiensten, de personen die het bedrijf van deze entiteiten feitelijk leiden en de uiteindelijk begunstigden van deze entiteiten, betrouwbaar en deskundig zijn. De criteria om te bepalen of een persoon al dan niet betrouwbaar en deskundig is, moeten ten minste recht doen aan de noodzaak om die entiteiten te beschermen tegen misbruik voor criminele doeleinden door hun bestuurders of uiteindelijk begunstigden.
(38a) Wanneer een meldingsplichtige entiteit vestigingen in een andere lidstaat exploiteert, mede door middel van een netwerk van agenten, is de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst verantwoordelijk voor het toezicht op de toepassing door de meldingsplichtige entiteit van groepsbrede AML/CTF-beleidsregels en -procedures. Dit kan gepaard gaan met bezoeken ter plaatse in vestigingen in een andere lidstaat. De bevoegde autoriteit van het land van herkomst dient nauw samen te werken met de bevoegde autoriteit van het ontvangende land, en moet de bevoegde autoriteit van het land van herkomst in kennis stellen van alle kwesties die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de naleving door de vestiging van de AML/CFT-verplichtingen van het ontvangende land.
(38b) Wanneer een meldingsplichtige entiteit vestigingen in een andere lidstaat heeft, mede via een netwerk van agenten of via personen die overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 2009/110/EG i elektronisch geld overmaken, blijft de bevoegde autoriteit van het ontvangende land verantwoordelijk voor het handhaven van de naleving van de AML/CTF-voorschriften door de vestiging, mede, in voorkomend geval, door het uitvoeren van inspecties ter plaatse en externe monitoring en door het nemen van passende en evenredige maatregelen tegen ernstige inbreuken op deze voorschriften. De bevoegde autoriteit van het ontvangende land dient nauw samen te werken met de bevoegde autoriteit van het land van herkomst, en moet de bevoegde autoriteit van het land van herkomst in kennis stellen van alle kwesties die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de toepassing door de meldingsplichtige entiteit van de groepsbrede AML/CFT-beleidsregels en - procedures. Om een einde te maken aan ernstige overtredingen van de AML/CFT-regels die onmiddellijke correcties vergen, kan de bevoegde autoriteit van het ontvangende land worden gemachtigd om passende en evenredige tijdelijke corrigerende maatregelen te nemen, die onder soortgelijke omstandigheden van toepassing zijn op meldingsplichtige entiteiten onder haar bevoegdheid, om dergelijke ernstige gebreken aan te pakken, in voorkomend geval met bijstand van of in samenwerking met de bevoegde autoriteit van het land van herkomst.
(39) Rekening houdend met het transnationale karakter van witwassen en terrorismefinanciering zijn coördinatie en samenwerking tussen de FIE's van de Unie (EU-FIE's) uiterst belangrijk. Om de coördinatie en samenwerking tussen FIE's te verbeteren, en met name te garanderen dat meldingen van verdachte transacties de FIE bereiken van de lidstaat waar de melding het meeste nut heeft, moeten in deze richtlijn gedetailleerde regels worden opgenomen.
(39a) Het "EU Financial Intelligence Units' Platform", een informele groep bestaande uit vertegenwoordigers van de FIE’s van de lidstaten die sinds 2006 actief is, wordt gebruikt voor het faciliteren van de samenwerking tussen nationale FIE’s en om van gedachten te wisselen over samenwerkingsgerelateerde kwesties zoals de doeltreffende internationale samenwerking van FIE’s, de gezamenlijke analyse van grensoverschrijdende gevallen alsmede de trends en factoren die relevant zijn voor de beoordeling van het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering, op zowel nationaal als supranationaal niveau.
(40) Het verbeteren van de uitwisseling van informatie tussen FIE's binnen de Unie is van bijzonder belang gelet op het transnationale karakter van witwassen en terrorismefinanciering. Het gebruik van beveiligde voorzieningen voor de uitwisseling van informatie, met name het gedecentraliseerde netwerk FIU.net of de opvolger daarvan, en de door dat netwerk aangeboden technieken, moet door de lidstaten worden aangemoedigd. De initiële uitwisseling van informatie tussen de FIE’s in verband met witwassen of terrorismefinanciering voor analysedoeleinden, zonder verdere verwerking of verspreiding, moet toegestaan zijn, tenzij dat strijdig zou zijn met fundamentele beginselen van het nationale recht. De uitwisseling van informatie over gevallen waarvan EU-FIE’s hebben vastgesteld dat ze fiscale misdrijven kunnen behelzen, moet de uitwisseling onverlet laten van inlichtingen op het gebied van de belastingen overeenkomstig
Richtlijn 2011/16 i/EU van de Raad 11 of in overeenstemming met de internationale normen
betreffende de uitwisseling van informatie en administratieve samenwerking in belastingzaken.
(40a) Om snel en volledig te kunnen reageren op verzoeken van de FIE’s, moeten meldingsplichtige entiteiten beschikken over doeltreffende systemen die hen in staat stellen om via beveiligde en vertrouwelijke kanalen volledige en tijdige toegang te krijgen tot informatie over zakelijke betrekkingen die zij onderhouden of hebben onderhouden met welbepaalde natuurlijke of rechtspersonen. De lidstaten zouden bijvoorbeeld kunnen overwegen om in overeenstemming met het recht van de Unie en het nationale recht systemen van bankenregisters of elektronische systemen voor gegevensontsluiting in te stellen waarmee FIE's toegang zouden krijgen tot informatie betreffende bankrekeningen, onverminderd rechterlijke toestemming indien van toepassing. Ook zouden de lidstaten kunnen overwegen mechanismen op te zetten om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten over procedures beschikken om activa op te sporen zonder voorafgaande kennisgeving aan de eigenaar.
11 Richtlijn 2011/16 i/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve
samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG i (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).
(40b) De lidstaten moeten hun bevoegde autoriteiten ertoe aanmoedigen op vlotte, constructieve en effectieve wijze een zo breed mogelijk scala van vormen van grensoverschrijdende samenwerking te bieden voor de toepassing van deze richtlijn, onverminderd de regels en procedures die van toepassing zijn op de justitiële samenwerking in strafzaken. De lidstaten moeten er in het bijzonder voor zorgen dat hun FIE's vrijelijk, uit eigen beweging of op verzoek van FIE's van derde staten, inlichtingen uitwisselen, met inachtneming van het recht van de Unie en de door de Egmontgroep van financiële-inlichtingeneenheden ontwikkelde beginselen voor informatie-uitwisseling.
(41) Het belang van het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering dient de lidstaten ertoe te brengen in hun nationale recht te voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende bestuursrechtelijke maatregelen en sancties in geval van niet-naleving van de ingevolge deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen. De lidstaten beschikken momenteel over een verscheidenheid aan administratieve maatregelen en sancties in geval van inbreuken op de belangrijkste preventieve bepalingen. Die verscheidenheid zou nadelig kunnen zijn voor de inspanningen die worden geleverd bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering en de kans bestaat dat de reactie van de Unie gefragmenteerd zou zijn. Deze richtlijn moet bijgevolg een geheel van bestuursrechtelijke maatregelen en sancties omvatten waarover de lidstaten minimaal moeten beschikken in geval van zware, herhaaldelijke of systematische inbreuken op de voorschriften betreffende cliëntenonderzoeksmaatregelen, het bewaren van gegevens, het melden van verdachte transacties en interne controles van meldingsplichtige entiteiten. Dit geheel van maatregelen moet voldoende breed zijn om de lidstaten en bevoegde autoriteiten in staat te stellen rekening te houden met verschillen tussen meldingsplichtige entiteiten, met name tussen kredietinstellingen en financiële instellingen en andere meldingsplichtige entiteiten, ten aanzien van hun omvang, kenmerken en werkterreinen. Bij de toepassing van deze richtlijn moeten de lidstaten ervoor zorgen dat bij het opleggen van bestuursrechtelijke maatregelen en sancties overeenkomstig deze richtlijn en van strafrechtelijke sancties overeenkomstig het nationale recht het "ne bis in idem"-beginsel niet wordt geschonden.
(41a) Met het oog op de beoordeling van de geschiktheid van personen die een managementfunctie hebben in of op andere wijze zeggenschap hebben over meldingsplichtige entiteiten, dient informatie over strafrechtelijke veroordelingen te worden uitgewisseld overeenkomstig Kaderbesluit
2009/315/JHA 12 en Besluit 2009/316 i/JHA 13 , als omgezet in het nationale recht, en met
andere relevante bepalingen van het nationale recht.
(42) Technische normen voor financiële diensten moeten een consistente harmonisatie en toereikende bescherming van deposanten, beleggers en consumenten in de hele Unie garanderen. Het zou efficiënt en passend zijn om de ETA's, als organen met zeer gespecialiseerde expertise, te belasten met de uitwerking van aan de Commissie voor te leggen ontwerpen van technische reguleringsnormen die geen beleidskeuzen inhouden.
(43) De Commissie moet de krachtens artikel 42 van deze richtlijn door de ETA's ontwikkelde ontwerpen van technische reguleringsnormen vaststellen door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 VWEU en overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010 i, Verordening (EU) nr. 1094/2010 i en Verordening (EU) nr. 1095/2010 i.
(44) Gezien de zeer ingrijpende wijzigingen die in Richtlijn 2005/60/EG i en Richtlijn 2006/70/EG i zouden moeten worden aangebracht, is het omwille van de duidelijkheid en consistentie aangewezen deze samen te voegen en te vervangen.
12 Kaderbesluit 2009/315 i/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en
de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 23).
13 Besluit 2009/316 i/JBZ van de Raad van 6 april 2009 betreffende de oprichting van het
Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) overeenkomstig artikel 11 van Kaderbesluit 2009/315 i/JBZ (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 33).
(45) Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de bescherming van het financiële stelsel middels preventie, opsporing en onderzoek van witwassen en terrorismefinanciering, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, aangezien individuele maatregelen die door de lidstaten worden vastgesteld om hun financiële stelsel te beschermen onverenigbaar kunnen zijn met de werking van de interne markt en met de voorschriften van de rechtsstaat en de openbare orde van de Unie, maar wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter op Unieniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is voor de verwezenlijking van deze doelstelling.
(46) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die bij het Handvest zijn erkend, in het bijzonder de eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap, het verbod op discriminatie, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijke rechtsgang, het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging.
(47) Overeenkomstig artikel 21 van het Handvest, dat elke discriminatie op welke grond dan ook verbiedt, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat deze richtlijn, ten aanzien van risicobeoordelingen in de context van cliëntenonderzoek, zonder discriminatie ten uitvoer wordt gelegd.
(48) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd,
(48b) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming heeft op 4 juli 2013 advies
uitgebracht 14 ,
14 PB C 32 van 4.2.2014, blz. 9.
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
A FDELING 1 T OEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat witwassen van geld en financiering van terrorisme verboden zijn.
-
2.Voor de toepassing van deze richtlijn worden de hierna genoemde handelingen, indien opzettelijk begaan, als witwassen van geld beschouwd:
-
a)de omzetting of overdracht van voorwerpen, wetende dat deze zijn verworven uit een criminele activiteit of uit deelneming aan een dergelijke activiteit, met het oogmerk de illegale herkomst ervan te verhelen of te verhullen of een persoon die bij deze activiteit is betrokken, te helpen aan de juridische gevolgen van diens daden te ontkomen;
-
b)het verhelen of verhullen van de werkelijke aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing, rechten op of de eigendom van voorwerpen, wetende dat deze verworven zijn uit een criminele activiteit of uit deelneming aan een dergelijke activiteit;
-
c)de verwerving, het bezit of het gebruik van voorwerpen, wetende, op het tijdstip van verkrijging, dat deze voorwerpen zijn verworven uit een criminele activiteit of uit deelneming aan een dergelijke activiteit;
-
d)deelneming aan, medeplichtigheid aan, poging tot, hulp aan, aanzetten tot, faciliteren van, of het geven van raad met het oog op het begaan van een van de in de punten a), b) en c) bedoelde daden.
-
3.Er is eveneens sprake van witwassen van geld indien de activiteiten die ten grondslag liggen aan de wit te wassen voorwerpen gelokaliseerd zijn op het grondgebied van een andere lidstaat of op dat van een derde staat.
-
4.Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder "financiering van terrorisme" verstaan: de verstrekking of verzameling van gelden en andere vermogensbestanddelen, op welke wijze ook, rechtstreeks of onrechtstreeks, met de bedoeling of wetende dat deze geheel of gedeeltelijk zullen worden gebruikt om strafbare feiten in de zin van de artikelen 1 tot en met 4 van Kaderbesluit
2002/475/JBZ van de Raad 15 , als gewijzigd bij Kaderbesluit 2008/919 i/JBZ van de Raad van
28 november 2008 16 , te plegen.
-
5.Medeweten, oogmerk of opzet, vereist als bestanddeel van de in de leden 2 en 4 bedoelde activiteiten, kunnen worden afgeleid uit objectieve feitelijke omstandigheden.
Artikel 2
-
1.Deze richtlijn is van toepassing op de volgende meldingsplichtige entiteiten:
-
1)kredietinstellingen;
-
2)financiële instellingen;
-
3)de volgende natuurlijke of rechtspersonen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten:
-
a)auditors, externe accountants en belastingadviseurs;
15 Kaderbesluit 2002/475 i/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding
(PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3).
16 Kaderbesluit 2008/919 i/JBZ van de Raad van 28 november 2008 tot wijziging van
Kaderbesluit 2002/475 i/JBZ inzake terrorismebestrijding (PB L 330 van 9.12.2008, blz. 21).
-
b)notarissen en andere onafhankelijke beoefenaren van juridische beroepen wanneer zij deelnemen, hetzij door op te treden in naam en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële of onroerendgoedtransactie, hetzij door het bijstaan bij het voorbereiden of uitvoeren van transacties voor hun cliënt in verband met:
-
i)de aan- en verkoop van onroerend goed of bedrijven;
-
ii)het beheren van diens geld, waardepapieren of andere activa;
-
iii)de opening of het beheer van bank-, spaar- of effectenrekeningen;
-
iv)het organiseren van inbreng die nodig is voor de oprichting, de exploitatie of het beheer van vennootschappen;
-
v)de oprichting, de exploitatie of het beheer van trusts, vennootschappen, stichtingen of soortgelijke structuren;
-
c)niet onder a) of b) vallende aanbieders van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten;
-
d)vastgoedmakelaars;
-
e)andere natuurlijke of rechtspersonen die handelen in goederen, doch slechts voor zover er contante betalingen worden gedaan of ontvangen voor een bedrag van 10 000 EUR of meer, ongeacht of de transactie plaatsvindt in één verrichting of via meer verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan;
-
f)aanbieders van kansspeldiensten.
Met uitzondering van casino’s en na een adequate risicobeoordeling, kunnen de lidstaten besluiten aanbieders van bepaalde kansspeldiensten geheel of gedeeltelijk vrijstelling te verlenen van de nationale bepalingen ter omzetting van deze richtlijn, voor zover is bewezen dat de aard en, in voorkomend geval, de schaal van de transacties betreffende dergelijke diensten een laag risico vertegenwoordigen.
Bij deze risicobeoordeling moeten de lidstaten onder meer inschatten hoe kwetsbaar de betrokken transacties zijn, mede met betrekking tot de gebruikte betalingswijzen.
Ieder door een lidstaat uit hoofde van dit lid genomen besluit wordt aan de Commissie gemeld, met een motivering op basis van een specifieke risicobeoordeling. De Commissie stelt de overige lidstaten van het besluit in kennis.
De lidstaten geven in hun risicobeoordeling aan hoe zij rekening hebben gehouden met relevante bevindingen van de Commissie zoals uiteengezet in de door haar overeenkomstig artikel 6 uitgebrachte verslagen.
-
2.De lidstaten kunnen besluiten dat natuurlijke of rechtspersonen die slechts occasioneel of in zeer beperkte mate financiële activiteiten ontplooien waarbij het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering gering zijn, niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, mits de natuurlijke of rechtspersonen alle volgende criteria vervullen:
-
a)de financiële activiteit is in absolute zin beperkt van omvang;
-
b)de financiële activiteit is op transactiebasis beperkt;
-
c)de financiële activiteit vormt niet de hoofdactiviteit;
-
d)de financiële activiteit heeft een bijkomstig karakter en houdt rechtstreeks verband met de hoofdactiviteit;
-
e)met uitzondering van de in lid 1, punt 3, onder e), bedoelde activiteit, is de hoofdactiviteit niet een in lid 1 genoemde activiteit;
-
f)de financiële activiteit wordt enkel verricht voor cliënten voor wie de hoofdactiviteit bedoeld is, en wordt niet algemeen aangeboden aan het publiek.
De eerste alinea is niet van toepassing op rechtspersonen en natuurlijke personen die werkzaamheden verrichten op het gebied van geldtransfers in de zin van artikel 4, punt 13, van
Richtlijn 2007/64/EG i van het Europees Parlement en de Raad 17 .
17 Richtlijn 2007/64/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007
betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG i, 2002/65/EG, 2005/60/EG i en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG i (PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1).
-
3.Voor de toepassing van lid 2, punt a), verlangen de lidstaten dat de totale omzet uit de financiële activiteit een bepaalde drempel, die voldoende laag moet zijn, niet overschrijdt. Die drempel wordt, afhankelijk van het soort financiële activiteit, op nationaal niveau vastgesteld.
-
4.Voor de toepassing van lid 2, punt b), hanteren de lidstaten per cliënt en per transactie een bovengrens, ongeacht of de transactie plaatsvindt in één verrichting dan wel in verscheidene verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan. Die bovengrens wordt, afhankelijk van het soort financiële activiteit, op nationaal niveau vastgesteld. Zij ligt voldoende laag om ervoor te zorgen dat dit soort transacties zeker geen geschikte of doelmatige methode vormen om geld wit te wassen of terrorisme te financieren, en bedraagt niet meer dan 1 000 EUR.
-
5.Voor de toepassing van lid 2, punt c), verlangen de lidstaten dat de omzet uit de financiële activiteit niet meer dan 5% van de totale omzet van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon bedraagt.
-
6.Wanneer de lidstaten voor de toepassing van dit artikel het witwasrisico of het risico van terrorismefinanciering beoordelen, besteden zij speciale aandacht aan elke financiële activiteit ten aanzien waarvan het door haar aard bijzonder waarschijnlijk mag worden geacht dat zij kan worden gebruikt of misbruikt voor witwassen of terrorismefinanciering.
-
7.Een uit hoofde van lid 2 door een lidstaat genomen besluit wordt gemotiveerd. Wanneer de omstandigheden veranderen, kan de lidstaat dat besluit intrekken. De lidstaten doen dergelijke besluiten toekomen aan de Commissie, die de overige lidstaten daarvan in kennis stelt.
-
8.De lidstaten zetten op het risico gebaseerde controleactiviteiten op of nemen andere passende maatregelen, om ervoor te zorgen dat de bij besluiten op grond van dit artikel verleende vrijstelling niet wordt misbruikt.
Artikel 3
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
"kredietinstelling”: een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, punt 1, van Verordening (EU)
nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad 18 , met inbegrip van bijkantoren daarvan als
omschreven in artikel 4, punt 17, van genoemde verordening, welke gelegen zijn in de Unie, ongeacht of het hoofdkantoor ervan zich in de Unie of in een derde staat bevindt;
-
a)een onderneming die geen kredietinstelling is en die een of meer van de werkzaamheden verricht die zijn opgenomen onder de punten 2 tot en met 12 en punten 14 en 15 van bijlage I bij Richtlijn
2006/48/EG 19 , met inbegrip van de werkzaamheden van wisselkantoren;
-
b)een verzekeringsonderneming als omschreven in artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG i
van het Europees Parlement en de Raad 20 , voor zover zij het door die richtlijn bestreken
levensverzekeringsbedrijf uitoefent;
-
c)een beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2004/39/EG i
van het Europees Parlement en de Raad 21 ;
-
d)een instelling voor collectieve belegging die haar rechten van deelneming of aandelen aanbiedt;
18 Verordening (EU) nr. 575/2013 i van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013
betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 i (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
19 Richtlijn 2013/36 i/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende
toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG i en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG i en 2006/49/EG i (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
20 Richtlijn 2009/138/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009
betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1). […]
21 Richtlijn 2004/39/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende
markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG i en 93/6/EEG i van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG i van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG i van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).
-
e)een verzekeringstussenpersoon als omschreven in artikel 2, punt 5, van Richtlijn 2002/92/EG i van
het Europees Parlement en de Raad 22 , wanneer zij handelt met betrekking tot levensverzekeringen
en andere beleggingsverzekeringen, met uitzondering van tussenpersonen als bedoeld in artikel 2, punt 7, van genoemde richtlijn;
-
f)in de Europese Unie gelegen bijkantoren van de in de punten a) tot en met e) bedoelde financiële instellingen, ongeacht of het hoofdkantoor ervan zich binnen of buiten de Europese Unie bevindt;
-
3)"voorwerp": zaken van elke soort, hetzij lichamelijk hetzij onlichamelijk, hetzij roerend hetzij onroerend, hetzij materieel hetzij immaterieel, en rechtsbescheiden of instrumenten in gelijk welke vorm, ook elektronisch en digitaal, waaruit de eigendom of andere rechten ten aanzien van deze goederen blijken;
-
4)"criminele activiteit": iedere vorm van criminele betrokkenheid bij het plegen van de volgende ernstige vormen van criminaliteit:
-
a)gedragingen als omschreven in de artikelen 1 tot en met 4 van Kaderbesluit 2002/475 i/JBZ;
-
b)alle in artikel 3, lid 1, onder a), van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 1988 bedoelde strafbare feiten;
-
c)de activiteiten van criminele organisaties als omschreven in artikel 1 van Gemeenschappelijk
Optreden 98/733/JBZ van de Raad 23 ;
-
d)fraude die van invloed is op de financiële belangen van de Unie, althans ernstige fraude, als omschreven in artikel 1, lid 1, en artikel 2 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de
financiële belangen van de Europese Gemeenschappen 24 ;
-
e)corruptie;
22 Richtlijn 2002/92/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002
betreffende verzekeringsbemiddeling (PB L 9 van 15.1.2003, blz. 3).
23 Gemeenschappelijk Optreden 98/733/JBZ van 21 december 1998 van de Raad, door haar
aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake de strafbaarstelling van deelneming aan een criminele organisatie in de lidstaten van de Europese Unie.
24 PB C 316 van 27.11.1995, blz. 49.
-
f)alle feiten, fiscale delicten inbegrepen, zoals omschreven in de wetgeving van de lidstaten, in verband met directe belastingen en indirecte belastingen, die strafbaar zijn gesteld met een maximale vrijheidsstraf of detentiemaatregel van meer dan een jaar of, voor lidstaten die in hun rechtsstelsel een strafminimum voor strafbare feiten kennen, alle feiten die strafbaar zijn gesteld met een minimale vrijheidsstraf of detentiemaatregel van meer dan zes maanden;
4a) "zelfregulerend orgaan": een orgaan dat leden van beroepsgroepen vertegenwoordigt en betrokken is bij de opstelling en handhaving van de regelingen betreffende het beroep en bepaalde toezichthoudende of controlerende functies uitoefent;
"uiteindelijk begunstigde": de natuurlijke perso(o)n(en) die de uiteindelijke eigenaar is (zijn) van of zeggenschap heeft (hebben) over de cliënt en/of de natuurlijke perso(o)n(en) voor wiens/wier rekening een transactie of activiteit wordt verricht, omvattende ten minste:
-
a)in het geval van vennootschapsrechtelijke entiteiten:
-
i)de natuurlijke perso(o)n(en) die de uiteindelijke eigenaar is (zijn) van of zeggenschap heeft
(hebben) over een juridische entiteit via het rechtstreeks of middellijk houden van een toereikend percentage van de aandelen of de stemrechten of van het eigendomsbelang in deze rechtspersoon met inbegrip van participatie in de vorm van toonderaandelen, of via zeggenschap met andere middelen, waarbij het niet gaat om een op een gereglementeerde markt genoteerde vennootschap die is onderworpen aan openbaarmakingsvereisten die in overeenstemming zijn met het Unierecht, of aan gelijkwaardige internationale standaarden die een toereikende transparantie van de informatie over de eigendom garanderen.
Een aandelenpositie van 25% plus één aandeel in de cliënt of een eigendomsbelang in de cliënt van meer dan 25%, in handen van een natuurlijke persoon, gelden als indicatie van directe eigendom; een aandelenpositie van 25% plus één aandeel in de cliënt of een eigendomsbelang in de cliënt van meer dan 25%, in handen van een vennootschapsrechtelijke entiteit die onder zeggenschap staat van een natuurlijke persoon of natuurlijke personen, of van meerdere vennootschapsrechtelijke entiteiten die onder zeggenschap staan van dezelfde natuurlijke persoon of natuurlijke personen, gelden als indicatie van indirecte eigendom.
Deze bepaling is van toepassing onverminderd het recht van de lidstaten om te bepalen dat een lager percentage als indicatie van eigendom of zeggenschap kan gelden.
Zeggenschap via andere middelen kan onder meer worden vastgesteld volgens de criteria in artikel 22, leden 1 tot en met 5, van Richtlijn 2013/34 i/EU van het Europees Parlement en de
Raad 25 ;
-
ii)de natuurlijke persoon of natuurlijke personen met de positie van hoofdbestuurder(s), indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen persoon als bedoeld onder i) is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of de achterhaalde persoon of personen de uiteindelijk begunstigde(n) is, respectievelijk zijn; de meldingsplichtige entiteiten documenteren welke acties er zijn ondernomen om de uiteindelijk begunstigde als bedoeld onder i) en onder dit punt, te achterhalen.
-
b)in het geval van trusts:
-
i)de insteller;
-
ii)de trustee(s);
ii bis) de eventuele protector;
-
iii)de begunstigden, of voor zover de afzonderlijke personen die de begunstigden van de juridische entiteit of de juridische constructie zijn, nog niet werden achterhaald, de groep van personen in wier belang de juridische entiteit of de juridische constructie hoofdzakelijk werd opgericht of werkzaam is;
-
iv)elke andere natuurlijke persoon die door directe of indirecte eigendom of via andere middelen, uiteindelijke zeggenschap over de trust uitoefent;
-
c)bij juridische entiteiten als stichtingen en bij juridische constructies die vergelijkbaar zijn met trusts, wordt de natuurlijke persoon of worden de natuurlijke personen die in het bezit is/zijn van gelijkwaardige of soortgelijke posities als onder b), in de definitie opgenomen;
-
6)"aanbieders van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten": natuurlijke of rechtspersonen die als bedrijfsactiviteit een van de navolgende diensten aan derden aanbieden:
-
a)oprichten van vennootschappen of andere rechtspersonen;
25 Richtlijn 2013/34 i/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013
betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG i van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG i en 83/349/EEG i (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
-
b)optreden als of regelen dat een andere persoon optreedt als bestuurder of secretaris van een vennootschap, als vennoot in een maatschap of in een soortgelijke hoedanigheid met betrekking tot andere rechtspersonen;
-
c)verschaffen van een statutaire zetel, bedrijfsadres, administratief of correspondentieadres en verlening van andere daarmee samenhangende diensten voor een vennootschap, een maatschap of enigerlei andere rechtspersoon of juridische constructie;
-
d)optreden als of regelen dat een andere persoon optreedt als trustee van een express trust of van een soortgelijke juridische constructie;
-
e)optreden als of regelen dat een andere persoon optreedt als gevolmachtigde aandeelhouder voor een andere persoon waarbij het niet gaat om een op een gereglementeerde markt genoteerde vennootschap die is onderworpen aan openbaarmakingsvereisten welke in overeenstemming zijn met het Unierecht, of aan gelijkwaardige internationale standaarden;
6a) "correspondentrelatie":
-
a)het verlenen van bankdiensten door een bank (de correspondent) aan een andere bank (de respondent), met inbegrip van, maar niet beperkt tot het verstrekken van een lopende of andere passief-rekening en aanverwante diensten, zoals contantenbeheer, internationale geldovermakingen, verwerking van cheques, transitrekeningen ("payable-through accounts") en valutawisseldiensten;
-
b)de betrekkingen tussen kredietinstellingen, financiële instellingen en tussen kredietinstellingen en financiële instellingen waar soortgelijke diensten worden verricht, met inbegrip van, maar niet beperkt tot betrekkingen die zijn aangegaan voor effectentransacties of geldovermakingen;
7 a) "politiek prominente personen": natuurlijke personen die een prominente publieke functie bekleden of bekleed hebben, zoals:
-
i)staatshoofden, regeringsleiders, ministers, onderministers en staatssecretarissen;
-
ii)parlementsleden en leden van soortgelijke wetgevende organen;
iia) leden van bestuursorganen van politieke partijen;
-
iii)leden van hooggerechtshoven, constitutionele hoven of van andere hoge rechterlijke instanties die arresten wijzen waartegen doorgaans geen beroep openstaat, behalve in uitzonderlijke omstandigheden;
-
iv)leden van rekenkamers of van raden van bestuur van centrale banken; v) ambassadeurs, zaakgelastigden en hoge officieren van de strijdkrachten;
-
vi)leden van het leidinggevend, toezichthoudend of bestuursorgaan van staatsbedrijven;
-
vii)bestuurders, plaatsvervangend bestuurders en leden van de raad van bestuur of bekleders van een gelijkwaardige functie bij een internationale organisatie.
Middelbare of lagere ambtenaren vallen niet onder de in de punten i) tot en met vii) vastgestelde categorieën;
7a) "familieleden" omvatten:
-
i)de echtgenoot;
ii)eenieder die als gelijkwaardig met de echtgenoot wordt aangemerkt;
-
iii)de kinderen en hun echtgenoten of personen die als gelijkwaardig met de echtgenoot worden aangemerkt;
-
iv)de ouders;
"naaste geassocieerden":
-
i)eenieder van wie bekend is dat deze met een in punt 7, a) tot en met d), bedoelde persoon de gezamenlijke uiteindelijk begunstigde is van juridische entiteiten of juridische constructies, of met bedoelde persoon andere nauwe zakelijke relaties heeft;
-
ii)eenieder die als enige de uiteindelijk begunstigde is van een juridische entiteit of juridische constructie waarvan bekend is dat deze is opgezet ten behoeve van de feitelijke begunstiging van een in punt 7, a) tot en met d), bedoelde persoon.
-
8)"hoger leidinggevend personeel": functionarissen of werknemers met voldoende kennis van de blootstelling van een instelling aan het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering en met voldoende anciënniteit om beslissingen te nemen die van invloed zijn op die blootstelling. Hierbij hoeft het niet per se om een lid van de raad van bestuur te gaan;
-
9)"zakelijke relatie": een zakelijke, professionele of commerciële relatie die verband houdt met de professionele activiteiten van de meldingsplichtige entiteiten en waarvan op het tijdstip dat het contact wordt gelegd wordt aangenomen dat zij enige tijd zal duren; 10) "kansspeldiensten”: diensten die gepaard gaan met het aangaan van een weddenschap waarbij een geldbedrag wordt ingezet in kansspelen, daaronder begrepen die welke enige bekwaamheid vereisen zoals loterijen, casinospelen, poker en weddenschapstransacties, die worden aangeboden op een fysieke locatie, dan wel op afstand met eender welk middel, op langs elektronische weg of met enig andere communicatietechnologie, en op individueel verzoek van een afnemer van diensten;
-
11)"groep": een groep van ondernemingen bestaande uit een moederonderneming, haar dochterondernemingen en de deelnemingen van de moederonderneming en haar dochterondernemingen, alsook ondernemingen die onderling een deelnemingsverhouding hebben als bedoeld in artikel 22 van Richtlijn 2013/34 i/EU.
Artikel 4
-
1.De lidstaten zorgen er in overeenstemming met de op het risico gebaseerde aanpak voor dat alle of een deel van de bepalingen van deze richtlijn ook zullen worden toegepast op andere beroepen en categorieën ondernemingen dan de meldingsplichtige entiteiten van artikel 2, lid 1, die werkzaamheden verrichten welke zich zeer in het bijzonder lenen voor het witwassen van geld of het financieren van terrorisme.
-
2.Wanneer een lidstaat besluit de bepalingen van deze richtlijn ook toe te passen op andere beroepen en categorieën ondernemingen dan de in artikel 2, lid 1, vermelde, stelt hij de Commissie daarvan in kennis.
Artikel 5
De lidstaten kunnen, binnen de grenzen van het Unierecht, op het door deze richtlijn bestreken gebied strengere bepalingen aannemen of handhaven om het witwassen van geld en het financieren van terrorisme te voorkomen.
R ISICOBEOORDELING
Artikel 6
-
1.De Commissie verricht een beoordeling van het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering in zoverre die risico's van invloed zijn op de interne markt en verband houden met grensoverschrijdende activiteiten. De Commissie organiseert hiertoe de werkzaamheden op niveau van de Unie en stelt een verslag op waarin deze risico’s worden geïdentificeerd, geanalyseerd en beoordeeld. De Commissie houdt rekening met het in lid 2 bedoelde gezamenlijk advies van de EBA, de EIOPA en de ESMA, indien beschikbaar, en betrekt de deskundigen van de lidstaten op het gebied van de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (AML/CFT), de vertegenwoordigers van de FIE’s van de lidstaten en in voorkomend geval andere organen op het niveau van de Unie in die werkzaamheden.
De in de eerste alinea bedoelde risicobeoordeling heeft ten minste betrekking op de volgende elementen:
-
a)de onderdelen van de interne markt met de grootste risico-blootstelling;
-
b)de risico's per relevante sector;
-
c)de middelen die door criminelen het breedst voor het witwassen van illegale opbrengsten worden gebruikt.
De Commissie verstrekt het eerste verslag uiterlijk ... *[PB datum invoegen: 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn]. Zij actualiseert deze om de twee jaar en indien nodig vaker.
-
2.De Europese Bankautoriteit (EBA), de Europese Autoriteit voor Verzekeringen en Bedrijfspensioenen (EIOPA) en de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA) verstrekken een gezamenlijk advies over het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering in zoverre die van invloed zijn op de financiële sector van de Unie.
Het eerste advies wordt uiterlijk verstrekt op ... [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] en vervolgens worden de adviezen om de twee jaar verstrekt.
De Commissie stelt het in lid 1 bedoelde advies beschikbaar aan de lidstaten en de meldingsplichtige entiteiten als hulpmiddel bij het identificeren, beheren en beperken van het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering.
-
3.De Commissie stelt de risicobeoordeling beschikbaar aan de lidstaten en de meldingsplichtige entiteiten als hulpmiddel bij het identificeren, beheren en beperken van het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering, alsmede om andere belanghebbenden, waaronder nationale wetgevers, het Europees Parlement, de ETA's en de vertegenwoordigers van de FIE’s een beter inzicht in de risico's te geven.
-
4.De Commissie doet de lidstaten aanbevelingen betreffende de maatregelen die geschikt zijn om de geïdentificeerde risico’s aan te pakken. Een lidstaat die besluit geen van de aanbevelingen toe te passen in zijn nationale wet- en regelgeving inzake AML/CFT stelt de Commissie daarvan in kennis en motiveert dat besluit.
-
5.De Commissie brengt om de twee jaar en indien gepast vaker verslag uit aan het Europees
Parlement en de Raad over de bevindingen uit de op gezette tijden uitgevoerde risicobeoordelingen en de op basis daarvan genomen maatregelen.
Artikel 7
-
1.Elke lidstaat onderneemt de nodige stappen om zijn witwasrisico en zijn risico van terrorismefinanciering alsmede de desbetreffende gegevensbeschermingskwesties te identificeren, te beoordelen, inzichtelijk te maken en te beperken, alsook om de beoordeling actueel te houden.
-
2.Elke lidstaat wijst een autoriteit aan of stelt een mechanisme in om de nationale respons op de in lid 1 bedoelde risico’s te coördineren. De identiteit van die autoriteit of de beschrijving van dat mechanisme wordt ter kennis gebracht van de Commissie, de EBA, de EIOPA en de ESMA en de andere lidstaten.
-
3.Bij het verrichten van de in lid 1 bedoelde beoordelingen maken de lidstaten gebruik van de bevindingen van het in artikel 6, lid 1 bedoelde verslag.
-
4.Elke lidstaat verricht de in lid 1 bedoelde beoordeling en:
-
a)gebruikt de beoordeling(en) om zijn wet- en regelgeving ter bestrijding van het witwassen van geld en het financieren van terrorisme te verbeteren, met name door te bepalen op welke gebieden de meldingsplichtige entiteiten verscherpte maatregelen moeten toepassen en, in voorkomend geval, welke specifieke maatregelen dienen te worden genomen;
aa) bepaalt in voorkomend geval welke sectoren of gebieden een kleiner dan wel groter witwasrisico en risico van terrorismefinanciering vertegenwoordigen; b) gebruikt de beoordeling(en) als hulpmiddel bij de toewijzing en prioritering van de middelen ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering;
ba) gebruikt de beoordeling(en) om ervoor te zorgen dat er per sector of gebied passende regels worden opgesteld naargelang het toepasselijke witwasrisico;
-
c)stelt de meldingsplichtige entiteiten onverwijld passende informatie beschikbaar als hulpmiddel bij het verrichten van hun eigen beoordelingen van het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering.
-
5.De lidstaten stellen de resultaten van hun risicobeoordelingen beschikbaar aan de andere lidstaten, de Commissie en de ETA's.
Artikel 8
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de meldingsplichtige entiteiten de nodige stappen ondernemen om hun witwasrisico en risico van terrorismefinanciering te identificeren en te beoordelen, rekening houdend met risicofactoren, cliënten, landen of geografische gebieden, producten, diensten, transacties en leveringskanalen daaronder begrepen. Deze stappen zijn evenredig met de aard en grootte van de meldingsplichtige entiteiten.
-
2.De in lid 1 bedoelde beoordelingen worden gedocumenteerd, actueel gehouden en beschikbaar gesteld aan de ter zake bevoegde autoriteiten en de betrokken zelfregulerende organen. De bevoegde autoriteiten kunnen besluiten dat afzonderlijke gedocumenteerde risicobeoordelingen niet vereist zijn, indien de aan de sector inherente specifieke risico’s duidelijk en inzichtelijk zijn.
-
3.De lidstaten zorgen ervoor dat de meldingsplichtige entiteiten beschikken over gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures om het op het niveau van de Unie, op het niveau van de lidstaten en op het niveau van de meldingsplichtige entiteiten geïdentificeerde witwasrisico en risico van terrorismefinanciering te beperken en effectief te beheren. De gedragslijnen, controlemaatregelen en procedures zijn evenredig met de aard en grootte van de meldingsplichtige entiteiten.
-
4.De in lid 3 bedoelde gedragslijnen en procedures omvatten ten minste:
-
a)de ontwikkeling van interne gedragslijnen, procedures en controlemaatregelen, daaronder begrepen model-risicobeheerpraktijken, cliëntenonderzoek, rapportage, bewaring van bewijsstukken, interne controle, nalevingsbeheer (daaronder begrepen, voor zover passend gezien de grootte en de aard van het bedrijf, de aanstelling van een nalevingsfunctionaris op managementniveau) en doorlichting van medewerkers; b) voor zover passend gezien de grootte en de aard van het bedrijf, een onafhankelijke auditfunctie om de onder a) bedoelde interne gedragslijnen, procedures en controlemaatregelen te beproeven.
-
5.De lidstaten verlangen dat de meldingsplichtige entiteiten van de bedrijfsleiding goedkeuring verkrijgen voor de gedragslijnen en procedures die zij invoeren, en dat zij in voorkomend geval de genomen maatregelen monitoren en uitbreiden.
A FDELING 3 B ELEID TEN AANZIEN VAN DERDE LANDEN
Artikel 8a
-1. Ter bescherming van de goede werking van de interne markt moet worden nagegaan welke jurisdicties van derde staten in hun nationale wet- en regelgeving inzake AML/CFT strategische tekortkomingen vertonen die een bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Europese Unie.
-
1.De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde te bepalen welke in lid 1 bedoelde derde staten staten met een hoog risico zijn, rekening houdend met strategische tekortkomingen, in het bijzonder met betrekking tot:
-
a)het juridisch en institutioneel AML/CFT-kader van de derde staat, in het bijzonder:
-
i)de strafbaarstelling van witwassen en terrorismefinanciering,
-
ii)de maatregelen voor cliëntenonderzoek,
-
iii)de voorschriften inzake het bewaren van bewijsstukken, en
-
iv)de melding van verdachte transacties;
-
b)de bevoegdheden en procedures van de bevoegde instanties van de derde staat op het gebied van de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering; of c) de vraag of de regeling ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering van de derde staat voorziet in een doeltreffende aanpak van het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering van die staat.
-
2.Die gedelegeerde handelingen worden volgens de in artikel 58a bedoelde procedure vastgesteld binnen een maand nadat de in lid 1 bedoelde strategische tekortkomingen zijn bepaald.
-
3.De Commissie houdt in voorkomend geval rekening met de relevante evaluaties, beoordelingen of rapporten die zijn opgesteld door internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van het voorkomen van witwassen en het bestrijden van terrorismefinanciering met betrekking tot het risico dat de afzonderlijke derde staat vertegenwoordigt.
HOOFDSTUK II CLIËNTENONDERZOEK
A FDELING 1 A LGEMENE BEPALINGEN
Artikel 9
-
1.De lidstaten verbieden hun kredietinstellingen en financiële instellingen anonieme rekeningen of anonieme spaarboekjes bij te houden. De lidstaten verlangen in alle gevallen dat eigenaren en begunstigden van bestaande anonieme rekeningen of anonieme spaarboekjes, zo spoedig mogelijk en in ieder geval voordat dergelijke rekeningen of spaarboekjes op enigerlei wijze worden gebruikt, worden onderworpen aan cliëntenonderzoeksmaatregelen.
-
2.De lidstaten nemen maatregelen ter voorkoming van misbruik van aandelen aan toonder en van certificaten van aandelen aan toonder.
Artikel 10
De lidstaten zorgen ervoor dat de meldingsplichtige entiteiten in de volgende gevallen cliëntenonderzoeksmaatregelen toepassen:
-
a)wanneer zij een zakelijke relatie aangaan;
-
b)wanneer zij een incidentele transactie verrichten:
-
i)ten bedrage van 15 000 EUR of meer, ongeacht of de transactie in één verrichting plaatsvindt dan wel in verscheidene verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan, of ii) die een geldovermaking vormt als omschreven in artikel 2, punt 7, van Verordening (EU)
…/2015 van het Europees Parlement en van de Raad 26 ten bedrage van meer dan 1 000 EUR;
-
c)voor natuurlijke of rechtspersonen die in goederen handelen, wanneer zij incidentele transacties in contanten ten bedrage van 10 000 EUR of meer verrichten, ongeacht of de transactie in één verrichting plaatsvindt dan wel in verscheidene verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan;
-
d)voor aanbieders van kansspeldiensten, wanneer zij bij het ophalen van de prijs en/of, bij het aangaan van een weddenschap transacties ten bedrage van 2 000 EUR of meer verrichten, ongeacht of de transactie in één verrichting plaatsvindt dan wel in verscheidene verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan;
-
e)wanneer er een vermoeden van witwassen of terrorismefinanciering bestaat, ongeacht of er sprake is van enigerlei derogatie, vrijstelling of drempel;
-
f)wanneer wordt betwijfeld of de eerder verkregen cliëntidentificatiegegevens waarheidsgetrouw en toereikend zijn.
26 Verordening (EU) nr. …/2015 van het Europees Parlement en de Raad van … (PB L …). * PB gelieve het nummer van de op basis van COD 2013/0024 vastgestelde verordening in
te voeren en de bovenstaande voetnoot aan te vullen.
Artikel 10a
-
1.In afwijking van de artikelen 11 en 12 en op basis van een passende risicobeoordeling die een laag risico aantoont, kunnen de lidstaten besluiten de meldingsplichtige entiteiten toe te staan bepaalde cliëntenonderzoeksmaatregelen met betrekking tot elektronisch geld, als omschreven in artikel 2, punt 2 van Richtlijn 2009/110/EG i, niet toe te passen, indien alle volgende risicobeperkende voorwaarden vervuld zijn:
-
a)het betalingsinstrument kan niet heropgeladen worden, of heeft een maandelijkse betalingstransactielimiet van 250 EUR die enkel kan worden gebruikt in één bepaalde lidstaat;
-
b)het elektronisch opgeslagen bedrag bedraagt niet meer dan 250 EUR. Een lidstaat kan deze limiet verhogen tot 500 EUR voor betalingsinstrumenten die uitsluitend in die bepaalde lidstaat kunnen worden gebruikt;
-
c)het betalingsinstrument wordt uitsluitend gebruikt voor de aankoop van goederen of diensten;
-
d)op het betalingsinstrument kan geen bedrag worden bijgeschreven met anoniem elektronisch geld;
-
e)de uitgever voert een monitoring van de transacties of de zakelijke relatie uit die toereikend is voor het opsporen van ongebruikelijke of verdachte transacties.
-
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 beschreven afwijking niet van toepassing is in geval van terugbetaling in contanten of opname in contanten van de monetaire waarde van het elektronisch geld indien het terug te betalen bedrag hoger is dan 100 EUR.
Artikel 11
-
1.De cliëntenonderzoeksmaatregelen omvatten:
-
a)de identificatie van de cliënt en de verificatie van zijn identiteit op basis van documenten, gegevens of informatie uit een betrouwbare en onafhankelijke bron;
-
b)de identificatie van de uiteindelijk begunstigde en het nemen van redelijke maatregelen om zijn identiteit te verifiëren, zodat de onder deze richtlijn vallende instelling of persoon overtuigd is dat zij, respectievelijk hij weet wie de uiteindelijk begunstigde is, en, wanneer het rechtspersonen, trusts, vennootschappen, stichtingen en soortgelijke juridische constructies betreft, het nemen van redelijke maatregelen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt; c) het beoordelen en, in voorkomend geval, inwinnen van informatie over het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie;
-
d)het doorlopend monitoren van de zakelijke relatie, met inbegrip van een nauwlettende controle van de tijdens de gehele duur van deze relatie verrichte transacties, om ervoor te zorgen dat deze stroken met de kennis die de instelling of persoon heeft van de cliënt en van het zakelijk en risicoprofiel, indien noodzakelijk met inbegrip van de oorsprong van de geldmiddelen, en het actueel houden van de in haar, respectievelijk zijn bezit zijnde documenten, gegevens of informatie.
Bij het uitvoeren van de onder a) en b) bedoelde maatregelen zijn de meldingsplichtige entiteiten ook verplicht te verifiëren of degene die zegt in naam en voor rekening van de cliënt te handelen daartoe gerechtigd is, alsmede om die persoon te identificeren en diens identiteit te verifiëren.
-
2.De lidstaten zorgen ervoor dat meldingsplichtige entiteiten alle in lid 1 beschreven cliëntenonderzoeksmaatregelen uitvoeren, waarbij de entiteiten op basis van de risicogevoeligheid kunnen bepalen hoe verstrekkend die maatregelen zijn.
-
3.De lidstaten verlangen dat de meldingsplichtige entiteiten bij het beoordelen van het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering rekening houden met ten minste de in bijlage I beschreven variabelen.
-
4.De lidstaten zorgen ervoor dat de meldingsplichtige entiteiten tegenover de bevoegde autoriteiten of de zelfregulerende organen kunnen aantonen dat de maatregelen in verhouding staan tot het geïdentificeerde witwasrisico of risico van terrorismefinanciering.
-
5.De lidstaten zorgen ervoor dat kredietinstellingen en financiële instellingen die levensverzekeringen of andere beleggingsverzekeringen aanbieden, zodra de begunstigde(n) van een levensverzekeringspolis of een andere beleggingsverzekeringspolis is, respectievelijk zijn geïdentificeerd of aangewezen, naast de voor de cliënt en de uiteindelijk begunstigde vereiste cliëntenonderzoeksmaatregelen de volgende cliëntenonderzoeksmaatregelen betreffende de begunstigde(n) uitvoeren:
-
a)bij begunstigden die als met name genoemde natuurlijke of rechtspersonen of juridische constructies zijn geïdentificeerd, het noteren van de naam van de persoon; b) bij begunstigden die door middel van kenmerken of naar categorie of anderszins zijn aangewezen, het inwinnen door de kredietinstelling of financiële instelling van voldoende informatie betreffende die begunstigden om ervan overtuigd te zijn dat zij op het tijdstip van uitbetaling in staat zal zijn de identiteit van de begunstigde vast te stellen.
In beide onder a) en b) van de eerste alinea bedoelde gevallen geschiedt de verificatie van de identiteit van de begunstigden op het tijdstip van uitbetaling. In het geval dat de levensverzekering of andere beleggingsverzekering aan een derde wordt overgedragen, identificeren kredietinstellingen of financiële instellingen die op de hoogte zijn van de overdracht de uiteindelijk begunstigde op het tijdstip van de overdracht aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon of juridische constructie die de waarde van de overgedragen polis ten eigen voordele ontvangt.
Bij begunstigden van trusts of soortgelijke juridische constructies die door middel van specifieke kenmerken of naar categorie worden aangewezen, wint de meldingsplichtige entiteit voldoende informatie betreffende de begunstigde in om ervan overtuigd te zijn dat zij op het tijdstip van uitbetaling of op het tijdstip waarop de begunstigde zijn definitieve rechten uitoefent in staat zal zijn de identiteit van de begunstigde vast te stellen .
Artikel 12
-
1.De lidstaten verlangen dat de verificatie van de identiteit van de cliënt en de uiteindelijk begunstigde plaatsvindt voordat een zakelijke relatie wordt aangegaan of een transactie wordt verricht.
-
2.In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten toestaan dat de verificatie van de identiteit van de cliënt en de uiteindelijk begunstigde wordt afgerond terwijl een zakelijke relatie wordt aangegaan indien dit noodzakelijk is om de normale gang van zaken niet te verstoren en indien het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering gering zijn. In die omstandigheden wordt die procedure zo spoedig mogelijk na het eerste contact afgerond.
-
3.In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten toestaan dat een rekening bij een kredietinstelling of een financiële instelling wordt geopend, met inbegrip van rekeningen waarmee effectentransacties kunnen worden verricht, mits er voldoende waarborgen bestaan dat er noch door noch in naam en voor rekening van de cliënt transacties worden verricht voordat de verplichtingen van artikel 11, lid 1, punten a) en b), volledig zijn nageleefd.
-
4.De lidstaten verlangen dat indien de betrokken instelling of persoon niet tot naleving van artikel 11, lid 1, punten a), b) en c), in staat is, deze geen transactie via een bankrekening verricht, geen zakelijke relatie aangaat of geen transactie uitvoert en de zakelijke relatie beëindigt en overweegt overeenkomstig artikel 32 met betrekking tot de cliënt een verdachte transactie bij de FIE te melden.
De lidstaten passen de eerste alinea niet toe op notarissen, andere onafhankelijke beoefenaren van een juridisch beroep, auditors, externe accountants en belastingadviseurs, uitsluitend in zoverre die vrijstelling betrekking heeft op het bepalen van de rechtspositie van hun cliënt of het verrichten van hun taak van verdediging of vertegenwoordiging van die cliënt in of in verband met een rechtsgeding, daaronder begrepen advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding.
-
5.De lidstaten verlangen dat meldingsplichtige entiteiten de cliëntenonderzoeksprocedure niet alleen op alle nieuwe cliënten, maar te gepasten tijde ook op bestaande cliënten toepassen, naar gelang van de risicogevoeligheid van deze cliënten, bijvoorbeeld wanneer de relevante omstandigheden van een cliënt veranderen.
A FDELING 2 V EREENVOUDIGD CLIËNTENONDERZOEK
Artikel 13
-
1.Indien een lidstaat of een meldingsplichtige entiteit gebieden identificeert die een lager risico vertegenwoordigen, kan die lidstaat meldingsplichtige entiteiten toestaan vereenvoudigde cliëntenonderzoeksmaatregelen toe te passen.
-
2.Alvorens vereenvoudigde cliëntenonderzoeksmaatregelen toe te passen, vergewist de meldingsplichtige entiteit zich ervan dat de cliëntenrelatie of de transactie een geringer risico vertegenwoordigt.
-
3.De lidstaten zorgen ervoor dat meldingsplichtige entiteiten een toereikende monitoring van de transacties of de zakelijke relaties verrichten om het opsporen van ongebruikelijke of verdachte transacties mogelijk te maken.
Artikel 14
Bij het beoordelen van het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering met betrekking tot het type cliënt, de staat of het geografisch gebied, en met betrekking tot bepaalde producten, diensten, transacties of leveringskanalen, houden de lidstaten en de meldingsplichtige entiteiten ten minste rekening met de in bijlage II vermelde factoren die wijzen op omstandigheden welke een potentieel lager risico vertegenwoordigen.
Artikel 15
De ETA's geven uiterlijk op ... * [PB graag datum invoegen: 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] richtsnoeren die gericht zijn tot de bevoegde autoriteiten en de meldingsplichtige entiteiten bedoeld in artikel 2, lid 1, punten 1) en 2), overeenkomstig artikel 16 van, respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010 i, Verordening (EU) nr. 1094/2010 i, en Verordening (EU) nr. 1095/2010 i, betreffende de risicofactoren die in overweging moeten worden genomen en/of de maatregelen die moeten worden toegepast in omstandigheden waarin vereenvoudigde cliëntenonderzoeksmaatregelen passend zijn. Er wordt specifiek rekening gehouden met de aard en de omvang van de bedrijfsactiviteit, en indien zulks passend en evenredig is, wordt in specifieke maatregelen voorzien.
A FDELING 3
V ERSCHERPT CLIËNTENONDERZOEK
Artikel 16
-
1.In de in de artikelen 17 tot en met 23 van deze richtlijn vastgestelde gevallen en in het geval van natuurlijke personen of juridische entiteiten welke zich bevinden in derde staten die door de Commissie overeenkomstig artikel 8a als staat met een hoog risico zijn aangemerkt, alsmede in andere gevallen van hogere risico’s die door de lidstaten of de meldingsplichtige entiteiten als zodanig zijn geïdentificeerd, verlangen de lidstaten dat de meldingsplichtige entiteiten verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen toepassen om die risico’s op passende wijze te beheersen en te beperken.
Er hoeven niet automatisch verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen te worden ingeroepen met betrekking tot bijkantoren en meerderheidsdochters van in de Europese Unie gevestigde meldingsplichtige entiteiten welke gesitueerd zijn in de door de Commissie overeenkomstig artikel 8a als staat met een hoog risico aangemerkte derde staten, indien deze bijkantoren en meerderheidsdochters volledig voldoen aan de groepsbrede gedragslijnen en procedures overeenkomstig artikel 42. De lidstaten zorgen ervoor dat deze gevallen door de meldingsplichtige entiteiten worden behandeld met een op het risico gebaseerde aanpak.
-
2.De lidstaten verlangen dat de meldingsplichtige entiteiten, voor zover redelijkerwijs mogelijk is, de achtergrond en het doel onderzoeken van alle complexe, ongebruikelijke grote transacties en alle ongebruikelijke transactiepatronen die geen duidelijk economisch of rechtmatig doel hebben. In het bijzonder vergroten zij de intensiteit en verbreden zij het bereik van het monitoren van de zakelijke relatie, teneinde te bepalen of die transacties of activiteiten verdacht lijken.
-
3.De lidstaten en de meldingsplichtige entiteiten houden bij het beoordelen van het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering ten minste rekening met de in bijlage III vermelde factoren die wijzen op omstandigheden welke een potentieel hoger risico vertegenwoordigen.
-
4.De ETA's geven uiterlijk op ... * [PB graag datum invoegen: 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] richtsnoeren die gericht zijn tot de bevoegde autoriteiten en de meldingsplichtige entiteiten bedoeld in artikel 2, lid 1, punten 1) en 2), overeenkomstig artikel 16 van, respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010 i, Verordening (EU) nr. 1094/2010 i, en Verordening (EU) nr. 1095/2010 i, betreffende de risicofactoren die in overweging moeten worden genomen en/of de maatregelen die moeten worden toegepast in situaties waarin verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen passend zijn. Er wordt specifiek rekening gehouden met de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit en indien zulks passend en evenredig is wordt in specifieke maatregelen voorzien.
Artikel 17
Wat grensoverschrijdende correspondentrelaties met respondentinstellingen uit derde staten betreft, verlangen de lidstaten, naast de cliëntenonderzoeksmaatregelen als vastgesteld in artikel 11, dat hun kredietinstellingen en financiële instellingen:
-
a)voldoende informatie over de betrokken respondentinstelling verzamelen om een volledig beeld te krijgen van de aard van de bedrijfsactiviteiten van de respondent, en op basis van publiekelijk beschikbare informatie de reputatie van de instelling en de kwaliteit van het toezicht bepalen;
-
b)de controles van de respondentinstelling ter bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering beoordelen;
-
c)toestemming hebben van de bedrijfsleiding voordat zij nieuwe correspondentrelaties aangaan;
-
d)de respectieve verantwoordelijkheden van elke instelling schriftelijk vastleggen; e) met betrekking tot transitrekeningen ("payable-through accounts") zich ervan vergewissen dat de responderende kredietinstelling of financiële instelling de identiteit heeft geverifieerd van en doorlopend cliëntenonderzoek verricht ten aanzien van de cliënten die rechtstreeks toegang hebben tot de correspondentrekeningen en dat zij in staat is om op verzoek de relevante cliëntgegevens te verstrekken aan de correspondentinstelling.
Artikel 18
Ten aanzien van transacties of zakelijke relaties met politiek prominente personen verlangen de lidstaten, naast de cliëntenonderzoeksmaatregelen als vastgesteld in artikel 11, dat meldingsplichtige entiteiten:
-
a)over passende risicobeheerssystemen, inclusief op het risico gebaseerde procedures, beschikken om te bepalen of de cliënt, of de uiteindelijk begunstigde van de cliënt, een dergelijke persoon is;
-
b)in gevallen van zakelijke relaties met dergelijke personen, de volgende maatregelen toepassen:
-
ii)toestemming verkrijgen van de bedrijfsleiding om zakelijke relaties met dergelijke cliënten aan te gaan of voort te zetten;
-
iii)passende maatregelen nemen om de bron vast te stellen van het vermogen en van de geldmiddelen die bij de zakelijke relatie of transactie worden gebruikt;
-
iv)de zakelijke relatie doorlopend aan verscherpte monitoring onderwerpen.
Artikel 20
De meldingsplichtige entiteiten nemen redelijke maatregelen om te bepalen of de begunstigden en/of, indien voorgeschreven, de uiteindelijk begunstigde van de begunstigde van een levensverzekeringspolis of andere beleggingsverzekeringspolis politiek prominente personen zijn. Die maatregelen worden uiterlijk bij de uitbetaling of bij de gehele of gedeeltelijke overdracht van de polis genomen. Indien hogere risico’s zijn geïdentificeerd, verlangen de lidstaten dat meldingsplichtige entiteiten, naast het nemen van de normale cliëntenonderzoeksmaatregelen:
-
a)de bedrijfsleiding informeren vóór de uitbetaling van de polisopbrengsten;
-
b)de gehele zakelijke relatie met de polishouder aan verscherpte controle onderwerpen.
Artikel 21
De in de artikelen 18 en 20 bedoelde maatregelen zijn tevens van toepassing op de familieleden of de personen die bekendstaan als naaste geassocieerden van dergelijke politiek prominente personen.
Artikel 22
Indien aan een persoon als bedoeld in de artikelen 18 en 20 door een lidstaat of een derde staat, of door een internationale organisatie, niet langer een prominente functie is toevertrouwd, wordt van de meldingsplichtige entiteiten verlangd dat zij het door die persoon gevormde doorlopende risico beschouwen en de passende maatregelen inzake risicogevoeligheid toepassen totdat die persoon niet langer wordt geacht een risico te vormen. De desbetreffende periode mag niet minder dan 12 maanden bedragen .
Artikel 23
-
1.De lidstaten verbieden kredietinstellingen en financiële instellingen een correspondentrelatie aan te gaan of te handhaven met een „shell bank” en verlangen dat die instellingen passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat zij geen correspondentrelaties aangaan of handhaven met een kredietinstelling of financiële instelling waarvan bekend is dat deze een shell bank toestaat van haar rekeningen gebruik te maken.
-
2.Voor de toepassing van lid 1 wordt onder "shell bank" verstaan, een kredietinstelling of financiële instelling, of een instelling die soortgelijke activiteiten verricht, opgericht in een rechtsgebied waar zij geen fysieke aanwezigheid, d.w.z. een bestuur en beheer van betekenis heeft, en die niet verbonden is met een onder toezicht staande financiële groep.
Artikel 24
De lidstaten kunnen meldingsplichtige entiteiten toestaan een beroep op derden te doen om de in artikel 11, lid 1, punten a), b) en c), neergelegde voorschriften te vervullen. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het nakomen van deze voorschriften blijft evenwel berusten bij de meldingsplichtige entiteit die op de derde een beroep doet.
Artikel 25
-
1.Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder "derden" verstaan, de in artikel 2 vermelde meldingsplichtige entiteiten, de ledenorganisaties of federaties van die meldingsplichtige entiteiten, of andere in een lidstaat of een derde land gesitueerde instellingen of personen die
-
a)cliëntenonderzoeksvoorschriften en voorschriften betreffende de bewaring van bewijsstukken toepassen die in overeenstemming zijn met de voorschriften van deze richtlijn; en
-
b)wat betreft het naleven van de voorschriften van deze richtlijn, onder toezicht staan op een wijze die in overeenstemming is met afdeling 2 van hoofdstuk VI.
-
2.De lidstaten verbieden de meldingsplichtige entiteiten een beroep te doen op derden die gevestigd zijn in derde staten die overeenkomstig artikel 8a door de Commissie zijn aangemerkt als staten met een hoog risico. De lidstaten kunnen vrijstelling van het bovenbedoelde verbod verlenen aan de bijkantoren en meerderheidsdochters van meldingsplichtige entiteiten die in de Europese Unie gevestigd zijn, indien deze bijkantoren en meerderheidsdochters volledig voldoen aan de groepsbrede gedragslijnen en procedures overeenkomstig artikel 42.
Artikel 26
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat meldingsplichtige entiteiten bij de derde waarop een beroep wordt gedaan de noodzakelijke informatie inwinnen betreffende de voorschriften van artikel 11, lid 1, punten a), b) en c).
-
2.De lidstaten zorgen ervoor dat meldingsplichtige entiteiten waarnaar de cliënt wordt doorverwezen toereikende stappen doen om ervoor te zorgen dat relevante kopieën van identificatie- en verificatiegegevens en andere relevante documentatie betreffende de identiteit van de cliënt of de uiteindelijk begunstigde desgevraagd onmiddellijk door de derde worden doorgestuurd.
Artikel 27
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit van de staat van herkomst (voor groepsbrede gedragslijnen en controlemaatregelen) en de bevoegde autoriteit van de staat van ontvangst (voor bijkantoren en dochters) kunnen oordelen dat een meldingsplichtige entiteit de krachtens de artikelen 25 en 26 vastgestelde bepalingen via haar groepsprogramma naleeft, indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:
-
a)een meldingsplichtige entiteit verlaat zich op informatie verstrekt door een derde die deel uitmaakt van dezelfde groep;
-
b)die groep past de cliëntenonderzoeksmaatregelen, de regels inzake bewaring van bewijsstukken en de programma’s ter bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering toe overeenkomstig deze richtlijn of gelijkwaardige regels;
-
c)op de effectieve uitvoering van de onder b) bedoelde voorschriften wordt op groepsniveau toezicht uitgeoefend door een bevoegde autoriteit van de staat van herkomst.
Artikel 28
Deze afdeling is niet van toepassing op de uitbestedings- of agentuurverhouding waarbij de aanbieder van de uitbestede dienst of de agent op grond van contractuele bepalingen te beschouwen is als onderdeel van de meldingsplichtige entiteit.
HOOFDSTUK III
INFORMATIE OVER UITEINDELIJK BEGUNSTIGDEN
Artikel 29
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat binnen hun grondgebied als vennootschap opgerichte en andere juridische entiteiten toereikende, accurate en actuele informatie over hun uiteindelijk begunstigden inwinnen en bijhouden, waaronder detailgegevens over de deelnemingen.
De lidstaten zorgen ervoor dat deze entiteiten verplicht zijn om, naast de informatie over hun juridisch eigenaar, aan de meldingsplichtige entiteiten informatie over de uiteindelijk begunstigde te verstrekken, indien de meldingsplichtige entiteiten cliëntenonderzoeksmaatregelen toepassen overeenkomstig hoofdstuk II.
-
2.De lidstaten verlangen dat de in lid 1 bedoelde informatie snel toegankelijk is voor de bevoegde autoriteiten en de FIE's.
-
3.De lidstaten zorgen ervoor dat de informatie over de uiteindelijk begunstigden in elke lidstaat wordt bijgehouden in een centraal register, bijvoorbeeld een handelsregister, een vennootschapsregister als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2009/101/EG i van het Europees Parlement en de
Raad 27 , of een openbaar register. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de kenmerken
van deze nationale mechanismen mee. De in die database bijgehouden informatie over deelnemingen kan in overeenstemming met de nationale regelingen worden ingewonnen.
-
4.De lidstaten verlangen dat de in het in lid 3 bedoelde centraal register bijgehouden informatie toereikend, accuraat en actueel is.
-
5.De lidstaten zorgen ervoor dat de informatie over de uiteindelijk begunstigde in alle gevallen toegankelijk is voor:
-
a)de bevoegde autoriteiten en de FIE's, zonder enige beperking;
27 Richtlijn 2009/101/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009
strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 258 van 1.10.2009, blz. 11).
-
b)de meldingsplichtige entiteiten, in het kader van het voeren van cliëntenonderzoeken overeenkomstig hoofdstuk II;
-
c)alle personen of organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen. Die personen of organisaties hebben toegang tot ten minste de volgende informatie over de uiteindelijk begunstigde:
-
i)naam;
-
ii)geboortemaand en geboortejaar;
-
iii)nationaliteit;
-
iv)woonstaat;
-
v)aard en omvang van de deelneming.
Voor de toepassing van dit lid wordt toegang tot de informatie over de uiteindelijk begunstigde verleend overeenkomstig de regels inzake gegevensbescherming en kan verplichte onlineregistratie en betaling van een vergoeding worden verlangd. De vergoeding die voor de verkregen informatie wordt aangerekend, mag de daaraan verbonden administratiekosten niet overschrijden.
-
6.De bevoegde autoriteiten en de FIE's hebben snel en onbeperkt toegang tot het centraal register zonder dat de betrokken entiteit daarvan weet heeft. De meldingsplichtige entiteiten hebben eveneens snel toegang tot het centraal register.
-
7.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten en de FIE’S in staat zijn de bevoegde autoriteiten en de FIE’S van andere lidstaten snel de in leden 1 en 3 bedoelde informatie te verstrekken.
-
8.De lidstaten verlangen dat de meldingsplichtige entiteiten bij het vervullen van hun verplichtingen inzake cliëntenonderzoek als neergelegd in deze richtlijn, zich niet uitsluitend verlaten op het in lid 3 bedoelde centraal register. Die verplichtingen worden vervuld met behulp van een op het risico gebaseerde aanpak.
-
9.De lidstaten kunnen in uitzonderlijke omstandigheden per geval voorzien in een vrijstelling van de toegang tot alle of tot een gedeelte van de informatie over de uiteindelijk begunstigde als bepaald in lid 5, punten b) en c), indien die toegang voor de uiteindelijk begunstigde blootstelling aan een risico op fraude, ontvoering, chantage, geweld of intimidatie inhoudt of indien de begunstigde minderjarig of anderszins onbekwaam is. Krachtens dit lid verleende vrijstellingen zijn niet van toepassing op de in artikel 1, lid 1, punten 1) en 2) bedoelde meldingsplichtige entiteiten, noch op de in artikel 2, lid 1, punt 3), b) bedoelde meldingsplichtige entiteiten indien deze ambtenaren zijn.
-
10.Binnen de vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een evaluatie van de voorwaarden en de technische kenmerken en procedures die nodig zijn voor een veilige en doeltreffende interconnectie van de centrale registers via het centrale platform dat is ingesteld bij artikel 4 bis van Richtlijn 2009/101/EG i. Het verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
Artikel 30
De lidstaten verlangen dat trustees van een express trust die door hun recht worden beheerst toereikende, accurate en actuele informatie over de uiteindelijk begunstigden betreffende de trust inwinnen en bijhouden.
Deze informatie omvat de identiteit van de insteller van de trust, van de trustee(s), van de protector (zo die er is), van de begunstigden of klasse van begunstigden, en van elke andere natuurlijke persoon die effectieve zeggenschap over de trust uitoefent.
-
2.De lidstaten zorgen ervoor dat trustees hun status aan de meldingsplichtige entiteiten bekendmaken en de in lid 1 bedoelde informatie snel verstrekken wanneer de trustee in zijn hoedanigheid van trustee een zakelijke relatie aangaat of een occasionele transactie boven de in de punten b), c) en d) van artikel 10 vastgestelde drempel uitvoert.
-
3.De lidstaten verlangen dat de in lid 1 bedoelde informatie snel toegankelijk is voor de bevoegde autoriteiten en de FIE's.
-
4.De lidstaten verlangen dat de in lid 1 bedoelde informatie wordt bijgehouden in een centraal register wanneer aan de trust fiscale gevolgen zijn verbonden. De bevoegde autoriteiten en de FIE's hebben snel en onbeperkt toegang tot het centraal register zonder dat de bij de trust betrokken partijen daarvan weet hebben. De meldingsplichtige entiteiten hebben eveneens snel toegang tot het centraal register wanneer zij cliëntenonderzoeksmaatregelen nemen overeenkomstig hoofdstuk II. De lidstaten delen de Commissie de kenmerken van deze nationale mechanismen mee.
-
5.De lidstaten verlangen dat de in het in lid 4 bedoelde centraal register bijgehouden informatie toereikend, accuraat en actueel is.
-
6.De lidstaten zorgen ervoor dat de meldingsplichtige entiteiten bij het vervullen van hun verplichtingen inzake cliëntenonderzoek als neergelegd in deze richtlijn, niet uitsluitend steunen op het in lid 4 bedoelde centraal register. Aan deze verplichtingen wordt voldaan met behulp van een op risico’s gebaseerde aanpak.
-
7.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten en de FIE’S in staat zijn de bevoegde autoriteiten en de FIE’S van andere lidstaten snel informatie als bedoeld in de leden 1 en 4 te verstrekken.
-
8.De lidstaten zorgen ervoor dat de in dit artikel bedoelde maatregelen op andere soorten juridische constructies met een soortgelijke structuur en functie als trusts van toepassing zijn.
-
9.Binnen de vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een evaluatie van de voorwaarden en de technische kenmerken en procedures die nodig zijn voor een veilige en doeltreffende interconnectie van de centrale registers. Indien nodig, wordt bij het verslag een wetgevingsvoorstel gevoegd.
HOOFDSTUK IV MELDINGSPLICHT
A FDELING 1 A LGEMENE BEPALINGEN
Artikel 31
-
1.Elke lidstaat richt een FIE op om witwassen van geld en terrorismefinanciering te voorkomen, op te sporen en op doelmatige wijze te bestrijden.
-
2.De lidstaten stellen de Commissie schriftelijk in kennis van de naam en het adres van de betrokken FIE’S.
-
3.De FIE is operationeel onafhankelijk en zelfstandig. Dat een FIE operationeel onafhankelijk en zelfstandig is, betekent dat zij moet beschikken over het gezag en de capaciteit om haar taken vrijelijk te vervullen, met inbegrip van de autonome beslissing specifieke informatie te analyseren, op te vragen en te verspreiden. De FIE is als centrale nationale eenheid verantwoordelijk voor het ontvangen en het analyseren van meldingen van verdachte transacties en andere informatie die betrekking heeft op gevallen van witwassen, daarmee verband houdende basisdelicten of terrorismefinanciering. De FIE is verantwoordelijk voor het verspreiden van de resultaten van haar analyse en alle relevante aanvullende informatie onder de bevoegde autoriteiten, wanneer er redenen zijn om witwassen van geld, daarmee verband houdende basisdelicten of terrorismefinanciering te vermoeden. Zij is in staat aanvullende informatie van meldingsplichtige entiteiten te verkrijgen.
Aan de FIE worden toereikende financiële, personele en technische middelen verschaft om haar taken te vervullen.
-
4.De lidstaten zorgen ervoor dat de FIE rechtstreeks of indirect, en snel, toegang heeft tot de financiële, administratieve en rechtshandhavingsinformatie die zij nodig heeft om haar taken naar behoren te vervullen. De FIE’S moeten in staat zijn op verzoeken om informatie van bevoegde autoriteiten in hun lidstaat te reageren wanneer deze zijn gedaan op grond van met het witwassen van geld verband houdende basisdelicten of vermoedens van terrorismefinanciering. Het besluit tot verrichting van de analyse of tot verspreiding van de informatie wordt genomen door de FIE. Wanneer er feitelijke redenen zijn om aan te nemen dat de verstrekking van dergelijke informatie een negatief effect zou hebben op lopende onderzoeken of analyses, of, in uitzonderlijke omstandigheden, indien openbaarmaking van de informatie duidelijk niet in verhouding zou staan tot de legitieme belangen van een natuurlijke of rechtspersoon of niet relevant zou zijn voor de doeleinden waarvoor de informatie is gevraagd, is de FIE niet verplicht het verzoek in te willigen. De lidstaten dragen de bevoegde autoriteiten op de FIE feedback te geven over het gebruik dat van de overeenkomstig dit artikel verstrekte informatie en over het resultaat van de op grond daarvan uitgevoerde onderzoeken of inspecties is gemaakt.
-
5.De lidstaten zorgen ervoor dat de FIE bevoegd is om, wanneer er een vermoeden is dat een transactie verband houdt met witwassen van geld of met terrorismefinanciering, rechtstreeks of indirect dringende actie te ondernemen om een transactie op te schorten of er geen toestemming voor te verlenen teneinde de transactie te analyseren en de resultaten van de analyse onder de bevoegde autoriteiten te verspreiden. De FIE is bevoegd om die actie rechtstreeks of indirect te ondernemen op verzoek van een FIE van een andere lidstaat volgens de termijnen en onder de voorwaarden die gelden in het nationale recht van de aangezochte FIE.
-
6.De analysefunctie van de FIE bestaat uit:
-
a)operationele analyse die gericht is op individuele gevallen en specifieke doelen of op passende geselecteerde informatie, afhankelijk van de omvang en de aard van de informatie die zij ontvangen en het verwachte gebruik na verspreiding; en
-
b)strategische analyse van trends en patronen inzake witwassen van geld en terrorismefinanciering.
Artikel 32
-
1.De lidstaten verlangen dat de meldingsplichtige entiteiten en, in voorkomend geval, de bestuurders en werknemers daarvan ten volle samenwerken door:
-
a)de FIE onmiddellijk door middel van spontane melding in te lichten, indien de meldingsplichtige entiteit weet, vermoedt of redelijkerwijs kan vermoeden dat geldmiddelen, ongeacht het bedrag, opbrengsten van criminele activiteiten zijn of met terrorismefinanciering verband houden en in dergelijke gevallen onmiddellijk te reageren op verzoeken van de FIE om bijkomende informatie;
-
b)de FIE op haar verzoek onmiddellijk rechtstreeks of indirect alle noodzakelijke informatie te verstrekken, volgens de procedure van het toepasselijke recht.
Alle verdachte transacties, met inbegrip van transactiepogingen, worden gemeld.
-
2.De in lid 1 bedoelde informatie wordt doorgestuurd aan de FIE van de lidstaat op het grondgebied waarvan de meldingsplichtige entiteit die de informatie heeft verstrekt, gesitueerd is. De informatie wordt doorgestuurd door de persoon of de personen die overeenkomstig artikel 8, lid 4, is of zijn aangewezen.
Artikel 33
-
1.In afwijking van artikel 32, lid 1, kunnen de lidstaten, in het geval van de in artikel 2, lid 1, punt 3), onder a), b) en d) bedoelde personen, een passend zelfregulerend orgaan van de relevante beroepsgroep aanwijzen als de autoriteit die de in artikel 32, lid 1, bedoelde informatie ontvangt.
Onverminderd lid 2 geeft het aangewezen zelfregulerend orgaan in de in de eerste alinea bedoelde gevallen de informatie onverwijld en ongefilterd aan de FIE door.
-
2.De lidstaten passen de in artikel 32, lid 1, neergelegde verplichtingen niet toe op notarissen, onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen, auditors, externe accountants en belastingadviseurs, uitsluitend in zoverre die vrijstelling betrekking heeft op de inlichtingen die zij van een van hun cliënten ontvangen of over een van hun cliënten verkrijgen bij het bepalen van de rechtspositie van hun cliënt of bij het verrichten van hun taak van verdediging of vertegenwoordiging van die cliënt in of in verband met een rechtsgeding, daaronder begrepen advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of die inlichtingen vóór, gedurende of na een dergelijk geding worden ontvangen of verkregen.
Artikel 34
-
1.De lidstaten verlangen dat de meldingsplichtige entiteiten zich onthouden van het uitvoeren van transacties waarvan zij weten of vermoeden dat deze verband houden met de opbrengsten van criminele activiteiten of met terrorismefinanciering, totdat zij overeenkomstig artikel 32, lid 1, punt a), de nodige maatregelen hebben genomen en enige verdere specifieke instructies van de FIE of van de bevoegde autoriteiten in overeenstemming met de wetgeving van de betrokken lidstaat hebben opgevolgd.
-
2.Indien het niet mogelijk is zich te onthouden van het uitvoeren van transacties overeenkomstig lid 1 of indien zulks de vervolging van de begunstigden van een verdachte transactie zou doorkruisen, verstrekken de meldingsplichtige entiteiten de vereiste informatie onmiddellijk daarna aan de FIE.
Artikel 35
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 45 bedoelde bevoegde autoriteiten de FIE onmiddellijk inlichten indien zij tijdens inspecties bij de meldingsplichtige entiteiten, dan wel op enigerlei andere wijze feiten ontdekken die verband zouden kunnen houden met witwassen van geld of terrorismefinanciering.
-
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende instanties die krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen bevoegd zijn toe te zien op de effectenmarkten, valutamarkten en financiële derivatenmarkten, de FIE inlichten indien zij feiten ontdekken die verband zouden kunnen houden met witwassen van geld of met terrorismefinanciering.
Artikel 36
Melding te goeder trouw door een meldingsplichtige entiteit of door een werknemer of een bestuurder van die meldingsplichtige entiteit overeenkomstig de artikelen 32 en 33 vormt geen inbreuk op ongeacht welke op grond van een contract of van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling opgelegde beperking inzake de openbaarmaking van informatie en leidt voor de meldingsplichtige entiteit, of haar bestuurders of werknemers tot geen enkele vorm van aansprakelijkheid, zelfs indien deze niet precies op de hoogte waren van de onderliggende criminele activiteit, en ongeacht of enige illegale activiteit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Artikel 37
De lidstaten zorgen ervoor dat personen, met inbegrip van werknemers en vertegenwoordigers van de meldingsplichtige entiteit die hetzij intern, hetzij aan de FIE vermoedens van witwassen van geld of van terrorismefinanciering melden, bescherming genieten indien zij worden bedreigd of lastig gevallen, in het bijzonder tegen nadelig of discriminerend optreden van de werkgever.
Afdeling 2
Mededelingsverbod
Artikel 38
-
1.Meldingsplichtige entiteiten en de bestuurders en werknemers ervan delen de betrokken cliënt of derden niet mee dat overeenkomstig de artikelen 32 en 33 informatie is, wordt of zal worden verstrekt of dat een onderzoek naar witwassen van geld of terrorismefinanciering wordt of kan worden uitgevoerd.
-
2.Het in lid 1 neergelegde verbod geldt niet voor melding aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, met inbegrip van de zelfregulerende organen, noch voor mededelingen voor rechtshandhavingsdoeleinden.
-
3.Het in lid 1 neergelegde verbod vormt geen belemmering voor meldingen tussen de in artikel 2, lid 1, punten 1) en 2) bedoelde meldingsplichtige entiteiten en tussen deze entiteiten en hun bijkantoren en meerderheidsdochters die in derde landen gesitueerd zijn, voor zover die bijkantoren en meerderheidsdochters volledig voldoen aan de groepsbrede gedragslijnen en procedures, inclusief de procedure voor het delen van informatie binnen de groep, overeenkomstig artikel 42 en voor zover de groepsbrede gedragslijnen en procedures beantwoorden aan de voorschriften van deze richtlijn.
-
4.Het in lid 1 neergelegde verbod vormt geen belemmering voor meldingen tussen de in artikel 2, lid 1, punt 3, onder a) en b), bedoelde meldingsplichtige entiteiten van de lidstaten, of entiteiten van derde staten waarvan de voorschriften gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van deze richtlijn, die hun beroepsactiviteiten, al dan niet als werknemer, uitoefenen binnen dezelfde rechtspersoon of binnen een netwerk.
Voor de toepassing van de eerste alinea wordt onder "netwerk" verstaan de grotere structuur waartoe de persoon behoort en waarin eigendom, beheer, en controle op de naleving van de verplichtingen worden gedeeld.
-
5.Het in lid 1 neergelegde verbod vormt voor de in artikel 2, lid 1, punt 1, punt 2, en punt 3, onder a) en b) bedoelde meldingsplichtige entiteiten geen beletsel om in gevallen betreffende dezelfde cliënt en dezelfde transactie waarbij twee of meer meldingsplichtige entiteiten betrokken zijn, meldingen te doen tussen de relevante meldingsplichtige entiteiten, voor zover dit entiteiten van een lidstaat zijn, of entiteiten van een derde staat waarvan de voorschriften gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van deze richtlijn, en zij tot dezelfde beroepscategorie behoren en onderworpen zijn aan verplichtingen inzake het beroepsgeheim en de bescherming van persoonsgegevens.
-
6.Wanneer de in artikel 2, lid 1, punt 3, onder a) en b), bedoelde meldingsplichtige entiteiten trachten een cliënt te doen afzien van een onwettige activiteit, wordt zulks niet als een mededeling in de zin van lid 1 aangemerkt.
HOOFDSTUK V
GEGEVENSBESCHERMING, BEWARING VAN BEWIJSSTUKKEN EN STATISTISCHE
GEGEVENS
Artikel 39
-
1.De lidstaten verlangen dat meldingsplichtige entiteiten overeenkomstig het nationale recht met het oog op het voorkomen, opsporen of onderzoeken door de FIE of door andere bevoegde autoriteiten van mogelijke gevallen van witwassen van geld of terrorismefinanciering, de volgende documenten en informatie bewaren:
-
a)wat de cliëntenonderzoeksprocedure betreft, een afschrift van de documenten en inlichtingen die nodig zijn voor het naleven van de verplichtingen inzake cliëntenonderzoek uit hoofde van deze richtlijn, gedurende een termijn van vijf jaar vanaf het einde van de zakelijke relatie met hun cliënt of vanaf de datum van de occasionele transactie. Bij het verstrijken van deze bewaringstermijn worden de persoonsgegevens gewist tenzij dit anders is geregeld bij het nationaal recht, dat bepaalt onder welke omstandigheden meldingsplichtige entiteiten gegevens langer mogen of moeten bijhouden. De lidstaten kunnen een langere bewaringstermijn toestaan of verlangen, nadat de noodzaak tot en de evenredigheid van een verlenging diepgaand zijn onderzocht en aangetoond is dat verlenging noodzakelijk is met het oog op het voorkomen, opsporing en onderzoeken van witwassen van geld en terrorismefinanciering. De bewaringstermijn wordt met niet meer dan vijf jaar verlengd;
-
b)de bewijsstukken en registratiegegevens van transacties, zijnde de originele stukken of de afschriften die krachtens hun nationaal rechteenzelfde bewijskracht hebben, die nodig zijn voor het identificeren van een transactie, gedurende vijf jaar na de uitvoering van de transactie, in het geval van een occasionele transactie, na de beëindiging van de zakelijke relatie. Bij het verstrijken van die bewaringstermijn worden de persoonsgegevens gewist tenzij dit anders is geregeld bij het nationaal recht, dat bepaalt onder welke omstandigheden meldingsplichtige entiteiten gegevens langer mogen of moeten bijhouden. De lidstaten kunnen een langere bewaringstermijn toestaan of verlangen nadat de noodzaak tot en de evenredigheid van een verlenging diepgaand is onderzocht en aangetoond is dat de verlenging noodzakelijk is met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van witwassen van geld en terrorismefinanciering. De bewaringstermijn wordt met niet meer dan vijf jaar verlengd.
-
2.Indien er op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn een rechtsprocedure in verband met het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van vermoedelijke witwaspraktijken of terrorismefinanciering aanhangig is in een lidstaat, en een meldingsplichtige entiteit over informatie of documenten beschikt in verband met die aanhangige procedure, kan de meldingsplichtige entiteit die informatie of documenten bewaren overeenkomstig het nationaal recht gedurende een termijn van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn. De lidstaten kunnen, onverminderd de nationale strafrechtelijke bepalingen betreffende bewijsmateriaal die op lopende strafrechtelijke onderzoeken en rechtsprocedures van toepassing zijn, toestaan of verlangen dat die gegevens of informatie gedurende een bijkomende termijn van vijf jaar wordt bewaard, indien is aangetoond dat die verlenging noodzakelijk en evenredig is met het oog op het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van vermoedelijke witwaspraktijken of terrorismefinanciering.
Artikel 39a
-
1.Voor de toepassing van deze richtlijn is Richtlijn 95/46/EG i, zoals omgezet in het nationale recht, van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in de lidstaten. Verordening (EG) nr. 45/2001 i is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie, de EBA, de EIOPA en de ESMA.
-
2.Persoonsgegevens worden door op basis van deze richtlijn meldingsplichtige entiteiten alleen verwerkt met het oog op het voorkomen van witwassen van geld en terrorismefinanciering overeenkomstig artikel 1 en worden niet verder verwerkt op een manier die niet verenigbaar is met dat beoogde doel. De verwerking van persoonsgegevens op basis van deze richtlijn voor andere doeleinden zoals commerciële doeleinden, is verboden.
-
3.De meldingsplichtige entiteiten verstrekken de bij artikel 10 van Richtlijn 95/46/EG i voorgeschreven informatie aan nieuwe cliënten alvorens een zakelijke relatie aan te gaan of een occasionele transactie te verrichten. Deze informatie bevat met name een algemene kennisgeving over de krachtens deze richtlijn voor meldingsplichtige entiteiten geldende wettelijke verplichtingen inzake de verwerking van persoonsgegevens met het oog op het voorkomen van witwassen van geld en terrorismefinancieringovereenkomstig artikel 1.
-
4.Om uitvoering te geven aan het in artikel 38, lid 1, neergelegde verbod op mededeling stellen de lidstaten wetgevingsmaatregelen vast waarbij het recht op toegang van de betrokkene tot persoonsgegevens die hem betreffen, geheel of gedeeltelijk wordt beperkt voor zover dat in een democratische samenleving, met inachtneming van de legitieme belangen van de betrokkene, een noodzakelijke en evenredige maatregel is om:
-
a)de meldingsplichtige entiteit of de bevoegde nationale autoriteit in staat te stellen haar taken in het kader van deze richtlijn naar behoren te vervullen; of
-
b)het belemmeren van officiële of gerechtelijke informatieverzoeken, analyses, onderzoeken of procedures in het kader van deze richtlijn te voorkomen en ervoor te zorgen dat het voorkomen, onderzoeken en opsporen van witwassen van geld en van terrorismefinanciering niet in gevaar worden gebracht.
Artikel 40
-
1.De lidstaten verlangen dat hun meldingsplichtige entiteiten beschikken over systemen die hen in staat stellen ten volle en snel te reageren op verzoeken van de FIE, of van andere autoriteiten, overeenkomstig hun nationaal recht, om te antwoorden op de vraag of zij een zakelijke relatie onderhouden of in de afgelopen vijf jaar een zakelijke relatie onderhouden hebben met een gespecificeerde natuurlijke of rechtspersoon en op vragen over de aard van deze relatie, via beveiligde kanalen en zodanig dat de volledige vertrouwelijkheid van de verzoeken gewaarborgd blijft, via beveiligde kanalen en op zodanige wijze dat de vertrouwelijkheid van de informatieverzoeken ten volle gewaarborgd blijft.
Artikel 40a
De verwerking van persoonsgegevens op basis van deze richtlijn met het oog op het voorkomen van witwassen van geld en terrorismefinanciering overeenkomstig artikel 1 wordt beschouwd als een taak van openbaar belang overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG i.
Artikel 41
-
1.De lidstaten zorgen ervoor, met het oog op de voorbereiding van de nationale risicobeoordelingen uit hoofde van artikel 7, dat zij in staat zijn de doeltreffendheid van hun regelingen ter bestrijding van witwaspraktijken of terrorismefinanciering te beoordelen door uitgebreide statistieken bij te houden over aangelegenheden die relevant zijn voor de doeltreffendheid van deze regelingen.
-
2.De in lid 1 bedoelde statistieken omvatten:
-
a)gegevens betreffende metingen van de omvang en het belang van de verschillende sectoren die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, daaronder begrepen het aantal entiteiten en personen en het economisch belang van elke sector; b) gegevens betreffende metingen van de meldings-, de onderzoeks- en de gerechtelijke aspecten van de nationale wet- en regelgeving inzake AML/CFT, daaronder begrepen het aantal meldingen van verdachte transacties aan de FIE, het gevolg dat aan deze meldingen is gegeven en, op jaarbasis, het aantal onderzochte gevallen, het aantal vervolgden, het aantal veroordeelden voor de delicten witwassen van geld of terrorismefinanciering, de soorten basisdelicten, indien die informatie voorhanden is, en de waarde in euro van de bevroren, in beslag genomen of verbeurd verklaarde vermogensbestanddelen.
ba) indien beschikbaar, gegevens tot identificatie van het aantal meldingen en het percentage van de meldingen die geleid hebben tot verder onderzoek, met jaarlijkse rapporten aan de meldingsplichtige entiteiten waarin nader wordt ingegaan op het nut en de opvolging van de door hen verrichte meldingen;
bb) gegevens betreffende het aantal door de FIE's geformuleerde, ontvangen, afgewezen en gedeeltelijk of volledig beantwoorde grensoverschrijdende informatieverzoeken.
-
3.De lidstaten zorgen ervoor dat een geconsolideerd overzicht van hun statistische rapporten wordt gepubliceerd en doen de in lid 2 bedoelde statistieken toekomen aan de Commissie.
HOOFDSTUK VI GEDRAGSLIJNEN, PROCEDURES EN TOEZICHT
A FDELING 1 I NTERNE PROCEDURES , OPLEIDING EN FEEDBACK
Artikel 42
-
1.De lidstaten verlangen van meldingsplichtige entiteiten die deel uitmaken van een groep dat zij groepsbrede gedragslijnen en procedures implementeren, daaronder begrepen gedragslijnen inzake gegevensbescherming en gedragslijnen en procedures voor het delen van informatie binnen de groep ten behoeve van het bestrijden van witwassen van geld en het bestrijden van terrorismefinanciering. Die gedragslijnen en procedures worden op effectieve wijze ten uitvoer gelegd door de bijkantoren en meerderheidsdochters in de lidstaten en in derde landen.
1a. De lidstaten verlangen dat meldingsplichtige entiteiten die vestigingen in een andere lidstaat exploiteren, erop toezien dat die vestigingen de nationale bepalingen van die andere lidstaat ter uitvoering van deze richtlijn eerbiedigen.
-
2.De lidstaten zorgen ervoor dat indien de meldingsplichtige entiteiten bijkantoren of meerderheidsdochters hebben die gesitueerd zijn in derde staten waar de minimumvoorschriften inzake bestrijding van witwassen van geld en bestrijding van terrorismefinanciering minder streng zijn dan die van de lidstaat, hun in het derde land gevestigde bijkantoren en meerderheidsdochters de voorschriften van de lidstaat, daaronder begrepen de voorschriften inzake gegevensbescherming, uitvoeren voor zover de wettelijke en administratiefrechtelijke bepalingen van de derde staat zulks toestaan.
-
3.De lidstaten en de ETA's stellen elkaar in kennis van de gevallen waarin het volgens het recht van een derde staat niet is toegestaan dat de krachtens lid 1 voorgeschreven maatregelen worden toegepast, en waarin gecoördineerd zou kunnen worden opgetreden om een oplossing te vinden.
-
4.De lidstaten verlangen dat, indien het volgens het recht van de derde staat niet is toegestaan dat de krachtens lid 1 voorgeschreven maatregelen worden toegepast, de meldingsplichtige entiteiten erop toezien dat bijkantoren en meerderheidsdochters in deze derde staat bijkomende maatregelen nemen om het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering doeltreffend te beheersen en dat zij de toezichthouders van hun lidstaat van herkomst informeren. Als de bijkomende maatregelen niet voldoende zijn, passen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst bijkomende toezichtsmaatregelen toe, waarbij onder meer wordt verlangd dat de groep geen zakelijke relaties aangaat of die relaties beëindigt en geen transacties uitvoert, en waarbij de groep, indien nodig, wordt verzocht haar bedrijfsactiviteiten in de derde staat te beëindigen .
-
5.De ETA's ontwikkelen ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de soort bijkomende maatregelen als bedoeld in lid 4 en de minimumactie die moet worden ondernomen door de meldingsplichtige entiteiten bedoeld in artikel 2, lid 1, punten 1) en 2), indien in het recht van de derde staat de toepassing van de bij de leden 1 en 2 voorgeschreven maatregelen is toegestaan.
De ETA's leggen deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [PB gelieve datum in te voegen: 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voor aan de Commissie.
-
6.Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in lid 5 bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van, respectievelijk, Verordening (EU) nr. 1093/2010 i, Verordening (EU) nr. 1094/2010 i en Verordening (EU) nr. 1095/2010 i.
-
7.De lidstaten zorgen ervoor dat het delen van informatie binnen de groep toegestaan is. Informatie over het aan de FIE gemelde vermoeden dat geldmiddelen opbrengsten van criminele activiteiten zijn of met terrorismefinanciering verband houden , wordt gedeeld binnen de groep, tenzij de FIE andersluidende instructies geeft.
-
8.De lidstaten kunnen verlangen dat uitgevers van elektronisch geld als omschreven in Richtlijn
2009/110/EG en betalingsdienstaanbieders als omschreven in Richtlijn 2007/64/EG i die op hun grondgebied gevestigd zijn, anders dan in de vorm van een bijkantoor, en waarvan het hoofdkantoor in een andere lidstaat gesitueerd is, op hun grondgebied een centraal contactpunt aanwijzen om namens de aanwijzende instelling de naleving van de AML/CFT-regels te bewerkstelligen en het toezicht door de bevoegde autoriteiten te faciliteren, onder meer door de bevoegde autoriteiten desgevraagd documentatie en informatie te verstrekken.
-
9.De ETA's ontwikkelen ontwerpen van technische reguleringsnormen met betrekking tot de criteria voor het bepalen van de omstandigheden waarin de aanwijzing van een centraal contactpunt overeenkomstig lid 8 passend is, en wat de taken van de centrale contactpunten moeten zijn.
De ETA's leggen deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op ...* [PB : aub datum invoegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voor aan de Commissie.
-
10.Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in lid 9 bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van, respectievelijk, Verordening (EU) nr. 1093/2010 i, Verordening (EU) nr. 1094/2010 i en Verordening (EU) nr. 1095/2010 i.
Artikel 43
-
1.De lidstaten verlangen dat de meldingsplichtige entiteiten maatregelen nemen die evenredig zijn met hun risico's, aard en grootte om hun werknemers bekend te maken met de op grond van deze richtlijn vastgestelde bepalingen, daaronder begrepen de toepasselijke voorschriften inzake gegevensbescherming.
Die maatregelen houden onder meer in dat de werknemers deelnemen aan speciale permanente opleidingsprogramma's om de verrichtingen te leren onderkennen die met witwassen van geld of terrorismefinanciering verband kunnen houden en te leren hoe in die gevallen moet worden gehandeld.
Indien een natuurlijke persoon die onder een van de in artikel 2, lid 1, punt 3, vermelde categorieën valt, beroepsactiviteiten uitoefent als werknemer van een rechtspersoon, zijn de in deze afdeling vastgelegde verplichtingen van toepassing op die rechtspersoon in plaats van op de natuurlijke persoon.
-
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de meldingsplichtige entiteiten toegang hebben tot actuele informatie over de praktijken van witwassers van geld en financiers van terrorisme, en over aanwijzingen om verdachte transacties te kunnen onderkennen.
-
3.De lidstaten zorgen ervoor dat, waar mogelijk, aan de meldingsplichtige entiteiten snel feedback wordt verstrekt over de doeltreffendheid en de afhandeling van meldingen van vermoedelijke witwaspraktijken of vermoedelijke terrorismefinanciering.
3a. De lidstaten verlangen dat, indien van toepassing, de meldingsplichtige entiteiten achterhalen welk lid van het managementorgaan verantwoordelijk is voor de uitvoering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn voor de naleving van deze richtlijn.
A FDELING 2
T OEZICHT
Artikel 44
-
1.De lidstaten verlangen dat wisselkantoren, kantoren waar cheques kunnen worden omgewisseld en aanbieders van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten over een vergunning beschikken of in een register ingeschreven zijn en dat aanbieders van kansspeldiensten gereglementeerd worden.
-
2.De lidstaten verlangen dat de bevoegde autoriteiten ervoor zorgen dat de personen die in de in lid 1 bedoelde entiteiten een managementfunctie hebben of de uiteindelijk begunstigden van die entiteiten zijn, betrouwbaar en deskundig zijn.
-
3.Met betrekking tot de meldingsplichtige entiteiten bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 3, onder a), b), en d), zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen nemen om te voorkomen dat ter zake veroordeelde criminelen of hun medeplichtigen in die meldingsplichtige entiteiten een managementfunctie hebben of de uiteindelijk begunstigde van die entiteiten zijn.
Artikel 45
-
1.De lidstaten verlangen van de bevoegde autoriteiten dat zij effectief controleren of de in deze richtlijn neergelegde voorschriften worden nageleefd en dat zij de nodige maatregelen nemen om die naleving te waarborgen.
-
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten over adequate bevoegdheden beschikken, met inbegrip van de mogelijkheid tot het afdwingen van het verstrekken van elke informatie die van belang is voor het toezicht op de naleving en het uitvoeren van controles, en over toereikende financiële, personele en technische middelen beschikken om hun taken te vervullen. De lidstaten zorgen ervoor dat het personeel van die autoriteiten hoge professionele normen, daaronder begrepen normen inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming, handhaaft, zeer integer is en over de nodige vaardigheden beschikt.
-
3.In het geval van kredietinstellingen, financiële instellingen en aanbieders van kansspeldiensten hebben de bevoegde autoriteiten versterkte toezichthoudende bevoegdheden.
-
4.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de meldingsplichtige entiteit vestigingen exploiteert, erop toezien dat deze vestigingen de nationale bepalingen van die lidstaat tot uitvoering van deze richtlijn naleven. In het geval van de in artikel 42, lid 8, bedoelde vestigingen, kan dit toezicht mede bestaan in het nemen van passende en evenredige maatregelen om ernstige tekortkomingen die onmiddellijke maatregelen vereisen, aan te pakken. Deze maatregelen zijn van tijdelijke aard en worden beëindigd wanneer de tekortkomingen zijn aangepakt, onder meer met de hulp van of in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst, overeenkomstig artikel 42, punt 1a.
-
5.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de meldingsplichtige entiteit vestigingen exploiteert, samenwerken met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de meldingsplichtige entiteit haar hoofdkantoor heeft, om effectief toezicht op de naleving van de voorschriften van deze richtlijn te waarborgen.
-
6.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten bij het toepassen van een op het risico gebaseerde aanpak van het toezicht:
-
a)een helder inzicht hebben in het op hun grondgebied aanwezige witwasrisico en risico van terrorismefinanciering;
-
b)ter plaatse en op afstand toegang hebben tot alle relevante informatie betreffende de specifieke binnenlandse en internationale risico’s die verband houden met de cliënten, producten en diensten van de meldingsplichtige entiteiten; en
-
c)de frequentie en intensiteit van het toezicht ter plaatse en op afstand op het risicoprofiel van de meldingsplichtige entiteit en op het op hun grondgebied aanwezige witwasrisico en risico van terrorismefinanciering baseren.
-
7.De beoordeling van het risicoprofiel van meldingsplichtige entiteiten inzake witwassen van geld en terrorismefinanciering , daaronder begrepen de risico’s inzake niet-naleving, wordt periodiek herbekeken, alsmede wanneer er belangrijke gebeurtenissen of ontwikkelingen inzake het management en de bedrijfsactiviteiten van de meldingsplichtige entiteit hebben plaatsgevonden.
-
8.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten rekening houden met de mate van discretie die aan de meldingsplichtige entiteit wordt gelaten en herbezien op passende wijze de risicobeoordelingen die aan deze discretie ten grondslag liggen, alsmede de toereikendheid en toepassing van haar gedragslijnen en haar interne controles en procedures.
-
9.In het geval van de in artikel 2, lid 1, punt 3, onder a), b) en d), bedoelde meldingsplichtige entiteiten kunnen de lidstaten toestaan dat de in lid 1 bedoelde taken worden verricht door zelfregulerende organen, mits deze de bepalingen van lid 2 naleven.
-
10.De ETA's geven uiterlijk op ... * [PB; aub datum invoegen: 2 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] richtsnoeren voor de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 16 van, respectievelijk, Verordening (EU) nr. 1093/2010 i, Verordening (EU) nr. 1094/2010 i en Verordening (EU) nr. 1095/2010 i betreffende de kenmerken van toezicht op basis van risicogevoeligheid en de maatregelen die moeten worden genomen wanneer toezicht op basis van risicogevoeligheid plaatsvindt. Er moet specifiek rekening worden gehouden met de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit, en indien passend en evenredig moet in specifieke maatregelen worden voorzien.
A FDELING 3 SAMENWERKING
O NDERAFDELING I N ATIONALE SAMENWERKING
Artikel 46
De lidstaten zorgen ervoor dat de beleidsmakers, de FIE's, de toezichthouders en de andere bevoegde autoriteiten die bij de bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering betrokken zijn, over effectieve mechanismen beschikken die hen in staat stellen tot samenwerking en coördinatie op binnenlands niveau betreffende de ontwikkeling en toepassing van gedragslijnen en activiteiten ter bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, onder meer met het oog op het vervullen van hun verplichting krachtens artikel 7.
O NDERAFDELING II
S AMENWERKING MET DE ETA' S
Artikel 47
De bevoegde autoriteiten verstrekken de ETA's alle informatie die deze nodig hebben om hun taken krachtens deze richtlijn te verrichten.
O NDERAFDELING III
S AMENWERKING TUSSEN DE FIE’ S EN MET DE E UROPESE C OMMISSIE
Artikel 48
De Commissie kan de bijstand verlenen die nodig is om de coördinatie te faciliteren, de uitwisseling van gegevens tussen FIE's in de Unie daaronder begrepen. Zij kan regelmatig vergaderingen beleggen van het platform van de EU-FIE's dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de FIE's van de lidstaten, om de samenwerking tussen de FIE's te faciliteren, zienswijzen uit te wisselen en advies te verstrekken over toepassingsaangelegenheden die relevant zijn voor de FIE's en de meldingsplichtige entiteiten en over samenwerkingsgerelateerde aangelegenheden, zoals doeltreffende samenwerking tussen de FIE's, de identificatie van verdachte transacties met een grensoverschrijdende dimensie, de standaardisering van formats voor meldingen via het netwerk FIU.net of de opvolger daarvan, de gezamenlijke analyse van grensoverschrijdende gevallen, en de identificatie van trends en factoren die relevant zijn voor het beoordelen van het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering op nationaal en supranationaal niveau.
Artikel 49
De lidstaten zorgen ervoor dat hun FIE’s zoveel mogelijk met elkaar samenwerken, ongeacht hun organisatorische status.
Artikel 50
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de FIE’s, spontaan of op verzoek, alle informatie uitwisselen die relevant kan zijn voor de verwerking of de analyse, door de FIE, van informatie in verband met het witwassen van geld of terrorismefinanciering en de betrokken natuurlijke of rechtspersonen, zelfs indien op het tijdstip van de uitwisseling nog niet is vastgesteld welk type basisdelict mogelijk is gepleegd. Een verzoek omvat de relevante feiten, achtergrondinformatie, redenen voor het verzoek en hoe de gevraagde informatie zal worden gebruikt. Er kunnen verschillende uitwisselingsmechanismen worden gehanteerd indien dat tussen de FIE's is overeengekomen, met name voor uitwisselingen via het gedecentraliseerd computernetwerk FIU.net of de opvolger daarvan.
Wanneer een FIE een melding overeenkomstig artikel 32, lid 1, punt a), ontvangt die betrekking heeft op een andere lidstaat, zendt zij deze onmiddellijk door aan de FIE van die lidstaat.
-
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de aangezochte FIE die reageert op een informatieverzoek overeenkomstig lid 1, van een andere in de Unie gesitueerde FIE ,verplicht gebruik moet maken van alle beschikbare bevoegdheden die zij normaliter op nationaal vlak voor het ontvangen en analyseren van informatie zou gebruiken. De aangezochte FIE reageert snel.
Meer bepaald wordt, wanneer een FIE van een lidstaat tracht bijkomende informatie te verkrijgen van een meldingsplichtige entiteit van een andere lidstaat die op het grondgebied van de eerstbedoelde lidstaat actief is , het verzoek gericht aan de FIE van de lidstaat op het grondgebied waarvan de meldingsplichtige entiteit gesitueerd is. Die FIE stuurt de verzoeken door en reageert onverwijld.
-
3.Een FIE kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden weigeren informatie uit te wisselen, namelijk indien de uitwisseling strijdig zou zijn met fundamentele beginselen van nationaal recht. Die uitzonderingen worden op zodanige wijze gespecificeerd dat misbruik en onredelijke beperking van de vrije uitwisseling van informatie voor analysedoeleinden worden voorkomen.
Artikel 51
De overeenkomstig de artikelen 49 en 50 ontvangen informatie en documenten worden gebruikt voor het vervullen van de taken van de FIE als bepaald in deze richtlijn. Bij het verstrekken van informatie en documenten overeenkomstig de artikelen 49 en 50 kan de verstrekkende FIE beperkingen en voorwaarden voor het gebruik van die informatie opleggen. De ontvangende FIE neemt die beperkingen en voorwaarden in acht.
Artikel 52
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de uitgewisselde informatie alleen wordt gebruikt voor het doel waarvoor de informatie is gevraagd of verstrekt en dat voor het verspreiden van overeenkomstig de artikelen 49 en 50 verstrekte informatie door de ontvangende FIE aan een andere autoriteit, een ander agentschap of een andere afdeling, en voor het gebruik van die informatie voor andere dan de oorspronkelijk goedgekeurde doeleinden, de voorafgaande toestemming van de verstrekkende FIE noodzakelijk is.
-
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de voorafgaande toestemming van de aangezochte FIE voor het verspreiden van de informatie onder de bevoegde autoriteiten onmiddellijk wordt gegeven en zo ruim mogelijk is. De aangezochte FIE mag haar toestemming voor die verspreiding niet weigeren, tenzij die verspreiding buiten het toepassingsgebied van haar AML/CFT-bepalingen zou vallen, een strafonderzoek zou kunnen schaden, duidelijk onevenredig zou zijn met de legitieme belangen van een natuurlijke of rechtspersoon of van de lidstaat van de aangezochte FIE, of anderszins niet in overeenstemming zou zijn met de fundamentele beginselen van het nationale recht van die lidstaat. Een weigering deze instemming te verlenen wordt naar behoren gemotiveerd.
Artikel 53
-
1.De lidstaten verlangen dat hun FIE's in hun onderlinge communicatie gebruik maken van beschermde kanalen en moedigen hen aan gebruik te maken van het netwerk FIU.net of de opvolger daarvan gebruiken.
-
2.De lidstaten zorgen ervoor dat hun FIE's bij het vervullen van hun taken als bepaald in deze richtlijn, samenwerken om in overeenstemming met hun nationale recht geavanceerde technologieën toe te passen. Die technologieën stellen de FIE's in staat om, onder volledige bescherming van persoonsgegevens anoniem hun gegevens met die van andere FIE's te vergelijken om personen voor wie de FIE belangstelling heeft in andere lidstaten op te sporen en hun opbrengsten en geldmiddelen te identificeren.
Artikel 53bis
Verschillen tussen de nationale rechtsstelsels wat de definitie van belastingmisdrijven betreft vormen geen beletsel voor de FIE's om binnen de grenzen van hun nationale recht zo breed mogelijk informatie uit te wisselen of bijstand te verlenen aan een andere in de Unie gesitueerde FIE.
A FDELING 4
S ANCTIES
Artikel 55
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de meldingsplichtige entiteiten voor inbreuken op de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen aansprakelijk kunnen worden gesteld overeenkomstig de artikelen 55 tot en met 58. De desbetreffende sancties en maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.
-
2.Onverminderd het recht van de lidstaten om strafrechtelijke sancties vast te stellen en op te leggen, stellen de lidstaten regels met betrekking tot administratieve sancties en andere administratieve maatregelen vast en zorgen zij ervoor dat hun bevoegde autoriteiten die sancties en maatregelen kunnen opleggen voor inbreuken op de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn, en zorgen zij ervoor dat deze worden toegepast.
Indien de lidstaten besluiten met betrekking tot inbreuken waarop hun nationale strafrecht van toepassing is, geen regels voor administratieve sancties vast te stellen, stellen zij de Commissie in kennis van de toepasselijke strafrechtelijke bepalingen mede.
-
3.De lidstaten zorgen ervoor dat indien er in het geval van een inbreuk op de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn verplichtingen voor rechtspersonen gelden, sancties en maatregelen kunnen worden toegepast op de leden van het leidinggevend orgaan en op andere natuurlijke personen die op grond van het nationale recht verantwoordelijk zijn voor de inbreuk.
-
4.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten alle toezichts- en onderzoeksbevoegdheden hebben die nodig zijn voor de uitoefening van hun taken.
-
5.De bevoegde autoriteiten oefenen hun bevoegdheid tot het opleggen van sancties en maatregelen uit in overeenstemming met deze richtlijn en het nationaal recht, op een van de volgende wijzen:
(a) rechtstreeks;
(b) in samenwerking met andere autoriteiten;
(c) onder hun verantwoordelijkheid door middel van delegatie aan die autoriteiten;
(d) door middel van een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.
Bij de uitoefening van hun bevoegdheid om sancties en maatregelen op te leggen, werken de bevoegde autoriteiten nauw samen om ervoor te zorgen dat administratieve maatregelen of sancties het gewenste resultaat opleveren, en om hun optreden te coördineren wanneer het om grensoverschrijdende zaken gaat.
Artikel 56
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat dit artikel ten minste van toepassing is op gebreken van de meldingsplichtige entiteiten die ernstig, herhaald of systematisch zijn, of een combinatie daarvan, met betrekking tot de voorschriften van:
-
a)de artikelen 9 tot en met 23 (cliëntenonderzoek);
-
b)de artikelen 32, 33 en 34 (melding van verdachte transacties);
-
c)artikel 39 (het bewaren van bewijsstukken); en
-
d)de artikelen 42 en 43 (interne controles).
-
2.De lidstaten zorgen ervoor dat in de in lid 1 bedoelde gevallen ten minste de volgende administratieve maatregelen en sancties kunnen worden toegepast:
-
a)een publieke verklaring waarin de identiteit van de natuurlijke of rechtspersoon en de aard van de inbreuk worden vermeld;
-
b)een bevel waarin wordt gelast dat de natuurlijke of rechtspersoon het gedrag staakt en niet meer herhaalt;
-
c)indien een meldingsplichtige entiteit vergunningsplichtig is, intrekking of schorsing van de vergunning;
-
d)een tijdelijk verbod tegen elke persoon met managementverantwoordelijkheden in een meldingsplichtige entiteit of elke voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke persoon om managementfuncties bij meldingsplichtige entiteiten uit te oefenen;
-
g)maximale administratieve geldboeten van ten minste tweemaal het bedrag van het voordeel dat de inbreuk heeft opgeleverd, indien dat voordeel kan worden bepaald, of ten minste 1 000 000 EUR.
2a. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer de betrokken meldingsplichtige entiteit een kredietinstelling of een financiële instelling is, in afwijking van lid 2, punt g), ook de volgende sancties kunnen worden toegepast:
-
a)in het geval van een rechtspersoon, maximale administratieve geldboeten van ten minste
5 000 000 EUR of 10% van de totale jaaromzet volgens de recentste door het leidinggevend orgaan goedgekeurde rekeningen; indien de meldingsplichtige entiteit een moederonderneming is of een dochteronderneming van een moederonderneming die geconsolideerde financiële overzichten moet opstellen als omschreven in artikel 22 van Richtlijn 2013/34 i/EU, is de relevante totale jaaromzet de totale jaaromzet of de overeenkomstig de toepasselijke jaarrekeningenrichtlijnen daarmee corresponderende soort inkomsten volgens de recentste door het leidinggevend orgaan van de uiteindelijke moederonderneming goedgekeurde geconsolideerde rekeningen;
-
b)in het geval van een natuurlijke persoon, maximale administratieve geldboeten van ten minste
5 000 000 EUR of, in de lidstaten die niet de euro als munt hebben, het overeenkomstige bedrag in de nationale valuta op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.
-
3.De lidstaten kunnen de bevoegde autoriteiten machtigen om nog andere soorten sancties in aanvulling op lid 2, punten a) tot en met d), op te leggen, of om geldboeten op te leggen die hoger zijn dan de in lid 2, punt g), en lid 2a genoemde bedragen.
Artikel 57
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat een beslissing waarbij wegens inbreuk op deze richtlijn een administratieve sanctie of maatregel wordt opgelegd en waartegen geen beroep mogelijk is, onmiddellijk nadat de bestrafte natuurlijke of rechtspersoon van die beslissing in kennis is gesteld, door de bevoegde autoriteiten op hun officiële website wordt bekendgemaakt. Daarbij wordt ten minste informatie over de soort en aard van de inbreuk bekendgemaakt alsmede de identiteit van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon. De lidstaten zijn niet verplicht de bovenstaande bepalingen toe te passen op beslissingen waarbij onderzoeksmaatregelen worden opgelegd.
Wanneer echter de bekendmaking van de identiteit van de rechtspersonen of de persoonsgegevens van natuurlijke personen door de bevoegde autoriteit als onevenredig wordt beschouwd na een beoordeling per geval van de evenredigheid van de bekendmaking van die gegevens, of wanneer de bekendmaking de stabiliteit van de financiële markten of een lopend onderzoek kan schaden, handelen de bevoegde autoriteiten als volgt:
-
a)zij stellen de bekendmaking van de beslissing om een sanctie of maatregel op te leggen, uit totdat de redenen voor niet-bekendmaking vervallen;
-
b)zij maken de beslissing om een sanctie of maatregel op te leggen op anonieme basis conform het nationale recht bekend, indien de betrokken persoonsgegevens door een dergelijke anonieme bekendmaking doeltreffend worden beschermd; in het geval van een beslissing tot bekendmaking van een sanctie of maatregel op anonieme basis kan de bekendmaking van de betrokken gegevens gedurende een redelijke termijn worden uitgesteld indien wordt verwacht dat de redenen voor bekendmaking op anonieme basis binnen die periode zullen vervallen.
-
c)zij maken de beslissing om een sanctie of maatregel op te leggen niet bekend indien de hierboven onder a) en b) vermelde mogelijkheden als ontoereikend worden beschouwd om te waarborgen:
-
i)dat de stabiliteit van de financiële markten niet in gevaar wordt gebracht; of
-
ii)dat de bekendmaking van die beslissingen evenredig is met maatregelen die als weinig ingrijpend worden beschouwd.
1a. Indien de lidstaten de bekendmaking toestaan van beslissingen waartegen beroep is ingesteld, maken de bevoegde autoriteiten die informatie en alle latere informatie over de uitkomst van dat beroep eveneens onmiddellijk op hun officiële website bekend. Voorts wordt elk beslissing tot vernietiging van een eerdere beslissing besluit om een sanctie of maatregel op te leggen, eveneens bekendgemaakt.
1b. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle informatie die overeenkomstig dit artikel wordt bekendgemaakt, gedurende een termijn van vijf jaar na de bekendmaking op hun officiële website blijft staan. In de bekendmaking opgenomen persoonsgegevens worden op de officiële website van de bevoegde autoriteit echter niet langer bewaard dan overeenkomstig de toepasselijke gegevensbeschermingsvoorschriften noodzakelijk is.
-
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten bij de vaststelling van de aard en de omvang van administratieve sancties of maatregelen alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen, met inbegrip van, indien van toepassing:
(a) de ernst en de duur van de inbreuk;
(b) de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon;
(c) de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon, gezien bijvoorbeeld de totale omzet van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte rechtspersoon of het jaarinkomen van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke persoon;
(d) het voordeel dat de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon uit de inbreuk heeft behaald, voor zover dat kan worden bepaald;
(e) de verliezen die derden wegens de inbreuk hebben geleden, voor zover deze kunnen worden bepaald;
(f) de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon met de bevoegde autoriteit meewerkt;
(g) eerdere inbreuken van de voor de inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke of rechtspersoon.
-
4.De lidstaten zorgen ervoor dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de in artikel 56, lid 1, bedoelde inbreuken wanneer die tot hun voordeel zijn gepleegd door personen die hetzij individueel, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon handelen en die binnen de rechtspersoon een leidende functie bekleden op grond van:
-
a)de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen;
-
b)de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen; of
-
c)de bevoegdheid om binnen de rechtspersoon controle uit te oefenen.
-
5.De lidstaten zorgen er eveneens voor dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld wanneer, als gevolg van gebrekkig toezicht of gebrekkige controle door een in lid 4 bedoelde persoon, de in artikel 56, lid 1, bedoelde delicten ten voordele van de rechtspersoon konden worden gepleegd door een persoon die onder diens gezag staat.
Artikel 58
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten effectieve en betrouwbare mechanismen instellen om mogelijke of werkelijke inbreuken op de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn aan de bevoegde autoriteiten te melden.
-
2.De in lid 1 bedoelde mechanismen omvatten ten minste:
-
a)specifieke procedures voor het ontvangen van meldingen van inbreuken en de follow-up daarvan;
-
b)passende regelingen ter bescherming van werknemers, of personen in een vergelijkbare positie, van meldingsplichtige entiteiten die inbreuken melden welke binnen de meldingsplichtige entiteit hebben plaatsgevonden;
ba) passende bescherming voor de beschuldigde persoon;
-
c)bescherming van persoonsgegevens van zowel de persoon die de inbreuken meldt als de natuurlijke persoon die naar vermoed wordt voor een inbreuk verantwoordelijk zou zijn, in overeenstemming met de beginselen van Richtlijn 95/46/EG i;
-
d)duidelijke regels om te waarborgen dat met betrekking tot de persoon die de binnen de meldingsplichtige entiteit gepleegde inbreuken meldt, alles vertrouwelijk blijft, tenzij bekendmaking volgens het nationale recht voorgeschreven is in het kader van nader onderzoek of een daaropvolgende gerechtelijke procedure.
-
3.De lidstaten verlangen dat meldingsplichtige entiteiten over passende procedures beschikken opdat hun werknemers of personen in een vergelijkbare positie in staat zijn inbreuken intern te melden via een specifiek, onafhankelijk en anoniem kanaal, dat evenredig is met de aard en de omvang van de betrokken meldingsplichtige entiteit.
Artikel 58a
-
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten de EBA, de EIOPA en de ESMA informeren over alle administratieve sancties en maatregelen die overeenkomstig de artikelen 55 en 56 worden opgelegd aan de in artikel 2, lid 1, punten 1) en 2), bedoelde meldingsplichtige entiteiten, met inbegrip van een eventueel beroep daartegen en de uitkomst van dat beroep.
-
3.De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten, in overeenstemming met hun nationale recht, verifiëren of tegen de betrokken persoon een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken. In dit verband wordt de informatie uitgewisseld overeenkomstig de ter uitvoering van Besluit 2009/316 i/JBZ en Kaderbesluit 2009/315 i/JBZ vastgestelde bepalingen van het nationale recht.
-
4.De EBA, de EIOPA en de ESMA onderhouden een website met links naar de bekendmaking door elke bevoegde autoriteit van administratieve sancties en maatregelen die overeenkomstig artikel 57 zijn opgelegd aan meldingsplichtige entiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 1, punten 1) en 2), en vermelden de termijn gedurende welke elke lidstaat administratieve sancties en maatregelen bekendmaakt.
Artikel 58c
-
1.De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (CPMLTF), dat is opgericht bij Richtlijn 2005/60/EG i. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 i van het Europees Parlement en
de Raad 28 .
-
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 i van toepassing. Wanneer het advies van het comité door middel van een schriftelijke procedure moet worden verkregen, wordt deze procedure zonder succes afgerond indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, door de voorzitter van het comité daartoe wordt besloten of door een tweederdemeerderheid van de leden van het comité daarom wordt verzocht.
Artikel 58d
Artikel 25, lid 2, punt d) van Verordening (EU) nr. 648/2012 i van het Europees Parlement en de
Raad 29 wordt vervangen door:
"d) de CTP is gevestigd of heeft een vergunning in een derde staat die door de Europese Commissie niet is aangemerkt als een staat met strategische gebreken in zijn wet- en regelgeving ter bestrijding van het witwassen van geld en het bestrijden van terrorismefinanciering die een significante bedreiging vormen voor het financiële systeem van de Europese Unie, in overeenstemming met Richtlijn (EU) nr. …/2015 van het Europees Parlement en de Raad*
.
________________________
-
*Richtlijn (EU) nr. .../2015 van het Europees Parlement en de Raad van ... tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme ( PB L ...).".
28 Verordening (EU) nr. 182/2011 i van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari
2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op
de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de
Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
29 Verordening (EU) nr. 648/2012 i van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012
betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).
-
*PB gelieve het nummer van de op basis van COD 2013/0025 aangenomen richtlijn in te
voegen en de bovenstaande voetnoot aan te vullen.
Artikel 58e
Uitoefening van de delegatiebevoegdheid
-
1.De bevoegdheid gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
-
2.De in artikel 8a bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd vanaf de [datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].
-
3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 8a bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
-
4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
-
5.Een overeenkomstig artikel 8a vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van één maand na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn de Commissie hebben medegedeeld voornemens te zijn om geen bezwaar te maken. Op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad wordt deze periode met één maand verlengd.
Artikel 59
Uiterlijk op ...* [PB gelieve datum in te voegen: vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] stelt de Commissie een verslag op over de toepassing van deze richtlijn op en legt dat verslag voor aan het Europees Parlement en aan de Raad.
Artikel 60
Richtlijnen 2005/60/EG i en 2006/70/EG i worden ingetrokken met ingang van …* [PB gelieve datum in te voegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage IV opgenomen concordantietabel.
Artikel 61
-
1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op ...* [PB gelieve datum in te voegen: twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die maatregelen onverwijld mede.
Wanneer de lidstaten die maatregelen aannemen, wordt in de tekst van die maatregelen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
-
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 62
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 63
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
BIJLAGE I
Hierna volgt een niet-limitatieve lijst van risicovariabelen die meldingsplichtige entiteiten in overweging moeten nemen wanneer zij bepalen in welke mate cliëntenonderzoeksmaatregelen moeten worden toegepast overeenkomstig artikel 11, lid 3:
-
i)het doel van een rekening of een relatie;
-
ii)de omvang van de activa die door een cliënt worden gedeponeerd of de omvang van de gesloten transacties;
-
iii)de regelmaat of de duur van de zakelijke relatie.
BIJLAGE II
Hierna volgt een niet-limitatieve lijst van factoren en soorten bewijs van potentieel lager risico waarvan sprake in artikel 14:
-
1)Cliëntgebonden risicofactoren:
-
a)beursgenoteerde ondernemingen die onderworpen zijn aan informatievereisten (op grond van het beursreglement of met behulp van wettelijke of afdwingbare middelen) welke voorschriften omvatten om toereikende transparantie inzake uiteindelijk begunstigde te garanderen;
-
b)overheden of overheidsbedrijven;
-
c)cliënten die inwoner zijn van geografische gebieden met een lager risico als vermeld in punt 3).
-
2)Product-, dienst-, transactie- of leveringskanaalgebonden risicofactoren:
-
a)levensverzekeringspolissen met een lage premie;
-
b)pensioenverzekeringsovereenkomsten die geen afkoopclausule bevatten en niet als zekerheidstelling kunnen dienen;
-
c)een pensioenstelsel, een pensioenfonds of een soortgelijk stelsel dat pensioenen uitkeert aan werknemers, waarbij de bijdragen worden ingehouden op het loon en de regels van het stelsel de deelnemers niet toestaan hun rechten uit hoofde van het stelsel over te dragen;
-
d)financiële producten of diensten die op passende wijze bepaalde en beperkte diensten voor bepaalde soorten cliënten omvatten, om de toegang te vergroten voor financiële inclusiedoeleinden;
-
e)producten waarbij het risico op het witwasrisico/het risico van terrorismefinanciering wordt beheerst door andere factoren zoals bestedingslimieten of transparantie van eigendom (bv. bepaalde soorten elektronisch geld als bepaald in Richtlijn 2009/110/EG i betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld).
-
3)Geografische risicofactoren:
-
a)EU-lidstaten;
-
b)derde staten met effectieve systemen ter bestrijding van witwassen van geld/terrorismefinanciering; c) derde staten die volgens geloofwaardige bronnen een laag niveau van corruptie of andere criminele activiteit hebben;
-
d)derde staten die volgens geloofwaardige bronnen zoals wederzijdse beoordelingen, gedetailleerde evaluatierapporten, of gepubliceerde follow-uprapporten, voorschriften inzake de bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering hebben die beantwoorden aan de aanbevelingen van de FATF en die voorschriften effectief ten uitvoer leggen.
BIJLAGE III
Hierna volgt een niet-limitatieve lijst van factoren en soorten bewijs van potentieel hoger risico waarvan sprake in artikel 16, lid 3:
-
1)Cliëntgebonden risicofactoren:
-
a)de zakelijke relatie vindt in ongebruikelijke omstandigheden plaats;
-
b)cliënten die inwoner zijn van de in punt 3) bedoelde landen;
-
c)rechtspersonen of juridische constructies die vehikels zijn voor het aanhouden van persoonlijke activa;
-
d)vennootschappen met aandeelhouders op naam of met aandelen aan toonder;
-
e)bedrijven waar veel geldverkeer in contanten plaatsvindt;
-
f)de eigendomsstructuur van de vennootschap lijkt ongebruikelijk of buitensporig complex gezien de aard van de vennootschapsactiviteit.
-
2)Product-, dienst-, transactie- of leveringskanaalgebonden risicofactoren:
-
a)private banking;
-
b)producten of transacties die anonimiteit bevorderen;
-
c)zakelijke relaties op afstand of transacties op afstand, zonder sommige garanties, zoals elektronische handtekeningen;
-
d)betalingen die worden ontvangen van onbekende of niet-verbonden derden;
-
e)nieuwe producten en nieuwe zakelijke praktijken, daaronder begrepen nieuwe leveringsmechanismen, en het gebruik van nieuwe of in ontwikkeling zijnde technologieën voor zowel nieuwe als reeds bestaande producten.
-
3)Geografische risicofactoren:
-
a)onverminderd artikel 8a, staten die op basis van geloofwaardige bronnen zoals wederzijdse beoordelingen, gedetailleerde evaluatierapporten, of gepubliceerde follow-uprapporten, worden aangemerkt als een staat zonder effectieve systemen voor de bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering; b) staten die volgens geloofwaardige bronnen significante niveaus van corruptie of andere criminele activiteit hebben;
-
c)staten waarvoor sancties, embargo's of soortgelijke maatregelen gelden die bijvoorbeeld door de Unie of de Verenigde Naties zijn uitgevaardigd;
-
d)staten die financiering of ondersteuning verschaffen voor terroristische activiteiten, of op het grondgebied waarvan als terroristisch aangemerkte organisaties actief zijn.
BIJLAGE IV
Concordantietabel als bedoeld in artikel 60.
Richtlijn 2005/60/EG i Deze richtlijn
Artikel 1 Artikel 1
Artikel 2 Artikel 2
Artikel 3 Artikel 3
Artikel 4 Artikel 4
Artikel 5 Artikel 5
Artikelen 6 t/m 8
Artikel 6 Artikel 9
Artikel 7 Artikel 10
Artikel 8 Artikel 11
Artikel 9 Artikel 12
Artikel 10, lid 1 Artikel 10, punt d)
Artikel 10, lid 2 -
Artikel 11 Artikelen 13, 14 en 15
Artikel 12 -
Artikel 13 Artikelen 16 t/m 23
Artikel 14 Artikel 24
Artikel 15 -
Artikel 16 Artikel 25
Artikel 17 -
Artikel 18 Artikel 26
Artikel 27
Artikel 19 Artikel 28
Artikel 29
Artikel 30
Artikel 20 -
Artikel 21 Artikel 31
Artikel 22 Artikel 32
Artikel 23 Artikel 33
Artikel 24 Artikel 34
Artikel 25 Artikel 35
Artikel 26 Artikel 36
Artikel 27 Artikel 37
Artikel 28 Artikel 38
Artikel 29 -
Artikel 30 Artikel 39
Artikel 31 Artikel 42
Artikel 32 Artikel 40
Artikel 33 Artikel 41 Artikel 34 Artikel 42
Artikel 35 Artikel 43
Artikel 36 Artikel 44
Artikel 37 Artikel 45
Artikel 46
Artikel 37 bis Artikel 47
Artikel 38 Artikel 48
Artikelen 49 t/m 54
Artikel 39 Artikelen 55 t/m 58
Artikel 40 -
Artikel 41 -
Artikel 41 bis -
Artikel 41 ter -
Artikel 42 Artikel 59
Artikel 43 -
Artikel 44 Artikel 60
Artikel 45 Artikel 61
Artikel 46 Artikel 62
Artikel 47 Artikel 63
Richtlijn 2006/70/EG i Deze richtlijn
Artikel 1 -
Artikel 2, leden 1, 2 en 3 Artikel 3, punt 7, punten d), e) en f)
Artikel 2, lid 4 -
Artikel 3 -
Artikel 4 Artikel 2, punten 2 t/m 8
Artikel 5 -
Artikel 6 -
Artikel 7 -