Vergelijkend overzicht van de artikelen inzake de staten-generaal volgens de wetsontwerpen, de voorstellen van de staatscommissie-cals/donner en de grondwet - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de inrichting en de samenstelling van de Staten-Generaal

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Nr.5

Vergelijkend overzicht van de artikelen inzake de Staten-Generaal volgens de wetsontwerpen, de voorstellen van de Staatscommissie-Cals/Donner en de Grondwet

Wetsontwerpen

Staatscommissie

Grondwet

HOOFDSTUK 3

Staten-Generaal § 1 Inrichting en samenstelling

Artikel 3.1.1

Artikel 39 De Staten-Generaal vertegenwoordigen het De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.

gehele Nederlandse volk. Artikel 3.1.2

Artikel 40 1. De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede 1. De Staten-Generaal bestaan uit een Eerste Kamer en de Eerste Kamer.

en een Tweede Kamer.

  • De Tweede Kamer bestaat uit honderdvijftig leden.
  • De Tweede Kamer bestaat uit honderdvijftig leden.
  • De, Eerste Kamer bestaat uit vijfenzeventig 2. De Eerste Kamer bestaat uit vijfenzeventig leden.

leden.

  • Bij een verenigde vergadering worden de
  • Bij een verenigde vergadering worden de kamers als één beschouwd.

kamers als één beschouwd.

Artikel 3.1.3 De zittingsduur van beide kamers is vier jaren.

Artikel 41 1. Elk der kamers wordt gekozen voor vier jaren.

Artikel 88 De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk. Artikel 89 De Staten-Generaal zijn verdeeld in een Eerste en Tweede Kamer. Artikel 91, eerste lid De Tweede Kamer bestaat uit honderd en vijftig le'den, gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen. Artikel 92, eerste lid De Eerste Kamer bestaat uit vijf en zeventig leden. Artikel 118, eerste lid Bij een verenigde vergadering worden de beide kamers als slechts één beschouwd en nemen haar leden, naar willekeur, door elkander plaats. Artikel 95 De leden der Tweede Kamer worden gekozen voor vier jaren. Zij treden tegelijk af en zijn dadelijk herkiesbaar. Artikel 101, eerste lid De leden der Eerste Kamer worden gekozen voor zes jaren. Artikel 96 is op hen van toepassing.

Tweede Kamer, zitting 1976-1977,14222, nrs. 1-5

Wetsontwerpen

Staa tscommissie

Grondwet

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

Artikel 3.1.4 1. De leden van beide kamers worden gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.

  • De stemmingen zijn geheim. (Geen bepaling)

(Geen bepaling)

Artikel 3.1.5 1. De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de Nederlanders, tevens ingezetenen of door de wet met ingezetenen gelijkgesteld, die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.

  • Van het kiesrecht is uitgesloten: a. hij die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar en daarbij tevens is ontzet van het kiesrecht; b. hij die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens een geestelijke stoornis onbekwaam is rechtshandelingen te verrichten.

Artikel 3.1.6 De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van provinciale staten. De verkiezing wordt, behoudens in geval van ontbinding der kamer, gehouden binnen vier maanden na de verkiezing van de leden van provinciale staten.

Artikel 42 1. De verkiezingen geschieden op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen. De wet kan voor de verkiezing van elk der kamers het land in afzonderlijke kiesgebieden verdelen, in elk waarvan ten minste tien leden worden gekozen.

  • De stemmingen zijn geheim. (Geen bepaling)

Artikel 43 Verdubbeling van het aantal leden der kamers vindt plaats door aan de kamers eenzelfde aantal leden toe te voegen als waaruit zij bestaan. De verkiezing van de toe te voegen leden geschiedt op dezelfde wijze als die van de gewone leden.

Artikel 41 2. De leden van de kamers worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen, tevens Nederlanders, die de achttienjarige leeftijd hebben bereikt.

Artikel 42 3. Van het kiesrecht is uitgesloten: a. hij, aan wie dat recht is ontzegd bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak, tevens inhoudend een veroordeling tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar: b. hij, die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens een geestelijke stoornis onbekwaam is rechtshandelingen te verrichten. 4. Hij, die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, kan het kiesrecht slechts uitoefenen in de gevallen en op de wijze bij de wet geregeld.

Artikel 41 2. De leden van de kamers worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen, tevens Nederlanders, die de achttienjarige leeftijd hebben bereikt.

Artikel 101 .derde lid Om de drie jaren treden beurtelings acht en dertig leden en zeven en dertig leden af. De uitvallende leden zijn dadelijk herkiesbaar. Artikel 91, eerste lid De Tweede Kamer bestaat uit honderd en vijftig leden, gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.

Artikel 92, tweede lid Zij worden verkozen door de leden van de Staten der provinciën op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen. (Geen bepaling) Artikel 90. tweede lid De wet bepaalt in hoeverre de uitoefening van het kiesrecht wordt geschorst voor de militairen voor de tijd, gedurende welke zij zich ondt de wapenen bevinden. Artikel 93 Wanneer de Staten-Generaal in dubbelen getale worden bijeengeroepen, wordt aan de gewone leden van elke Kamer een gelijk aantal buitengewone leden toegevoegd, op dezelfde wijze als de gewone te verkiezen. Het besluit der bijeenroeping wijst tevens de dag der verkiezing aan. Artikel 90, eerste lid De leden der Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen, tevens Nederlanders of door de wet als Nederlandse onderdanen erkend, die de door de wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden achttien jaren mag zijn, hebben bereikt, ledere kiezer brengt slechts één stem uit.

Artikel 90, derde lid Van de uitoefening van het kiesrecht zijn uitgesloten zij, wie dat recht bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is ontzegd; zij die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd: zij die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over hun goederen hebben verloren en zij die van de ouderlijke macht of de voogdij over eer of meer hunner kinderen ontzet zijn. Aan onherroepelijke veroordeling tot een vrijheidsstraf van meer dan een jaar of wegens bedelari of landloperij, zomede aan meer dan twee, binnen een door de wet te bepalen tijdperk vallende, onherroepelijke rechterlijke uitspraken openbare dronkenschap vaststellende, verbindt de wet tijdelijk of blijvend verlies van kiesrecht.

Artikel 92, tweede lid Zij werden verkozen door de leden van de Staten der provinciën op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.

Tweede Kamer,zitting 1976-1977,14222, nrs. 1-5

Wetsontwerpen

Staa tscomm issie

Grondwe t

Artikel 3.1.7 Om lid van de Staten-Generaal te kunnen zijn is vereist dat men Nederlander is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

Artikel 44 Om lid van de Staten-Generaal te kunnen zijn is vereist dat men: a. Nederlander is; b. ten minste de achttienjarige leeftijd en tevens de door de wet te bepalen leeftijd, waarop de algemene meerderjarigheid aanvangt, heeft bereikt; c. niet is uitgesloten van het kiesrecht.

Artikel 3.1.8 1. Niemand kan lid van beide kamers zijn.

  • Een lid van de Staten-Generaal kan niet tevens zijn minister, staatssecretaris, lid van de Raad van State, lid van de Algemene Rekenkamer, lid van of procureur-generaal of advocaat-generaal bij de Hoge Raad of commissaris van de Koning in de provincie.
  • Niettemin kan een minister of staatssecretaris, die zijn ambt ter beschikking heeft gesteld, dit ambt verenigen met het lidmaatschap van de Staten-Generaal, totdat omtrent die beschikbaarstelling is beslist. 4. De wet kan ten aanzien van andere betrekkingen bepalen dat zij niet gelijktijdig met het lidmaatschap van de Staten-Generaal of van een der kamers kunnen worden uitgeoefend.

(Geen bepaling)

Artikel 3.1.9 Elke kamer onderzoekt de geloofsbrieven van haar nieuwbenoemde leden en beslist met inachtneming van bij de wet te stellen regels de geschillen, welke met betrekking tot de geloofsbrieven of de verkiezing zelf rijzen. Artikel 3.1.10 Alles, wat verder het kiesrecht en de verkiezingen betreft, wordt bij de wet geregeld. Artikel 3.1.11 Bij de aanvaarding van hun ambt leggen de leden van de kamers in de vergadering een eed, dan wel verklaring en belofte, van zuivering af en zweren of beloven zij trouw aan de Grondwet, op de wijze bij de wet voorgeschreven.

Artikel 45 1. Niemand kan lid van beide kamers zijn.

  • Een lid van de Staten-Generaal kan niet zijn minister, staatssecretaris, lid van de Raad van State, lid van de Algemene Rekenkamer, lid van de Sociaal-Economische Raad, lid van of procureur-generaal of advocaat-generaal bij de Hoge Raad of commissaris van de Koning in de provincie. 3. Niettemin kan een minister of staatssecretaris zijn ambt verenigen met het lidmaatschap van de Staten-Generaal tot ten hoogste vier maanden na zijn verkiezing tot lid van een van beide kamers. 4. De wet regelt de voorzieningen ten aanzien van de vereniging van het lidmaatschap van de Staten-Generaal met andere uit openbare kassen bezoldigde ambten. Zij kan dit lidmaatschap ook onverenigbaar verklaren met zodanige ambten. (Geen bepaling)

Artikel 46 Elke kamer onderzoekt de geloofsbrieven van de nieuwbenoemde leden en beslist volgens regels bij de wet te stellen de geschillen, welke met betrekking tot de geloofsbrieven of de verkiezing zelf rijzen.

Artikel 47 Alles, wat verder het kiesrecht en de verkiezingen betreft, wordt bij de wet geregeld. Artikel 48 Bij de aanvaarding van hun ambt leggen de leden van de kamers in de vergadering een eed, dan wel verklaring en belofte, van zuivering af en zweren of beloven zij trouw aan de Grondwet, op de wijze bij de wet voorgeschreven.

Artikel 94 Om lid der Tweede Kamer te kunnen zijn wordt vereist, dat men Nederlander of door de wet als Nederlands onderdaan erkend zij, de ouderdom van vijfentwintig jaren vervuld hebbe, niet van de verkiesbaarheid ontzet zij, noch van de uitoefening van het kiesrecht zij uitgesloten krachtens de daaromtrent ingevolge artikel 90, derde lid, getroffen regeling, met uitzondering van gerechtelijke vrijheidsberoving en veroordeling tot een vrijheidsstraf anders dan wegens bedelarij of landloperij of wegens een feit, waaruit openbare dronkenschap blijkt. Artikel 100 Om lid der Eerste Kamer te kunnen zijn, moet men voldoen aan dezelfde vereisten als voor het lidmaatschap der Tweede Kamer zijn gesteld. Artikel 103 Niemand kan tegelijk lid der beide Kamers zijr Die tegelijk tot lid van beide Kamers is gekoze verklaart welke dier benoemingen hij aanneem Artikel 106 Een lid van de Staten-Generaal kan niet tegelijkertijd zijn Minister, vice-president of lid van de Raad van State, president, vice-president of lid van of procureur-generaal of advocaat-generaal bij de Hoge Raad, noch president of lid van de Algemene Rekenkamer noch Commissaris des Konings in een provincii Nochtans kan een Minister, bij een verkiezing tot lid der Staten-Generaal gekozen, ten hoogs drie maanden na zijn toelating als lid het ambt van Minister en het lidmaatschap der Staten-Generaal verenigen. De wet regelt voor zoveel nodig de gevolgen van de vereniging van het lidmaatschap van een der beide kamers met andere dan de in het eerste lid uitgesloten, uit ' s Lands kas bezoldigde ambten.

Krijgslieden in werkelijke dienst, het lidmaatschap van een der beide Kamers aanvaardende, zijn gedurende dat lidmaatschap van rechtswege op non-activiteit. Ophoudende lid te zijn, keren zij tot de werkelijke dienst terug Artikel 108 Voor zover de wet niet anders bepaalt, onderzoekt elke Kamer de geloofsbrieven harer nieuw inkomende leden, en beslist de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelf oprijzen, volgens regels door de wet te stellen. Artikel 91, tweede lid Alles wat verder het kiesrecht en de wijze van verkiezing betreft, wordt door de wet geregeld Artikel 97 Bij het aanvaarden hunner betrekking leggen zij de volgende eed of belofte af: «Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Grond wet. Zo waarlijk helpe mi| God almachtig' » («Dat beloof ik!»)

Tweede Kamer, zitting 1976-1977,14222, nrs. 1-5

Wetsontwerpen

S taa tscommissie

Grondwet

Artikel 3.1.12 1. Beide kamers benoemen uit de leden een voorzitter. De voorzitter van de Eerste Kamer is tevens voorzitter van de verenigde vergadering.

Artikel 49 1. De kamers, elke afzonderlijk en in verenig-de vergadering, benoemen uit de leden een voorzitter.

  • Beide kamers benoemen een griffier. Deze en de overige ambtenaren van de griffie kunnen niet tevens lid van de Staten-Generaal zijn. Artikel 3.1.13 Geldelijke voorzieningen ten behoeve van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden worden bij de wet geregeld. De kamers kunnen een voorstel van wet ter zake alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.
  • Zij benoemen een griffier en de overige ambtenaren van de griffie. Dezen kunnen niet lid van de Staten-Generaal zijn. Artikel 50 Geldelijke voorzieningen ten behoeve van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden worden bij de wet geregeld. De kamers kunnen een voorstel van wet ter zake alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.

Alvorens tot die eed of die belofte te worden toegelaten, leggen zij de volgende eed (verklaring en belofte) van zuivering af: «Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot lid der Staten-Generaal te worden benoemd, directelijk of indirectelijk, aan geen persoon, onder wat naam of voorwendsel ook, enige giften of gaven beloofd of gegeven heb. Ik zweer (beloof), dat ik om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of indirectelijk. Zo waarlijk helpe mij God almachtig! » («Dat verklaar en beloof ik! ») Deze eden (beloften en verklaring) worden afgelegd in handen van de Koning of in de vergadering der Tweede Kamer in handen van de Voorzitter, daartoe door de Koning gemachtigd. Artikel 101, tweede lid Zij leggen bij het aanvaarden hunner betrekking gelijke eden (beloften en verklaring) af, als voor de leden der Tweede Kamer zijn bepaald, hetzij in handen van de Koning, hetzij in de vergadering der Eerste Kamer in handen van de Voorzitter, daartoe door de Koning gemachtigd.

Artikel 98 De Voorzitter wordt door de Koning benoemd voor het tijdperk ener zitting, uit een door de Kamer aangeboden opgave van drie leden.

Artikel 102 De Voorzitter wordt door de Koning uit de leden benoemd voor het tijdperk ener zitting. Artikel 118, tweede lid De Voorzitter der Eerste Kamer heeft de leiding der vergadering. Artikel 109 Elke Kamer benoemt haar griffier. Deze mag niet tegelijk lid van een der Kamers zijn.

Artikel 99 De wet regelt de geldelijke voorzieningen ten behoeve van de leden en de gewezen leden en hun nabestaanden. Oe Kamers der Staten-Generaal kunnen het ontwerp van deze wet alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 101, vierde lid De wet regelt de geldelijke voorzieningen ten behoeve van de leden. De Kamers der Staten-Generaal kunnen het ontwerp van deze wet alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.

Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14222, nrs. 1-5

Wetson twerpen

Staatscommissie

Grondwet

Artikel 3.1.14 1. Elk der kamers kan bij koninklijk besluit worden ontbonden. 2. Het besluit tot ontbinding houdt tevens de last in tot een nieuwe verkiezing voor de ontbonden kamer en tot het samenkomen van de nieuw gekozen kamer binnen drie maanden. 3. De ontbinding gaat in op de dag waarop de nieuw gekozen kamer samenkomt. 4. De wet kan voor een na ontbinding optredende kamer een andere zittingsduur dan vier jaren vaststellen; de termijn mag niet langer zijn dan vijf jaren.

§ 2. Werl ',wi|ze Artikel 3.2.1 Jaarlijks op de derde dinsdag van september of op een bij de wet te bepalen eerder tijdstip wordt door of namens de Kening in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid gegeven.

Artikel 51 1. Elk der kamers kan worden ontbonden bij koninklijk besluit. 2. Het besluit houdt tevens de last in tot nieuwe verkiezingen voor de ontbonden kamer en tot het samenkomen van de nieuw gekozen kamer binnen drie maanden.

  • De ontbinding gaat in op de dag waarop de nieuw gekozen kamer samenkomt. 4. De wet kan bepalen dat een na ontbinding optredende kamer zal worden gekozen voor een andere termijn dan vier jaren; de termijn mag niet langer zijn dan vijf jaren.

Artikel 52 1. De zitting van de Staten-Generaal wordt jaarlijks op de derde dinsdag van september of op een bij de wet te bepalen eerder tijdstip door of namens de Koning geopend in een verenigde vergadering. 2. Dadelijk na deze opening geeft de regering aan de Staten-Generaal in een verenigde vergadering een uiteenzetting van het door haar te voeren beleid.

Artikel 82 De Koning heeft het recht om de Kamers der Staten-Generaal, elk afzonderlijk of beide te zamen, te ontbinden. Het besluit, waardoor die ontbinding wordt uitgesproken, houdt tevens de last in tot het verkiezen van nieuwe Kamers binnen veertig dagen, en tot het samenkomen der nieuw verkozen Kamers binnen drie maanden. De wet kan voor de na een ontbinding gekozen Kamers een andere zittingsduur dan in de artikelen 95 en 101 is bepaald, vaststellen. De Raad van State, het Koninklijk gezag waarnemende, oefent het recht van ontbinding niet uit.

Artikel 110 De Staten-Generaal komen ten minste eenmaal ' s jaars tezamen. Hun gewone zitting wordt geopend op de derdt Dinsdag in September. De Koning roept een buitengewone zitting bijeen, zo dikwijls hij zulks nodig oordeelt.

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

Artikel 3.2.2 1. De vergaderingen van de Staten-Generaal zijn openbaar.

  • De deuren worden gesloten, wanneer een tiende deel van het aantal aanwezige leden het vordert of de voorzitter het nodig oordeelt. Door de kamer, onderscheidenlijk de kamers in verenigde vergadering, wordt vervolgens beslist of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd en besloten.

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

Artikel 53 2. De vergaderingen van de Staten-Generaal zijn openbaar.

  • De deuren worden gesloten, wanneer een tiende deel van het aantal aanwezige leden het vordert of de voorzitter het nodig oordeelt. 4. De vergadering beslist vervolgens, of zij met gesloten deuren zal beraadslagen en besluiten.

Artikel 112 Is bij overlijden des Konings of bij afstand van de Kroon de zitting gesloten, dan vergaderen de Staten-Generaal zonder voorafgaande oproeping. Deze buitengewone zitting wordt op de vijfde dag na het overlijden of na de afstand geopend. Zijn de Kamers ontbonden, dan vangt deze termijn aan van de afloop der nieuwe verkiezingen. Artikel 113 De zitting der Staten-Generaal wordt in verenigde vergadering der beide Kamers door de Koning of door een commissis van zijnentwege geopend. Zij wordt op dezelfde wijze gesloten, wanneer hij oordeelt, dat het belang van de Staat niet vordert haar te doen voortduren. De gewone jaarlijkse zitting duurt ten minste twintig dagen, tenzij de Koning gebruik make van het recht in artikel 82 omschreven. Artikel 114 Bij ontbinding van een der Kamers of van beide sluit de Koning tevens de zitting der Staten-Generaal. Artikel 111 De afzonderlijke vergaderingen der beide Kamers en evenzo de verenigde vergaderingen worden in het openbaar gehouden. De cieuren worden gesloten, wanneer een tiende gedeelte der aanwezige leden het vordert of de Voorzitter het nodig keurt.

De vergadering beslist, of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd. Over de punten in besloten vergadering behandeld, kan daarin ook een besluit worden genomen.

Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14222, nrs. 1-5

Wetsontwerpen

Staatscomm issie

Grondwet

Artikel 3.2.3 1. De kamers mogen elk afzonderlijk en in verenigde vergadering alleen besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden ter vergadering aanwezig is.

  • Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen.
  • De leden stemmen zonder last.

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

Artikel 3.2.4 De ministers en de staatssecretarissen geven de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.

Artikel 3.2.5 1. De ministers en de staatssecretarissen hebben toegang tot de vergaderingen en kunnen aan de beraadslaging deelnemen.

  • Zij kunnen door de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn. 3. Zij kunnen zich in de vergaderingen doen bijstaan door de personen daartoe door hen aangewezen.

Artikel 54 1. Een vergadering mag alleen besluiten, indien meer dan de helft van het aantai zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen.
  • De leden stemmen zonder last.

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

Artikel 55 De Staten-Generaal kunnen in verenigde vergadering beraadslagen en besluiten over andere dan in de Grondwet daarvoor aangewezen onderwerpen, indien elk van de beide kamers daartoe besluit. Artikel 56 1. De ministers en de staatssecretarissen geven de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de door deze verlangde inlichtingen waarvan het verlenen niet in strijd is met het belang van de staat.

Artikel 56, tweede lid, eerste volzin 2. De ministers en de staatssecretarissen hebben toegang tot de vergaderingen en Sebben daarin een raadgevende stem.

(Geen bepaling)

Artikel 56, tweede lid, tweede volzin Zij kunnen zich in de vergaderingen doen bijstaan door de personen, daartoe door hen aangewezen.

Artikel 115 De Kamers mogen noch afzonderlijk noch in verenigde vergadering beraadslagen of besluiten, zo niet meer dan de helft der leden tegenwoordig is.

Artikel 116, eerste lid Alle besluiten over zaken worden bij volstrekte meerderheid der stemmende leden opgemaakt. Artikel 117, tweede lid De volstrekte meerderheid der stemmende leden beslist; bij staken van stemmen beslist het lot. Artikel 96 De leden stemmen zonder last van of ruggespraak met hen, die benoemen. Artikel 101, eerste lid, tweede volzin Artikel 96 is op hen van toepassing. Artikel 116, tweede, derde en vierde lid Bij staken van stemmen wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. In deze, en evenzo in een voltallige vergadering, wordt, bij staken van stemmen, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping, wanneer één der leden dit verlangt en alsdan mondeling. Artikel 117, eerste lid De stemming over personen voor de benoemingen of voordrachten in de Grondwet vermeld, geschiedt bij besloten en ongetekende briefjes.

(Geen bepaling)

Artikel 104, tweede lid Zij geven aan de Kamers, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, de verlangde inlichtingen, waarvan het verlenen niet strijdig kan worden geoordeeld met het belang van de Staat.

Artikel 104, eerste lid, eerste volzin De ministers hebben zitting in de beide Kamers. Zij hebben als zodanig alleen een raadgevende stem. Artikel 104, derde lid Zij kunnen door elk der Kamers worden uitgenodigd om te dien einde ter vergadenng tegenwoordig te zijn. Artikel 104, eerste lid, tweede volzin Zij kunnen zich in de vergadering doen bijstaan door de ambtenaren, daartoe door hen aangewezen.

Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14222, nrs. 1-5

Wetsontwerpen

Staatscommissie

Grondwet

Artikel 3.2.6 De kamers hebben elk afzonderlijk en in verenigde vergadering het recht van onderzoek te regelen bij de wet.

Artikel 3.2.7 De leden van de Staten-Generaal, de ministers, de staatssecretarissen en de personen, bedoeld in artikel 3.2.5, derde lid, kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergaderingen van de Staten-Generaal of van commissies daaruit hebben gezegd of aan deze schriftelijk hebben overgelegd. Artikel 3.2.8 De kamers stellen elk afzonderlijk en in verenigde vergadering een reglement van orde vast.

ADDITIONELE ARTIKELEN

Artikel 57 De kamers hebben elk afzonderlijk en in verenigde vergadering het recht van enquête, te regelen bij de wet.

Artikel 58 De leden van de Staten-Generaal, de ministers, de staatssecretarissen en de personen, bedoeld in artikel 56, tweede lid, kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergaderingen hebben gezegd of aan haar schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 53 1. De kamers stellen elk afzonderlijk en in verenigde vergadering een reglement van orde vast.

Artikel 120, tweede lid Hij kan aan bijzondere door hem aangewezen commissarissen opdragen de ministers bij het behandelen van die voorstellen in de vergaderingen der Staten-Generaal bij te staan. Artikel 105 Beide Kamers hebben, zowel ieder afzonderlijk als in verenigde vergadering, het recht van onderzoek (enquête), te regelen door de wet. Artikel 107 De leden der Staten-Generaal, alsmede de ministers, de commissarissen bedoeld in artikel 120, tweede lid, en de ambtenaren, bedoeld in artikel 104, eerste lid, zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij in de vergadering hebben gezegd of aan haar schriftelijk hebben overgelegd.

(Geen bepaling)

Artikel A 3.1.3 De leden van de Eerste Kamer, die zitting (Geen bepaling) hebben bij de inwerkingtreding van artikel 3.1.3 treden af met ingang van het tijdstip waarop de zittingsduur van de volgens artikel 3.1.6 gekozen kamer aanvangt, behoudens ingeval de kamer eerder wordt ontbonden. Bij tussentijds aftreden of overlijden van een lid treedt de in zijn plaats benoemde eveneens met ingang van genoemd tijdstip af. Artikel A 3.1.5 Zolang de toekenning van het actief kies-(Geen bepaling) recht voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer aan personen die geen ingezetenen van Nederland zijn, niet verenigbaar is met het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, wordt in artikel 3.1 5, eerste lid, in plaats van «Nederlanders, tevens ingezetenen of door de wet met ingezetenen gelijkgesteld» gelezen: Nederlanders, tevens ingezetenen. Het tijdstip van inwerkingtreding van de eerstgenoemde redactie wordt bij Koninklijk besluit vastgesteld. Artikel A 3.1.7 Zolang de leeftijd waarop de wet in het (Geen bepaling) algemeen de minderjarigheid doet eindigen niet is verlaagd tot achttien jaar, wordt in artikel 3.1.7 in plaats van «achttien jaar» gelezen: eenentwintig jaar. Het tijdstip van inwerkingtreding van de eerstgenoemde redactie wordt bij koninklijk besluit vastgesteld.

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

Tweede Kamer, zitting 1976-1977,14222, nrs. 1-5

Wetsontwerpen

Staatscommissie

Grondwet

Artikel A 3.1.11 De artikelen 97 en 101, tweede lid, van de Grondwet naar de tekst van 1972 blijven van kracht totdat de wet als bedoeld in artikel 3.1.11 in werking is getreden.

Additioneel artikel IV De formulieren voor eden, beloften of verklaringen, vastgesteld bij de artikelen 44, 53, 54, 86, 97 en 101 van de Grondwet naar de tekst van 1963, het formulier van afkondiging, vastgesteld bij artikel 81 en de formulieren van verzending en kennisgeving, vastgesteld bij de artikelen 123, 124, 127, 128 en 130 van die Grondwet blijven van kracht totdat daarvoor door het bevoegde gezag een regeling is getroffen.

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

Additioneel artikel V Tenzij de Tweede Kamer der Staten-Generaal inmiddels is ontbonden, worden binnen twee maanden na de plechtige afkondiging van de verandering in de Grondwet strekkende tot uitbreiding van het aantal leden van de Kamer, op een door de Koning te bepalen dag, ter vervulling van de nieuwe plaatsen, door het centraal sternbureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal overeenkomstig de navolgende bepalingen vijftig nieuwe leden benoemd verklaard. Het centraal stembureau stelt, op de grondslag van de cijfers der laatstgehouden verkiezing van de Tweede Kamer, vast, hoeveel plaatsen met het oog op het vergrote aantal leden der Kamer aan iedere lijst moeten worden toegewezen, met dien verstande, dat aan een lijstengroep, een stel gelijkluidende lijsten, of een op zich zelf staande lijst, aan welke bij de laatstgehouden verkiezing geen plaats is toegewezen, ook thans geen plaats wordt toegekend. Het aantal aldus aan iedere lijst toegekende plaatsen wordt vervolgens verminderd met het aantal tevoren reeds aan die lijst toegekende plaatsen. De daarna voor een lijst nog overblijvende plaatsen worden vervuld door overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij Hoofdstuk V der Kieswet, nadat de rangschikking der op de lijst voorkomende candidaten, bedoeld bij artikel N 19 dier wet, voor zoveel nodig, is gewijzigd met inachtneming van de opnieuw vast te stellen lijstkiesdeler. Indien een candidaat op meer dan één lijst zou moeten worden benoemd verklaard, vindt het bepaalde bij artikel N 18 der Kieswet overeenkomstige toepassing.

Met ingang van de een en twintigste dag na de benoemdverklaring van de nieuwe leden is de Kamer overeenkomstig artikel 91 samengesteld. De nieuwe leden treden gelijktijdig met de zittende leden af. Additioneel artikel VI Tenzij de Eerste Kamer der Stoten-Generaal inmiddels is ontbonden, heeft binnen twee maanden na de plechtige afkondiging van de verandering in de Grondwet, strekkende tot uitbreiding van het aantal leden van de Kamer, een verkiezing voor een nieuwe Eerste Kamer der Staten-Generaal plaats.

Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14222, nrs. 1-5

Wetsontwerpen

S taa tscomm issie

Grondwet

Met ingang van de een en twintigste dag na de vaststelling van de uitslag dezer verkiezing treden de zittende leden af en treden de nieuw gekozen leden op. Artikel P2, artikel P5 en artikel S1, tweede iid, der Kieswet zijn van overeenkomstige toepassing. In de Kieswet worden, totdat de wet daaromtrent nader zal hebben beschikt, de volgende veranderingen aangebracht: a. In het tweede lid van artikel P1 worden de getallen 13,13, 12en 12 gewijzigd in: 21, 19, 17 en 18. b. Het vierde lid van artikel P1 wordt gelezen: 4. Om de drie jaren treden beurtelings acht en dertig leden en zeven en dertig leden van de Eerste Kamer af, namelijk beurtelings de acht en dertig leden, gekozen in de provinciën Noordbrabant, Zeeland, Utrecht, Limburg, Noordholland en Friesland en de zeven en dertig leden, gekozen in de provinciën Gelderland, Overijssel, Groningen, Drenthe en Zuidholland. De aftredenden zijn dadelijk herkiesbaar. c. Artikel P2 wordt gelezen: Bij ontbinding van de Eerste Kamer bepaalt het lot of de in het vierde lid van artikel P1 bedoelde acht en dertig of zeven en dertig leden zullen aftreden met ingang van de derde Dinsdag van September in het derde kalenderjaar na de eerstvolgende derde Dinsdag in September. De leden, die dit lot niet treft, treden af met ingang van de derde Dinsdag van September in het zesde kalenderjaar na de eerstvolgende derde Dinsdag in September. De aftredenden zijn dadelijk herkiesbaar. d. In het tweede lid van artikel Q3 wordt in plaats van de woorden «tien candidaten» gelezen: vijftien candidaten.

Tweede Kamer, zitting 1976-1977,14222, nrs. 1-5

 
 
 

2.

Meer informatie