Ontwerp van wet - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de inrichting en de samenstelling van de Staten-Generaal

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Nr.2

ONTWERP VAN WET

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de inrichting en de samenstelling van de Staten-Generaal; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Er bestaat grond het hierna in de artikelen ll-IV omschreven voorstel tot verandering in de Grondwet in overweging te nemen.

ARTIKEL II

In de Grondwet wordt het volgende opgenomen:

HOOFDSTUK 3 STATEN-GENERAAL

§ 1 Inrichting en samenstelling

Artikel 3.1.1

De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.

Artikel 3.1.2 1. De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. 2. De Tweede Kamer bestaat uit honderdvijftig leden. 3. De Eerste Kamer bestaat uit vijfenzeventig leden. 4. Bij een verenigde vergadering worden de kamers als één beschouwd.

Artikel 3.1.11 Bij de aanvaarding van hun ambt leggen de leden van de kamers in de vergadering een eed, dan wel verklaring en belofte, van zuivering af en zweren of beloven zij trouw aan de Grondwet, op de wijze bij de wet voorgeschreven.

Artikel 3.1.12 1. Beide kamers benoemen uit de leden een voorzitter. De voorzitter van de Eerste Kamer is tevens voorzitter van de verenigde vergadering. 2. Beide kamers benoemen een griffier. Deze en de overige ambtenaren van de griffie kunnen niet tevens lid van de Staten-Generaal zijn.

Artikel 3.1.13 Geldelijke voorzieningen ten behoeve van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden worden bij de wet geregeld. De kamers kunnen een voorstel van wet ter zake alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen. Artikel

3.1.14 1. Elk der kamers kan bij koninklijk besluit worden ontbonden. 2. Het besluit tot ontbinding houdt tevens de last in tot een nieuwe verkiezing voor de ontbonden kamer en tot het samenkomen van de nieuw gekozen kamer binnen drie maanden. 3. De ontbinding gaat in op de dag waarop de nieuw gekozen kamer samenkomt. 4. De wet kan voor een na ontbinding optredende kamer een andere zittingsduur dan vier jaren vaststellen; de termijn mag niet langer zijn dan vijf jaren.

ARTIKEL III Aan de Grondwet wordt het volgende additionele artikel toegevoegd.

Artikel A 3.1.11 De artikelen 97 en 101, tweede lid, van de Grondwet naar de tekst van 1972 blijven van kracht totdat de wet als bedoeld in artikel 3.1.11 in werking is getreden. ARTIKEL IV De artikelen 82, 88, 89, 92, eerste lid, 97-99, 101, tweedeen vierde lid, 102, 109, 118 en de additionele artikelen Ve n VI van de Grondwet, alsmede de opschriften boven artikel 88 vervallen. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, De Minister van Binnenlandse Zaken.

Tweede Kamer, zitting 1976-1977,14222, nrs. 1-5

 
 
 

2.

Meer informatie