De stemmingen in verband met het wetsontwerp Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de justitie - Handelingen Tweede Kamer 1980-1981 25 februari 1981 orde 4

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsontwerp Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de justitie (16162). De Voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

Mevrouw Korte-van Hemel (CDA): Mijnheer de Voorzitter! Tijdens de eerste termijn van de behanddling van dit wetsontwerp heb ik duidelijk gezegd hoe de politieke stellingname van het CDA is ten aanzien van de doodstraf en de afschaffing daarvan. Ik heb gewezen op ons inmiddels bekrachtigde verkiezingsprogramma, de door een grote meerderheid van de Kamer aanvaarde motie van mijn fractiegenoot de heer Van Weezel betreffende de rechten van de mens in het buitenlands beleid en de positieve houding die men van ons mag verwachten ten aanzien van wetgeving betreffende oorlogs-en militair strafrecht, waarin -zoals in de memorie van toelichting bij de begroting voor de periode 1977-1978 staat vermeld -de doodstraf zal worden afgeschaft. Later in dit jaar zullen wij daarover met de Regering van gedachten wisselen. Er kan geen enkel misverstand bestaan over de wijze waarop het CDA denkt over de doodstraf, speciaal vanuit de optiek van een fundamentele waarborg voor het individu als een grondrecht. Waarom schaart het CDA zich dan toch niet achter het amendement van de heer Roethof en het gewijzigde amendement op stuk nr. 15 dat een nieuw artikel 6.2a beoogt in te voeren, waarin staat dat, uitgaande van het feit dat de doodstraf niet kan worden opgelegd, niettemin bij wet voor het oorlogsstrafrecht uitzonderingen kunnen worden gesteld? Sinds de indiening van het amendement-Roethof -een week geleden -is de discussie er niet duidelijker op geworden. Integendeel, het debat van afgelopen donderdagmiddag, de vragen van collega's naar de grenzen van de inhoud van de toen voorliggende amendementen en het inmiddels gewijzigde amendement op stuk nr. 15 hebben onze eerste reactie alleen maar bevestigd: zo maakt men geen Grondwet. In de discussie heeft collega Roethof gezegd dat wij bij een volgende procedure tot grondwetswijziging nog een stapje verder kunnen gaan. Wij willen dan in één keer een goede stap doen. Wij vinden dat het fundamentele debat over afschaffing van de doodstraf moet plaatsvinden bij de behandeling van de later dit jaar te verwachten wetgeving. Om deze redenen zal mijn fractie tegen beide amendementen stemmen. Het door ons ingediende amendement beoogt een nieuw artikel 6.0 in te voegen, dat uitspreekt dat rechtspraak alom in het land geschiedt in naam van de Koning. Dit had en heeft een bijzondere betekenis voor onze fractie. Schriftelijk en mondeling hebben wij hierover uitvoerig met de Regering van gedachten gewisseld, maar de Regering heeft ons niet kunnen overtuigen. Juist het nieuwe, ruime begrip 'rechterlijke macht' onderstreept volgens ons de behoefte aan een artikel, zoals door het CDA voorgesteld. Het beoogt de eenheid van de rechtspraak tot uitdrukking te brengen. Mocht ons amendement niet worden aangenomen, dan zal mijn fractie tegen het gehele wetsontwerp stemmen. D De heer Nijpels (VVD): Mijnheer de Voorzitter! De gehele VVD-fractie is van mening dat de discussie over de doodstraf in het kader van de grondwetsherziening te laat op gang is gekomen. Dat neemt niet weg dat, nu die discussie eenmaal heeft plaatsgevonden, mijn fractie zich genoodzaakt zag om een nader standpunt in te nemen. De VVD-fractie acht het daarbij unaniem wenselijk dat de Grondwet een bepaling bevat die het opleggen van de doodstraf in het gewone en het militaire strafrecht onmogelijk maakt. Over de vraag, of een dergelijke bepaling ook nu al ten aanzien van het oorlogsstrafrecht in de Grondwet opgenomen zou dienen te worden, denkt mijn fractie verdeeld. Het gedeelte dat bezwaar heeft tegen het vastleggen van de situatie van het oorlogsstrafrecht op dit moment, wenst dat die discussie gevoerd wordt bij de komen-de herziening van de wettelijke Regelingen voor het oorlogsstrafrecht. Derhalve zullen 12 leden van mijn fractie vóór het amendement van de heer Tweede Kamer 25 februari 1981

 
 
 

2.

Meer informatie