Voorlopig verslag van de vaste commissie voor algemene zaken en huis der koningin - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de begroting

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Zitting 1979-1980 Nr. 99

14226

Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de begroting VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ALGEMENE ZAKEN EN HUIS DER KONINGIN Vastgesteld 29 mei 1980

De leden van de fractie van de V.V.D. vroegen allereerst een commentaar van de Regering op de inaugurele rede van prof. dr. P. B. Boorsma, met name op zijn suggestie om over te gaan tot een tweejaarlijkse begrotingsopstelling (zie «Naar de versoberingsstaat; rooien en snoeien in de verzorgingsstaat», Twente, 1980). Hoe verhoudt zich de visie van prof. Boorsma tot het onderhavige wetsontwerp? Deze leden vroegen zich af, welke sanctie er is, als de begrotingswetsontwerpen niet op het in de Grondwet genoemde tijdstip worden ingediend. De leden van deze fractie merkten op, dat dit niet denkbeeldig is, zoals ook het recente verleden heeft getoond, toen enkele wetsontwerpen de leden van de Staten-Generaal eerst geruime tijd na Prinsjesdag bereikten. Deze leden betreurden het, dat uit de thans voorliggende tekst van artikel 5.2.7, lid 3, niet ondubbelzinnig blijkt, welk staatsorgaan de rijksrekening formeel vaststelt. Door deze vaststelling immers wordt decharge verleend, hetgeen niet mag geschieden door de Regering zelf. Zij waren van mening dat het in dit geval om een zo belangrijk soort besluiten gaat, dat de Grondwet zelf zich hierover ondubbelzinnig moet uitspreken. Zij vroegen dan ook of de Regering de mening is toegedaan, dat uit de Grondwet (en niet uit de wet) zou moeten blijken, dat de vaststelling van het slot van de rekening bij wet zou moeten geschieden. Vervolgens vroegen de aan het woord zijnde leden welke in dit verband de strekking is van het woord «overgelegd» in artikel 5.2.7, lid 3, in welke vorm dat «overleggen» dan dient te geschieden, alsmede of de Tweede Kamer de overgelegde rekening nog kan wijzigen.

De leden van de fractie van het C.D.A. konden zich met het ontwerp, zoals het daar ligt, verenigen. Zij behielden zich voor bij de mondelinge behandeling ervan in te gaan op enkele onderwerpen, die naar aanleiding van dit ontwerp in de Tweede Kamer en elders zijn te berde gebracht.

1 Samenstelling: Vermeer (PvdA), Kolthoff (PvdA), Teijssen (CDA) (voorzitter), W. F. de Gaay Fortman (CDA), Van Someren-Downer (VVD), Feij (VVD), Trip (PPR), Umkers (CPN), Meuleman (SGP), Van der Jagt (GPV), Vogt (PSP), Maris (-).

De voorzitter van de commissie, Teijssen De griffier van de commissie, Dijkstra-Liesveld Eerste Kamer, zitting 1979-1980,14226, nr. 99

 
 
 

2.

Meer informatie