Slovenië: Op weg naar de zesde regering in tien jaar

maandag 24 februari 2020, analyse van mw Maaike Jongema i

Op 27 januari jongstleden kondigde Marjan Sarec i, premier van Slovenië, aan zijn taak neer te leggen en vervroegde verkiezingen te willen. Zijn minderheidsregering had belangrijke wetgeving niet door het parlement gekregen. Nieuwe verkiezingen zouden Sarec een groter mandaat moeten geven. Door het aftreden is Slovenië nu op weg naar de zesde regering in een periode van tien jaar. Een korte blik op een aantal kwesties die de Sloveense politiek ingewikkeld maken.

Onafhankelijkheid

In december 1990 stemde een overgrote meerderheid van de Sloveense bevolking voor onafhankelijkheid van de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië. Een halfjaar later, op 25 juni 1991, volgde de daadwerkelijke onafhankelijkheidsverklaring van Slovenië. Het land, dat zich binnen de socialistische republiek het meest ontwikkeld en succesvol had getoond, kon beginnen aan een toenadering van het westen. Het opbouwen van een democratisch, kapitalistisch systeem bleek echter niet zonder hobbels.

Privatisering

De beëindiging van het communistische systeem zorgde ervoor dat Slovenië staatsbedrijven kon gaan privatiseren. Ondanks ambities van verschillende kabinetten gaat dit niet in alle sectoren zonder slag of stoot.

Een voorbeeld is de haven van Koper, de enige zeehaven van Slovenië. In 2016 kwamen werknemers van het havenbedrijf in opstand toen er licenties afgegeven dreigden te worden die privatisering mogelijk moesten gaan maken. De haven van Koper is de belangrijkste haven voor buurland Oostenrijk en het waren dan ook de Duitse en Oostenrijkse spoorwegen die de haven wel zouden willen overnemen. De toenmalige premier Miro Cerar i reageerde op de staking door afstand te nemen van de privatiseringsplannen.

Ook de verkoop van de Nova Ljubljanska Banka (NLB) verliep lastig en met veel vertragingen. Na mislukte pogingen deze grootste bank van Slovenië te privatiseren, was het uiteindelijk de Europese Commissie i die druk uitoefende op de Sloveense regering om haast te maken met de verkoop. Er werd in 2018 afgesproken dat nog in datzelfde jaar de helft van de aandelen verkocht zou worden en in het jaar erop nog eens 25 procent. De staat zou 25 procent plus één aandeel houden, als blokkeringsminderheid. Ook voerde de Europese Commissie een onderzoek uit naar de steun van de Sloveense overheid aan de NLB. Hieruit bleek dat er geen ongeoorloofde staatssteun was gegeven.

Positie in de Europese Unie

Nadat Slovenië in 1991 de onafhankelijkheid had uitgeroepen, richtte het land zich meer en meer op het westen. Terwijl in de andere landen op de Balkan oorlogen woedden, bereidde Slovenië zich voor op lidmaatschap van de Europese Unie (EU) en de NAVO. In 2003 konden Sloveense kiezers tijdens een referendum aangeven of zij voor of tegen de lidmaatschappen waren. 89 procent stemde voor EU-lidmaatschap. 66 procent stemde voor NAVO-lidmaatschap. Op 1 mei 2004 trad Slovenië samen met negen andere landen toe tot de EU. Dat Slovenië zich als nieuwe lidstaat goed gedroeg, blijkt wel uit het feit dat het als eerste van de tien nieuwe lidstaten lid werd van de eurozone. Op 1 januari 2007 werd de euro ingevoerd.

Ondanks deze snelle ontwikkeling is de positie van Slovenië binnen de EU niet altijd gemakkelijk. Zo werd er vlak voor de invoering van de euro door de Europese Commissie gewaarschuwd dat enorme prijsstijgingen voorkomen moesten worden, had het land tijdens de eurocrisis te kampen met grote economische problemen en bemoeide de Commissie zich, zoals reeds genoemd, met de privatisering van Sloveense staatsbedrijven. Daarnaast kreeg de Sloveense bevolking veel te verduren tijdens de vluchtelingencrisis. Honderdduizenden mensen trokken door het land, op weg naar buurland Oostenrijk of verder naar het westen. Slovenië deed zijn best de vluchtelingen op te vangen die het kreeg toegewezen volgens de verdeelsleutel van de EU. Het leek er echter op dat veel van de vluchtelingen liever in een ander land een toekomst opbouwden en niet in het kleine, homogene land met de moeilijke taal bleven.

Grensconflict

Een andere factor die de positie van Slovenië compliceert is een grensconflict met Kroatië, buurland en sinds 2013 ook EU-lid, dat al speelt sinds het einde van Joegoslavië. In 2008 hield Slovenië het lidmaatschap van Kroatië tegen. Vijf jaar later stemde Slovenië wel in, nadat beide landen hadden afgesproken een vreedzame oplossing te zoeken. De EU juichte dit toe. Toen echter in Den Haag uitspraak werd gedaan over de kwestie, in het voordeel van Slovenië, gaf Kroatië aan de uitspraak niet te accepteren.

Aanstaande verkiezingen?

De hierboven genoemde elementen spelen een (onderhuidse) rol in de politieke instabiliteit in Slovenië, en zullen dit hoogstwaarschijnlijk ook blijven doen bij een nieuwe regering, de opvolger van het kabinet-Sarec.

Of er nieuwe verkiezingen aan te pas komen, is nog niet zeker. President Borut Pahor gaat eerst kijken of er nog een andere coalitie mogelijk is met de huidige zetelverdeling. De nationalistische en rechts-populistische partij SDS van oud-premier Janez Jansa heeft de meeste zetels in het parlement en deze partij zal dan ook proberen een coalitie te vormen. Mocht het de SDS lukken een regering te vormen, dan worden wat betreft bovenstaande thema’s met name de vluchtelingenstroom over de Balkan en het grensgeschil met Kroatië onder het voetlicht gebracht. Wie het ook moge worden, de nieuwe premier heeft nog genoeg te doen.

Maaike Jongema is historica en woonde enige tijd in Slovenië. Zij is als projectmanager bij PDC verbonden aan het Montesquieu Instituut.