Raad van State: meer zeggenschap Tweede Kamer bij coronaregels gerechtvaardigd

donderdag 22 oktober 2020

DEN HAAG (PDC i) - Er zijn geen grondwettelijke bepalingen of constitutionele uitgangspunten die verhinderen dat de Tweede Kamer i meer betrokkenheid heeft bij regelingen die voortvloeien uit de coronawet dan de Eerste Kamer i. Dat oordeelt de Raad van State i in een vandaag gepubliceerde voorlichting die door de Eerste Kamer was aangevraagd. De Afdeling advisering noemt de constructie in het wetsvoorstel afwijkend, maar het kan wel.

Concreet gaat het om de volgende kwestie: de 'Tijdelijke wet maatregelen Covid-19', in de volksmond de coronawet, ligt nu voor bij de Eerste Kamer. Dat wetsvoorstel van de regering is door de Tweede Kamer gewijzigd via een amendement i van Kathalijne Buitenweg i. Dat amendement ziet op de parlementaire betrokkenheid bij het op- en afschalen van maatregelen tegen het coronavirus. Deze op- en afschalingen moeten volgens deze wet bij ministeriële regeling i genomen worden. Zowel Tweede als Eerste Kamer krijgt de regeling toegestuurd, maar door het amendement van Buitenweg kan de Tweede Kamer - en dus niet de Eerste Kamer - de regeling niet in werking laten treden door in meerderheid tegen te stemmen. De Tweede Kamer krijgt dus voor de ministeriële regelingen voortvloeiend uit de coronawet een soort vetorecht, dat de Eerste Kamer niet heeft, en daarmee een belangrijker stem.

De Raad van State stelt nu dat dit bijzondere recht voor de Tweede Kamer, het zogenoemde zelfgecreëerde zeggenschap niet de normale constructie is, maar wel kan. Hiervoor heeft de Raad twee argumenten. Ten eerste verschilt de positie van de Tweede en Eerste Kamer al in het wetgevingsproces. Daarin heeft de Tweede Kamer meer bevoegdheden, zoals het recht van amendement, en dus een zwaardere positie. Zodoende heeft die Kamer meer gewicht, en is ook het recht van de Tweede Kamer in dit specifieke geval een ministeriële regeling niet in werking te laten treden gerechtvaardigd. Ten tweede oordeelt de Raad van State dat de doelmatigheid van de coronawet, namelijk het zo snel mogelijk kunnen reageren op corona-uitbraken, vergt dat een regeling snel in werking kan treden. Tussenkomst van de Eerste Kamer zou dit vertragen.

Nu de Raad van State deze voorlichting heeft gepubliceerd, zal de Eerste Kamer het wetsvoorstel volgende week in behandeling nemen.

 

Bron: Raad van State