De Kamervoorzitter: zeven kwaliteitseisen

dinsdag 18 november 2025, analyse van Prof.Dr. Carla Hoetink i en Anne Bos i

Vandaag kiest de nieuwe Tweede Kamer haar nieuwe Voorzitter. Sinds 2002 is er een vrije kandidaatstelling: ieder Kamerlid kan zich kandideren. Over welke eigenschappen moet dit buitengewone Kamerlid beschikken? Tweemaal eerder bogen wij ons over die vraag. Naar ons blijkt, richt de discussie zich na elke voorzittersperiode weer op andere capaciteiten. Fungerend Kamervoorzitter Martin Bosma i, opnieuw kandidaat, wordt geprezen om zijn vlot-laconieke leiding van plenaire vergaderingen, maar ontmoet principiële kritiek als vertegenwoordiger van het instituut. Wat weegt zwaarder? Ter bevordering van de discussie zetten wij nog eens zeven kwaliteitseisen op een rij, in geactualiseerde versie.

Onpartijdig zijn

Historisch kwaliteitseis nummer 1: strikte onpartijdigheid en verdelende rechtvaardigheid. Nederlandse Kamervoorzitters nemen geen afscheid van hun partij, maar moeten zich in de stoel verre houden van een politiek oordeel. Een voorzitter is neutraal en houdt oog voor de rechten van de parlementaire minderheden.

In het gepolariseerde klimaat van vandaag de dag is de Kamervoorzitter kwetsbaarder geworden voor het verwijt van partijdigheid. Alle Kamervoorzitters sinds 2002 waren bij hun eerste verkiezing lid van een coalitiefractie, Gerdi Verbeet uitgezonderd. Pas de laatste jaren worden ze echter ook nadrukkelijker als ‘van de coalitie’ aangesproken, vooral op het moment dat belangen schuren. Het loont daarom om goede banden te smeden met de oppositie. Frans Weisglas (VVD, 2002-2006) had de naam de oppositie te bevoordelen – en achtte dat een compliment. Anoushka van Miltenburg (VVD, 2013-2015) kwam juist in de problemen toen zij de schijn wekte een partijgenoot uit het kabinet uit de wind te willen houden.

Het democratisch instituut beschermen

De voorzitter van de Tweede Kamer is op nationaal niveau het gezicht van de democratie. Als handhaver van het Reglement van Orde waakt de voorzitter over de waardigheid van het instituut. In die hoedanigheid komt het de voorzitter toe normerend op te treden als een van de leden de gedragscode schendt. Die gedragscode ziet immers toe op “al het handelen in het ambt van Kamerlid, waaronder tevens wordt begrepen gedragingen die het gezag of de waardigheid van de Kamer in ernstige mate schaden”.

Het zelfreinigend vermogen waarop sommige voorzitters in het verleden rekenden, blijkt niet meer te werken – zo het daar ooit al op had mogen vertrouwen. In de jaren zeventig vond Anne Vondeling i (PvdA, 1972-1979) het niet nodig reglementair vast te leggen dat Kamerleden nevenfuncties moesten openbaren. Hij meende dat "elk Kamerlid een fatsoenlijke vent of vrouw [moest] zijn. Punt uit”. Hij ging ervan uit dat de sociale controle zo sterk was, dat elke uitglijer morgen in de krant stond. Daar was geen “zedenmeesterend Reglement van Orde” voor nodig. Daar is de Kamer onder internationale en maatschappelijke druk anders over gaan denken. Sinds 2021 kent de Kamer een gedragscode, al dekt die lang niet alles af. De omgang met sociale media bijvoorbeeld, blijft een worsteling. In 2017 herinnerde Kamervoorzitter Khadija Arib i (2016-2021) de leden eraan dat de vergaderzaal ‘geen studio Aalsmeer’ was. Het debat mocht niet lijden onder de wens de eigen achterban te bedienen met zorgvuldig gemonteerde filmpjes. Toen moest AI nog komen...

Gevoel voor debat hebben

Een succesvolle voorzitter voelt de temperatuur van de Kamer goed aan. Ironie en humor zijn voor een Kamervoorzitter dankbare instrumenten om de sfeer in de vergaderzaal niet te laten verzuren. Een kwinkslag vanaf de hoge stoel kan de ernst van het debat relativeren en als buffer fungeren tussen het persoonlijke en het politieke. Frans-Joseph van Thiel i (KVP, 1963-1972) wist dit in de turbulente jaren zestig uitstekend uit te spelen. Joop den Uyl i noemde Van Thiel een scheidsrechter die de wedstrijd niet doodfloot als het spannend werd. De voorzitter kent de balans tussen soepel en strak. Timemanagement, het bevorderen van korte interrupties en debatbijdragen om onnodig nachtwerk te voorkomen, is een kwaliteit die ook door de ondersteunende diensten van de Kamer wordt gewaardeerd.

Met vijftien fracties (beginstand november 2025) zal het debat de komende tijd wellicht weer wat beter beheersbaar zijn dan met de 21 fracties die na de verkiezingen van 2021 in de Kamer vertegenwoordigd waren. De huidige Tweede Kamer zal echter een Rupsje Nooitgenoeg blijven als het gaat om spreektijd en interrupties. Dat vraagt toch om begrenzing, in de geest van Dick Dolman i (PvdA, 1979-1989): “Interrupties zijn het zout in de pap. Maar er kan ook te veel zout in zitten”. Achter de schermen krijgen ook bewindspersonen het verzoek zich te matigen. Soms met succes: na de behandeling van de begroting 2018 voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontving Arib uit vak K een briefje: "Voorzitter, ik was in twee uur klaar; ik wil graag een stickertje! Groetjes, Wouter Koolmees."

Lik op stuk durven geven

Kennis van de parlementaire spelregels lijkt een noodzakelijke voorwaarde. Nog belangrijker is het vermogen om te bluffen. Een voorzitter moet uitstralen dat hij de regels van het huis beheerst en durven improviseren als hij ze even niet paraat heeft. Wim Deetman (CDA, 1989-1996) was hier goed in. Met dank ook aan de griffier aan zijn rechterhand, die hem zo nodig snel een reglementsbepaling of ondersteunend voorbeeld influisterde. Deetmans voorgangers in de jaren vijftig en zestig voeren wat dit betreft blind op griffier Schepel, van wie het verhaal gaat dat hij op elk moment van ophef met een stalen gezicht een precedent kon opdissen om het beleid van de voorzitter te legitimeren – de rest in vertwijfeling latend of het voorval werkelijk had plaatsgevonden. Kennis en intuïtie zijn ook nodig om lik op stuk te kunnen geven. Een voorzitter moet durven ingrijpen, meende Dolman. Want de Kamer was heus geen gezelschap beschaafde mensen onder elkaar. "Er zitten vaak genoeg onbeschaamde rotzakken tussen."

Toen Gerdi Verbeet in 2006 de Kamer uitdaagde wat vaker ‘de taal van de straat’ te spreken, had zij een meer toegankelijk en begrijpelijk debat voor ogen. In een interview in 2022 zou ze constateren dat er wel een verschil is tussen een Kamer die als ‘ventiel’ van maatschappelijk ongenoegen functioneert, en een Kamer die als ‘aanmaakblokje’ dat ongenoegen aanwakkert. En naar dat laatste neigde de Kamer de afgelopen periode steeds meer. Afzwaaiend Kamervoorzitter Vera Bergkamp (D66, 2021-2023) heeft hier flink last van gehad, maar heeft ook tamelijk vasthoudend geprobeerd de bal bij de Kamer terug te leggen. Met gesprekken, een notitie en een debat heeft zij de overtuiging teruggebracht dat de geest weer in de fles moet. “Vrijheid van meningsuiting is een groot goed, maar ze schept ook een grote verantwoordelijkheid. Hoe wij met elkaar omgaan in dit Huis, raakt ook de samenleving. En het vertrouwen van mensen in de goede omgang met elkaar.” Deze constatering heeft nog niets aan actualiteitswaarde verloren.

Naar buiten treden als een koning(in) van het volk

Buiten de vergaderzaal representeert de voorzitter de volksvertegenwoordiging. Bij ontvangst van buitenlandse gasten, zoals de Oekraïense president Volodymyr Zelensky of de Surinaamse parlementsvoorzitter Marinus Bee, maar ook binnenlandse bezoekers zoals jongeren en lagere schoolklassen. Ook bij binnenlandse herdenkingen, zoals de kranslegging op de Dam of het Nationaal Slavernijmonument, vertegenwoordigt de voorzitter het instituut. Charme en voorkomendheid zijn hierbij nuttige eigenschappen, net als het vermogen om de bevolking in eenvoudige taal uitleg te geven over de werking van het parlement. Verbeet excelleerde in deze rol. Een krant schreef dat zij in professionele uitstraling “slechts de koningin boven zich te dulden” had.

In harmonie werken met de griffier en het ambtelijk personeel

De ambtelijke organisatie van de Kamer bestaat momenteel uit ongeveer 700 ambtenaren, geen klein bedrijf dus. De griffier geeft leiding aan dat bedrijf, de Kamervoorzitter is de verbindende schakel tussen de leden en de ambtenarij. Dat brengt achter de schermen grote verantwoordelijkheden met zich mee. Een wellevende houding en heldere afspraken over taken en eigen rol vormen de basis voor een succesvolle samenwerking. ‘Moeilijke problemen geruisloos oplossen’, zoals griffier Ton Kerkhofs volgens Kamervoorzitter Deetman in de jaren tachtig deed, vergen wederzijds vertrouwen en respect.

Respect hebben voor 'de oude dame'

Politieke vernieuwing ligt op veel lippen bestorven. Vóór continuïteit en stabiliteit durven staan is in de huidige Kamer vers twee. Een voorzitter moet ook weten: de Tweede Kamer bestaat al tweehonderd jaar bij de gratie van een zekere institutionele continuïteit en voorspelbaarheid.

Hier ligt voor de toekomstig Kamervoorzitter misschien nog wel de grootste opgave: de Kamer laten meebewegen met maatschappelijke veranderingen, maar tegelijkertijd ook blijven staan voor de duurzaamheid van de Tweede Kamer als democratisch instituut en hoogste besluitvormende orgaan. En dat is minder eenvoudig en vanzelfsprekend dan het lijkt, zoals in 1969 fraai verwoord door de vroegere nestor van het parlement Theo Joekes i (VVD, 1963-1989):

“Ik vind het jammer dat er zelfs onder de leden van de Kamers soms zo weinig belangstelling voor het Reglement van Orde is. Jammer, en niet ongevaarlijk. De belangrijkste belagers van de democratie buiten en binnen het parlement kennen de regels van ons spel op hun duimpje. Zij hebben allang ingezien dat men, juist door van de democratische regels gebruik en misbruik te maken, de democratie soms vrijwel geluidloos om zeep kan helpen.”

Anne Bos i is als senior onderzoeker verbonden aan het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis, Radboud Universiteit. Carla Hoetink i is directeur van Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, Rijksuniversiteit Groningen.