Tweestemmenstelsel

Het tweestemmenstelsel is een kiesstelsel i op basis van evenredige vertegenwoordiging i, waarbij deels via een meerderheidsstelsel (districtenstelsel) wordt bepaald wie de zetels gaan bezetten. Het stelsel bestaat sinds 1953 in Duitsland, en daarom wordt ook wel gesproken van het Duitse kiesstelsel.

Gepoogd is de voordelen van twee kiesstelsels te combineren: iedere partij krijgt op basis van evenredigheid zetels, maar kiezers kunnen via een tweede stem invloed uitoefenen op de vraag wie er tot parlementariër worden gekozen.

Sinds begin jaren '90 wordt in Nederland nagedacht over de vraag of ook hier een dergelijk stelsel moet worden ingevoerd. De commissie-De Koning i wees het Duitse stelsel af, omdat het als te ingewikkeld werd beschouwd en er teveel nadelen aan kleven.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Het tweestemmenstelsel

Bij een tweestemmenstelsel heeft de kiezer twee stemmen. Met de eerste stem wordt in elk district één afgevaardigde gekozen, met de tweede wordt de landelijke zetelverdeling bepaald. De helft van de afgevaardigden wordt via de eerste stem, de districtsstem, gekozen, de andere helft via landelijke lijsten.

Met de eerste stem wordt in een district op basis van een meerderheidsstelsel i één afgevaardigde gekozen. Hier geldt het principe: wie de meeste stemmen krijgt, is gekozen (ook al heeft hij of zij niet de absolute meerderheid behaalt). Je kan met andere woorden met bijvoorbeeld 30 procent van de stemmen worden gekozen. In Duitsland geldt dat ook partijen die minimaal 3 rechtstreekse zetels hebben behaald in het parlement komen.

De landelijke zetelverdeling gebeurt op basis van evenredige vertegenwoordiging. In principe tellen alle stemmen mee. In Duitsland geldt echter een kiesdrempel i van 5 procent. Alleen partijen die minimaal 5 procent van de stemmen halen, krijgen een zetel. Deze kiesdrempel is niet van toepassing bij partijen die op basis van de eerste stem (de districtsverkiezingen) minimaal 3 zetels hebben behaald.

Krijgt een partij meer direct gekozen afgevaardigden dan waarop het op basis van de tweede stem recht heeft, dan mag zij die extra zetels behouden. In Duitsland heten dit 'überhangmandaten'.

2.

Voorbeeld

Bij de verkiezingen brengen alle kiesgerechtigden twee stemmen uit. Er zijn 150 afgevaardigden, 75 daarvan worden via districten gekozen.

Partij A wint via districten 45 zetels

Partij B wint via districten 22 zetels

Partij C wint via districten 5 zetels

Partij I wint via districten 3 zetels

Op basis van de tweede stem is de zetelverdeling (in Duitsland zouden vanwege de kiesdrempel partij G en H overigens buiten de boot vallen).

Partij A:

44 zetels

Partij B:

42 zetels

Partij C:

28 zetels

Partij D:

9 zetels

Partij E:

9 zetels

Partij F:

8 zetels

Partij G:

6 zetels

Partij H:

5 zetels

Alle afgevaardigden van partij A zijn rechtstreeks gekozen. Partij A heeft zelfs 1 zetel meer gewonnen, dan waarop zij op grond van de tweede stem recht zou hebben. Dit is een zgn. 'überhangmandat' (een extra zetel), die de partij mag behouden. Het totale aantal zetels van het parlement wordt met 1 vermeerderd. (NB in Nederland is dat niet mogelijk, omdat de Grondwet bepaalt dat de Tweede Kamer i 150 leden telt).

Met de eerste stem is de helft van alle leden gekozen. Die zetels worden afgetrokken van het totale aantal zetels dat een partij krijgt, om te bepalen hoeveel afgevaardigden via de landelijke lijst zijn gekozen.

Van de 42 zetels die partij B heeft gekregen, worden er 22 bezet door kandidaten die rechtstreeks zijn gekozen, de overige 20 zetels worden door kandidaten van de landelijke lijst bezet. Bij partij C worden 5 van de 28 zetels bezet door direct gekozenen en de overige 23 zetels door personen die op de landelijke lijst stonden.

Partij I heeft 3 rechtstreekse zetels behaald. Ook dit zijn 'übermandaten', die het (althans in Duitsland) mag behouden. Het is in principe dus mogelijk dat een partij op basis van de evenredige vertegenwoordiging geen zetel behaalt, maar via gekozenen in districten toch in het parlement komt.

De zetels van de andere partijen worden via de landelijke lijsten verdeeld.

3.

Voordelen

  • Kandidaten in een district kunnen behalve voor hun partij ook voor zichzelf een verkiezingscampagne voeren. Daardoor zijn ze bekender dan wanneer ze via een landelijke lijst gekozen worden;
  • Kamerleden die via een district worden gekozen, hebben een eigen mandaat: ze zijn op 'eigen kracht' gekozen en niet dankzij een plek op de landelijke lijst;
  • Door de indeling in districten heeft iedere regio een eigen afgevaardigde, die de belangen daarvan in het oog kan houden en die regionaal een ombudsfunctie kan vervullen;

4.

Nadelen

  • Het stelsel is ingewikkeld, zeker voor kiezers, maar ook voor politici en deskundigen;
  • Kiezers van partij A kunnen via de regionale stem invloed uitoefenen op de samenstelling van de fractie i van partij B;
  • Het effect van de gesplitste stem (kiezers die eerste en tweede stem op een andere partij uitbrengen) heeft moeilijk in te schatten effecten op de evenredige vertegenwoordiging;
  • Er komen Kamerleden met een verschillend mandaat: sommige leden worden via de landelijke lijst gekozen, andere via de districtslijst;
  • Door de onderlinge afspraken werkt het systeem in de praktijk niet zoals het bedoeld is;
  • De personele samenstelling van het parlement blijkt nauwelijks anders, dan wanneer er alleen landelijke lijsten zouden zijn. De kiezers laten zich bij hun keuze vooral leiden door de partijvoorkeur en niet door voorkeur voor een persoon;
  • Kandidaatstelling in een district gebeurt vooral op basis van de kans om een zetel te behalen. De kandidaten in een district hebben niet per definitie een directe band met dat district. (Stel: de partijleider van het CDA woont in Amsterdam. Hij maakt geen kans om in een Amsterdams district gekozen te worden, en daarom stelt zijn partij hem kandidaat in Zuid-Limburg, waar hij geen band mee heeft, maar wel veel meer kans om een zetel te behalen);
  • De districtsafgevaardigde is allereerst vertegenwoordiger van zijn partij; kiezers die op een kandidaat van een andere partij hebben gestemd, beschouwen de districtsafgevaardigde niet als 'hun' afgevaardigde;

5.

De Duitse praktijk

Bij het Duitse systeem worden er sinds begin jaren '60 tussen de twee grote partijen afspraken gemaakt over de verkiezingen in de districten. Hierdoor is grotendeels bekend wie in welk district zal worden gekozen. De verliezers in een district kunnen via de landelijke lijst alsnog in het parlement komen.

Duitse kiezers hebben twee stemmen. De 'Erststimme' wordt uitgebracht op een regionale kandidaat. De 'Zweitstimme' is op een lijst van een politieke partij. Regionale verkiezingswinnaars komen hoe dan ook in de Bondsdag. Door het 'Überhangmandate' kan het totale aantal leden van de Bondsdag variëren.

Ongeveer 5 tot 10 procent van de kiezers brengt hun eerste en tweede stem niet op dezelfde partij uit. De tweede stem wordt soms uitgebracht op een kleinere partij, met als argument dat de grote partij de zetel wel via de eerste stem zal behalen. In Duitsland heeft met name de liberale partij (de FDP) hiervan geprofiteerd.

 

Meer over