Afdeling 2 - De economische, financiële en technische samenwerking met derde landen

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-216: Organisatie

  • 1. 
    Onverminderd de andere bepalingen van dit verdrag, met name de [artikelen 25 tot en met 27] van deze titel over de ontwikkelingssamenwerking, onderneemt de Unie in het kader van haar bevoegdheden activiteiten voor economische, financiële en technische samenwerking, met inbegrip van met name financiële bijstand, met derde landen die geen ontwikkelingsland zijn. Deze activiteiten zijn coherent met het ontwikkelingsbeleid van de Unie. De activiteiten van de Unie en die van de lidstaten versterken elkaar en vullen elkaar aan. Zij worden gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie, zoals genoemd in artikel 1 van deze titel.
  • 2. 
    Bij Europese wet of kaderwet worden de maatregelen vastgesteld die nodig zijn voor de uitvoering van lid 1.
  • 3. 
    In het kader van hun onderscheiden bevoegdheden werken de Unie en de lidstaten samen met derde landen en met de bevoegde internationale organisaties. De samenwerking van de Unie kan nader worden geregeld in overeenkomsten tussen de Unie en de betrokken derde partijen, waarover onderhandeld wordt en die gesloten worden overeenkomstig [artikel 33] van deze titel. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen over associatieovereenkomsten als bedoeld in [artikel 32, lid 2], van deze titel en over de overeenkomsten die gesloten moeten worden met de kandidaat-lidstaten van de Unie. De eerste alinea doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om in internationale fora te onderhandelen en internationale overeenkomsten te sluiten.

III-217: Dringende financiële hulp aan derde landen

Wanneer de situatie in een derde land dringende financiële hulp van de Unie vereist, stelt de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de nodige maatregelen vast.