Artikel I-51: De status van kerken en van niet-confessionele organisaties

I-50
Artikel I-51
I-52
  • 1. 
    De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. 
    De Unie eerbiedigt tevens de status die levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties krachtens het nationaal recht genieten.
  • 3. 
    De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    De Europese Unie eerbiedigt en doet geen afbreuk aan de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben.
  • 2. 
    De Europese Unie eerbiedigt evenzeer de status van levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties.
  • 3. 
    De Europese Unie voert een regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, met inachtneming van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.

2.

Toelichting

  • 1. 
    De leden 1 en 2 zijn een letterlijke weergave van de tekst van Verklaring nr. 11 betreffende de status van kerken en niet-confessionele organisaties, die aan het Verdrag van Amsterdam is gehecht.
  • 2. 
    Lid 3 specificeert dat de Unie een dialoog voert met de in de leden 1 en 2 bedoelde kerken en organisaties (zoals met de verenigingen en de civiele samenleving, zie artikel 34 i).
2003
  • 1. 
    De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. 
    De Unie eerbiedigt evenzeer de status van levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties.
  • 3. 
    De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, met inachtneming van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.
2003
  • 1. 
    De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. 
    De Unie eerbiedigt tevens de status van levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties.
  • 3. 
    De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.
2003
  • 1. 
    De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. 
    De Unie eerbiedigt tevens de status die levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties krachtens het nationaal recht genieten.
  • 3. 
    De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.
2004
  • 1. 
    De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationaal recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. 
    De Unie eerbiedigt tevens de status die de levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties volgens het nationaal recht hebben.
  • 3. 
    De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.