Toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel

Protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

GELEID DOOR DE WENS ervoor te zorgen dat besluiten zo dicht mogelijk bij de burgers van de Unie worden genomen;

VASTBESLOTEN de voorwaarden vast te stellen voor de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid van artikel I-9 i van de Grondwet en een systeem in te stellen voor toezicht op de toepassing van deze beginselen door de instellingen;

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, die aan de Grondwet worden gehecht:

  • 1. 
    Elke instelling draagt er voortdurend zorg voor dat het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel van artikel I-9 i van de Grondwet in acht worden genomen.
  • 2. 
    Alvorens een wetgevingshandeling voor te stellen, gaat de Europese Commissie over tot brede raadplegingen. Dit overleg moet, waar nodig, rekening houden met de regionale en lokale dimensie van het beoogde optreden. In buitengewoon dringende gevallen gaat de Commissie niet over tot raadpleging. Zij motiveert haar beslissing in haar voorstel.
  • 3. 
    De Europese Commissie zendt de wetgevingsvoorstellen en gewijzigde voorstellen gelijktijdig toe aan de nationale parlementen van de lidstaten en aan de wetgever van de Unie. De wetgevingsresoluties van het Europees Parlement en de standpunten van de Raad van Ministers worden, zodra zij zijn aangenomen of vastgesteld, door de betrokken instelling aan de nationale parlementen van de lidstaten toegezonden.
  • 4. 
    De Europese Commissie motiveert haar voorstel in het licht van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Aan elk wetgevingsvoorstel wordt een subsidiariteits- en evenredigheidsmemorandum gehecht, met een uitgebreide toelichting van de elementen op basis waarvan de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid kan worden beoordeeld. Dat memorandum moet elementen bevatten waarmee de financiële gevolgen van het voorstel kunnen worden beoordeeld, alsook - in het geval van een kaderwet - het effect ervan op de door de lidstaten vast te stellen regelgeving, inclusief - waar toepasselijk - de regionale regelgeving. De redenen voor de conclusie dat een doelstelling van de Unie beter bereikt kan worden door de Unie moeten met kwalitatieve of, zo mogelijk, kwantitatieve indicatoren worden gestaafd. De Commissie houdt er rekening mee dat alle, financiële of administratieve, lasten voor de Unie, de nationale regeringen, de regionale of lokale overheden, het bedrijfsleven en de burgers tot een minimum moeten worden beperkt en in verhouding moeten staan tot het te bereiken doel.
  • 5. 
    De nationale parlementen van de lidstaten of afzonderlijke kamers van een nationaal parlement kunnen binnen een termijn van zes weken vanaf de datum van toezending van het wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie, aan de voorzitters van het Europees Parlement, de Raad van Ministers en de Commissie een gemotiveerd advies toezenden over de redenen waarom zij menen dat het betrokken voorstel niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel. De nationale parlementen of afzonderlijke kamers van een nationaal parlement raadplegen, waar van toepassing, de regionale parlementen met wetgevingsbevoegdheid.
  • 6. 
    Ieder nationaal parlement heeft twee stemmen, die worden toegewezen op grond van het nationale parlementaire stelsel. In een nationaal parlementair stelsel met twee kamers heeft elk van de twee kamers een stem.
  • 6. 
    Het Europees Parlement, de Raad van Ministers en de Europese Commissie houden rekening met de gemotiveerde adviezen die de nationale parlementen van de lidstaten of een kamer van die parlementen tot hen richten.

    De nationale parlementen van de lidstaten met een parlementair éénkamerstelsel beschikken over twee stemmen, en de afzonderlijke kamers in een parlementair tweekamerstelsel over één stem.

    Indien gemotiveerde adviezen waarin wordt gesteld dat een Commissievoorstel niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel, ten minste eenderde van alle stemmen van de nationale parlementen van de lidstaten en van de afzonderlijke kamers van de nationale parlementen vertegenwoordigen, moet de Commissie haar voorstel opnieuw bezien. Deze drempel bedraagt ten minste eenvierde van alle stemmen indien het een voorstel van de Commissie betreft of een initiatief van een groep lidstaten in het kader van artikel III-165 i van de Grondwet, betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Op grond van die heroverweging kan de Commissie besluiten haar voorstel te handhaven, te wijzigen of in te trekken. De Commissie motiveert haar besluit.

  • 7. 
    Het Hof van Justitie is bevoegd kennis te nemen van elk beroep wegens schending door een wetgevingshandeling van het subsidiariteitsbeginsel, dat op de wijze als aangegeven in artikel III-270 i van de Grondwet wordt ingesteld door de lidstaten, of door de lidstaten in overeenstemming met de nationale rechtsorde wordt toegezonden namens hun nationaal parlement of een kamer van dat parlement.

    Uit hoofde van ditzelfde artikel van de Grondwet kan ook het Comité van de Regio's een dergelijk beroep instellen ten aanzien van wetgevingshandelingen voor de vaststelling waarvan het krachtens de Grondwet moet worden geraadpleegd.

  • 8. 
    De Europese Commissie brengt jaarlijks aan de Europese Raad, aan het Europees Parlement, aan de Raad van Ministers en aan de nationale parlementen van de lidstaten verslag uit over de toepassing van artikel I-9 i van de Grondwet. Dit jaarverslag wordt ook aan het Comité van de Regio's en aan het Economisch en Sociaal Comité toegezonden.