Artikel III-213: Samenwerking en coördinatie sociaal beleid

III-212
Artikel III-213
III-214

Ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel III-209 i en onverminderd de andere bepalingen van de Grondwet, bevordert de Commissie de samenwerking tussen de lidstaten en vergemakkelijkt zij de coördinatie van hun optreden op alle door deze afdeling bestreken gebieden van het sociaal beleid, met name op het terrein van:

  • a) 
    de werkgelegenheid;
  • b) 
    het arbeidsrecht en de arbeidsvoorwaarden;
  • c) 
    de beroepsopleiding en de bijscholing;
  • d) 
    de sociale zekerheid;
  • e) 
    de voorkoming van arbeidsongevallen en beroepsziekten;
  • f) 
    de arbeidshygiëne;
  • g) 
    het recht zich te organiseren in vakverenigingen en het recht van collectieve onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers.

Te dien einde werkt de Commissie nauw samen met de lidstaten bij het verrichten van studies, het uitbrengen van adviezen en het organiseren van overleg, zowel omtrent vraagstukken op nationaal niveau als omtrent vraagstukken die de internationale organisaties aangaan, met name door middel van initiatieven om richtsnoeren en indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken te regelen en de nodige elementen met het oog op periodieke controle en evaluatie te verzamelen. Het Europees Parlement wordt ten volle in kennis gesteld.

Alvorens de in dit artikel bedoelde adviezen uit te brengen, raadpleegt de Commissie het Economisch en Sociaal Comité.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Toelichting Nederlandse regering

Ook artikel III-213 bevat een wijziging ten opzichte van artikel 140 van het EG-Verdrag i. De tweede alinea van deze bepaling verduidelijkt dat de Commissie initiatieven kan nemen om richtsnoeren en indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken ('best practices') kan regelen en de nodige elementen met het oog op periodieke controle en evaluatie kan verzamelen.

Het Europees Parlement wordt daarvan ten volle in kennis gesteld. Het betreft hier een explicitering van de open methode van coördinatie in het sociaal beleid. De regering was voorstander van opname van deze methode specifiek voor de modernisering van de sociale bescherming (pensioenen) en armoedebestrijding (sociale insluiting). Deze door Nederland gewenste versterking is echter niet verwezenlijkt.

2.

Toelichting Belgische regering

Artikel III-213 (oud artikel 140 VEG i) bepaalt dat de Commissie de samenwerking tussen twee lidstaten op sociaal vlak aanmoedigt. Het werd aangevuld met een bepaling die de Commissie in staat stelt initiatieven te nemen volgens de open coördinatiemethode (vaststelling van richtsnoeren en indicatoren, uitwisseling van beste praktijken, periodieke evaluaties).

Een verklaring met betrekking tot artikel III-213 preciseert dat het beleid dat op grond van deze bepaling wordt gevoerd, in essentie onder de bevoegdheid van de lidstaten valt. Zonder aanvulling zou deze precisering in strijd zijn geweest met het Verdrag.

Artikel III-213 beperkt zich weliswaar tot coördinatiemaatregelen, maar dit neemt niet weg dat het betrekking heeft op bepaalde gebieden zoals de minimale voorschriften over de arbeidsvoorwaarden waarin de Unie wetten kan uitvaardigen. Bijgevolg werd de verklaring op verzoek van België aangevuld met een paragraaf die preciseert dat ze geen afbreuk doet aan de bepalingen van de Grondwet die de Unie bevoegdheden toedelen, daaronder begrepen op sociaal gebied.

3.

Ontwikkeling artikel

2003

Ter verwezenlijking van de doelstellingen van [ex artikel 136] i en onverminderd de andere bepalingen van de Grondwet, bevordert de Commissie de samenwerking tussen de lidstaten en vergemakkelijkt zij de coördinatie van hun optreden op alle onder [deze afdeling] vallende gebieden van de sociale politiek, met name op het terrein van:

  • a) 
    de werkgelegenheid,
  • b) 
    het arbeidsrecht en de arbeidsvoorwaarden,
  • c) 
    de beroepsopleiding en de voortgezette vorming,
  • d) 
    de sociale zekerheid,
  • e) 
    de voorkoming van arbeidsongevallen en beroepsziekten,
  • f) 
    de arbeidshygiëne,
  • g) 
    het recht zich te organiseren in vakverenigingen en van collectieve onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers.

Te dien einde werkt de Commissie nauw samen met de lidstaten bij het verrichten van studies, het uitbrengen van adviezen en het organiseren van overleg zowel omtrent vraagstukken op nationaal niveau als omtrent vraagstukken die de internationale organisaties aangaan.

Alvorens de in dit artikel bedoelde adviezen uit te brengen, raadpleegt de Commissie het Economisch en Sociaal Comité.

2003

Ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel III-103 i en onverminderd de andere bepalingen van de Grondwet, bevordert de Europese Commissie de samenwerking tussen de lidstaten en vergemakkelijkt zij de coördinatie van hun optreden op alle door deze afdeling bestreken gebieden van het sociaal beleid, met name op het terrein van:

  • a) 
    de werkgelegenheid,
  • b) 
    het arbeidsrecht en de arbeidsvoorwaarden,
  • c) 
    de beroepsopleiding en de bijscholing,
  • d) 
    de sociale zekerheid,
  • e) 
    de voorkoming van arbeidsongevallen en beroepsziekten,
  • f) 
    de arbeidshygiëne,
  • g) 
    het recht zich te organiseren in vakverenigingen en van collectieve onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers.

Te dien einde werkt de Europese Commissie nauw samen met de lidstaten bij het verrichten van studies, het uitbrengen van adviezen en het organiseren van overleg, zowel omtrent vraagstukken op nationaal niveau als omtrent vraagstukken die de internationale organisaties aangaan, met name door middel van initiatieven om richtsnoeren en indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken te regelen en de nodige elementen met het oog op periodieke controle en evaluatie te verzamelen. Het Europees Parlement wordt ten volle in kennis gesteld.

Alvorens de in dit artikel bedoelde adviezen uit te brengen, raadpleegt de Europese Commissie het Economisch en Sociaal Comité.

2003

Ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel III-103 i en onverminderd de andere bepalingen van de Grondwet, bevordert de Commissie de samenwerking tussen de lidstaten en vergemakkelijkt zij de coördinatie van hun optreden op alle door deze afdeling bestreken gebieden van het sociaal beleid, met name op het terrein van:

  • a) 
    de werkgelegenheid,
  • b) 
    het arbeidsrecht en de arbeidsvoorwaarden,
  • c) 
    de beroepsopleiding en de bijscholing,
  • d) 
    de sociale zekerheid,
  • e) 
    de voorkoming van arbeidsongevallen en beroepsziekten,
  • f) 
    de arbeidshygiëne,
  • g) 
    het recht zich te organiseren in vakverenigingen en van collectieve onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers.

Te dien einde werkt de Commissie nauw samen met de lidstaten bij het verrichten van studies, het uitbrengen van adviezen en het organiseren van overleg, zowel omtrent vraagstukken op nationaal niveau als omtrent vraagstukken die de internationale organisaties aangaan, met name door middel van initiatieven om richtsnoeren en indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken te regelen en de nodige elementen met het oog op periodieke controle en evaluatie te verzamelen.

Het Europees Parlement wordt ten volle in kennis gesteld.

Alvorens de in dit artikel bedoelde adviezen uit te brengen, raadpleegt de Europese Commissie het Economisch en Sociaal Comité.

Verklaring voor de Slotakte betreffende artikel III-107 [Sociaal beleid]

De Conferentie i bevestigt dat de in artikel III-107 beschreven beleidsterreinen in essentie onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen. De stimulerende en coördinerende maatregelen die overeenkomstig dit artikel op het niveau van de Unie moeten worden genomen, zijn van aanvullende aard. Zij hebben niet ten doel de nationale stelsels te harmoniseren maar de samenwerking tussen de lidstaten te versterken. Zij laten de in elke lidstaat bestaande waarborgen en gebruiken in verband met de verantwoordelijkheid van de sociale partners onverlet.

Deze verklaring doet geen afbreuk aan de bepalingen van de Grondwet die de Unie bevoegdheid verlenen, daaronder begrepen in sociale zaken.

2004

Ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel III-209 i en onverminderd de andere bepalingen van de Grondwet, bevordert de Commissie de samenwerking tussen de lidstaten en vergemakkelijkt zij de coördinatie van hun optreden op alle door deze afdeling bestreken gebieden van het sociaal beleid, met name op het terrein van:

  • a) 
    de werkgelegenheid;
  • b) 
    het arbeidsrecht en de arbeidsvoorwaarden;
  • c) 
    de beroepsopleiding en de bijscholing;
  • d) 
    de sociale zekerheid;
  • e) 
    de voorkoming van arbeidsongevallen en beroepsziekten;
  • f) 
    de arbeidshygiëne;
  • g) 
    het recht zich te organiseren in vakverenigingen en het recht van collectieve onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers.

Te dien einde werkt de Commissie nauw samen met de lidstaten bij het verrichten van studies, het uitbrengen van adviezen en het organiseren van overleg, zowel omtrent vraagstukken op nationaal niveau als omtrent vraagstukken die de internationale organisaties aangaan, met name door middel van initiatieven om richtsnoeren en indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken te regelen en de nodige elementen met het oog op periodieke controle en evaluatie te verzamelen. Het Europees Parlement wordt ten volle in kennis gesteld.

Alvorens de in dit artikel bedoelde adviezen uit te brengen, raadpleegt de Commissie het Economisch en Sociaal Comité.