Artikel III-227: Doelstellingen gemeenschappelijk landbouwbeleid

III-226
Artikel III-227
III-228
  • 1. 
    Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft ten doel:
    • a) 
      de productiviteit van de landbouw te doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie als een optimaal gebruik van de productiefactoren, met name de arbeidskrachten, te bewerkstelligen;
    • b) 
      aldus de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren, met name door de verhoging van het hoofdelijk inkomen van hen die in de landbouw werkzaam zijn;
    • c) 
      de markten te stabiliseren;
    • d) 
      de voorziening veilig te stellen;
    • e) 
      redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren.
  • 2. 
    Bij de totstandbrenging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en van de daarvoor te treffen bijzondere voorzieningen wordt rekening gehouden met:
    • a) 
      de bijzondere aard van het landbouwbedrijf, welke voortvloeit uit de maatschappelijke structuur van de landbouw en uit de structurele en natuurlijke ongelijkheid tussen de verschillende landbouwgebieden;
    • b) 
      de noodzaak de dienstige aanpassingen geleidelijk te doen verlopen;
    • c) 
      het feit dat de landbouwsector in de lidstaten nauw verweven is met de gehele economie.
 

1.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft ten doel:
    • a) 
      de productiviteit van de landbouw te doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie als een optimaal gebruik van de productiefactoren, met name de arbeidskrachten, te verzekeren,
    • b) 
      aldus de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren, met name door de verhoging van het hoofdelijk inkomen van hen die in de landbouw werkzaam zijn,
    • c) 
      de markten te stabiliseren,
    • d) 
      de voorziening veilig te stellen,
    • e) 
      redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren.
  • 2. 
    Bij de totstandbrenging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en van de daarvoor te treffen bijzondere voorzieningen zal rekening gehouden worden met:
    • a) 
      de bijzondere aard van het landbouwbedrijf, welke voortvloeit uit de maatschappelijke structuur van de landbouw en uit de structurele en natuurlijke ongelijkheid tussen de verschillende landbouwgebieden,
    • b) 
      de noodzaak de dienstige aanpassingen geleidelijk te doen verlopen,
    • c) 
      het feit, dat de landbouwsector in de lidstaten nauw verweven is met de gehele economie.
2003
  • 1. 
    Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft ten doel:
    • a) 
      de productiviteit van de landbouw te doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie als een optimaal gebruik van de productiefactoren, met name de arbeidskrachten, te bewerkstelligen,
    • b) 
      aldus de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren, met name door de verhoging van het hoofdelijk inkomen van hen die in de landbouw werkzaam zijn,
    • c) 
      de markten te stabiliseren,
    • d) 
      de voorziening veilig te stellen,
    • e) 
      redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren.
  • 2. 
    Bij de totstandbrenging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en van de daarvoor te treffen bijzondere voorzieningen zal rekening gehouden worden met:
    • a) 
      de bijzondere aard van het landbouwbedrijf, welke voortvloeit uit de maatschappelijke structuur van de landbouw en uit de structurele en natuurlijke ongelijkheid tussen de verschillende landbouwgebieden,
    • b) 
      de noodzaak de dienstige aanpassingen geleidelijk te doen verlopen,
    • c) 
      het feit, dat de landbouwsector in de lidstaten nauw verweven is met de gehele economie.
2003
  • 1. 
    Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft ten doel:
    • a) 
      de productiviteit van de landbouw te doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie als een optimaal gebruik van de productiefactoren, met name de arbeidskrachten, te bewerkstelligen,
    • b) 
      aldus de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren, met name door de verhoging van het hoofdelijk inkomen van hen die in de landbouw werkzaam zijn,
    • c) 
      de markten te stabiliseren,
    • d) 
      de voorziening veilig te stellen,
    • e) 
      redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren.
  • 2. 
    Bij de totstandbrenging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en van de daarvoor te treffen bijzondere voorzieningen wordt rekening gehouden met:
    • a) 
      de bijzondere aard van het landbouwbedrijf, welke voortvloeit uit de maatschappelijke structuur van de landbouw en uit de structurele en natuurlijke ongelijkheid tussen de verschillende landbouwgebieden,
    • b) 
      de noodzaak de dienstige aanpassingen geleidelijk te doen verlopen,
    • c) 
      het feit, dat de landbouwsector in de lidstaten nauw verweven is met de gehele economie.
2004
  • 1. 
    Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft ten doel:
    • a) 
      de productiviteit van de landbouw te doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie als een optimaal gebruik van de productiefactoren, met name de arbeidskrachten, te bewerkstelligen;
    • b) 
      aldus de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren, met name door de verhoging van het hoofdelijk inkomen van hen die in de landbouw werkzaam zijn;
    • c) 
      de markten te stabiliseren;
    • d) 
      de voorziening veilig te stellen;
    • e) 
      redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren.
  • 2. 
    Bij de totstandbrenging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en van de daarvoor te treffen bijzondere voorzieningen wordt rekening gehouden met:
    • a) 
      de bijzondere aard van het landbouwbedrijf, welke voortvloeit uit de maatschappelijke structuur van de landbouw en uit de structurele en natuurlijke ongelijkheid tussen de verschillende landbouwgebieden;
    • b) 
      de noodzaak de dienstige aanpassingen geleidelijk te doen verlopen;
    • c) 
      het feit dat de landbouwsector in de lidstaten nauw verweven is met de gehele economie.