Afdeling 1 - Algemene bepalingen

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-257: Omschrijving van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht

  • 1. 
    De Unie is een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarin de grondrechten en de verschillende rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten worden geëerbiedigd.
  • 2. 
    De Unie zorgt ervoor dat aan de binnengrenzen geen personencontroles worden verricht en zij ontwikkelt een gemeenschappelijk beleid op het gebied van asiel, immigratie en controle aan de buitengrenzen, dat gebaseerd is op solidariteit tussen de lidstaten en dat billijk is ten aanzien van de onderdanen van derde landen. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden staatlozen gelijkgesteld met onderdanen van derde landen.
  • 3. 
    De Unie streeft ernaar een hoog niveau van veiligheid te waarborgen, door middel van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en van racisme en vreemdelingenhaat, maatregelen inzake coördinatie en samenwerking tussen de politiële en justitiële autoriteiten in strafzaken en andere bevoegde autoriteiten, alsmede door de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken en, zo nodig, door de onderlinge aanpassing van de strafwetgevingen.
  • 4. 
    De Unie vergemakkelijkt de toegang tot de rechter, met name door het beginsel van wederzijdse erkenning van gerechtelijke en buitengerechtelijke beslissingen in burgerlijke zaken.

III-258: Rol van de Europese Raad

De Europese Raad stelt de strategische richtsnoeren van de wetgevende en operationele programmering in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht vast.

III-259: Rol van de nationale parlementen

Met betrekking tot de wetgevingsvoorstellen en -initiatieven die worden ingediend in het kader van de afdelingen 4 en 5 zien de nationale parlementen erop toe dat het subsidiariteitsbeginsel wordt geëerbiedigd, overeenkomstig het protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

III-260: Beginsel van wederzijdse erkenning

Onverminderd de artikelen III-360 tot en met III-362, kan de Raad op voorstel van de Commissie bij Europese verordening of Europees besluit vaststellen, dat de lidstaten in samenwerking met de Commissie een objectieve en onpartijdige evaluatie van de uitvoering, door de autoriteiten van de lidstaten, van het door dit hoofdstuk bestreken beleid van de Unie kunnen verrichten, met name ter bevordering van de volledige toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning.

Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden op de hoogte gebracht van de inhoud en de resultaten van die evaluatie.

III-261: Operationele samenwerking

Binnen de Raad wordt een permanent comité opgericht om ervoor te zorgen dat binnen de Unie de operationele samenwerking op het gebied van de binnenlandse veiligheid wordt bevorderd en versterkt. Onverminderd artikel III-344, bevordert het comité de coördinatie van het optreden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

De vertegenwoordigers van de betrokken organen en instanties van de Unie kunnen bij de werkzaamheden van het comité worden betrokken. Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden over deze werkzaamheden geïnformeerd.

III-262: Maatregelen ter bescherming van de openbare orde en de binnenlandse veiligheid

Dit hoofdstuk laat de uitoefening van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid onverlet.

III-263: Administratieve samenwerking

De Raad stelt bij Europese verordening regels vast voor de administratieve samenwerking tussen de diensten van de lidstaten die bevoegd zijn op de door dit hoofdstuk bestreken gebieden, en tussen deze diensten en de Commissie. De Raad besluit op voorstel van de Commissie, onder voorbehoud van artikel III-264, en na raadpleging van het Europees Parlement.

III-264: Initiatiefrecht

De in de afdelingen 4 en 5 bedoelde handelingen alsmede de in artikel III-263 bedoelde Europese verordeningen tot vaststelling van regels voor administratieve samenwerking op de door die afdelingen bestreken gebieden worden vastgesteld:

  • a) 
    op voorstel van de Commissie, of
  • b) 
    op initiatief van een kwart van de lidstaten.