34. Overgangsbepalingen voor de periode tot 2009, betreffende de instellingen en organen van de Unie

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

OVERWEGENDE dat de overgang van, enerzijds, de Europese Unie die is ingesteld bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Europese Gemeenschap naar, anderzijds, de hiervoor in de plaats tredende de Europese Unie die is ingesteld bij het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, in goede banen moet worden geleid; dat hiertoe overgangsbepalingen moeten worden vastgesteld die zullen gelden voordat de bepalingen van de Grondwet en de voor de uitvoering daarvan noodzakelijke handelingen van kracht worden,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, die aan het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie worden gehecht:

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Onderverdeling

2.

Toelichting Nederlandse regering

Algemeen

Voor dit Protocol is een bijzondere rechtsgrondslag opgenomen in artikel IV-439 i. Het Protocol bevat overgangsbepalingen voor de instellingen en de organen: het Europees Parlement de Europese Raad en de Raad, de Commissie (waaronder de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie), de secretaris-generaal van de Raad, de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de plaatsvervangend secretaris-generaal van de Raad, en het Comité van de Regio's en het Economisch en Sociaal Comité.

Deze overgangsbepalingen zijn noodzakelijk om de juridische continuïteit van het functioneren van de Unie te garanderen totdat de bepalingen, neergelegd in het Grondwettelijk Verdrag (onder andere de Delen I en IV), en de voor de uitvoering daarvan noodzakelijke handelingen van kracht worden. Enkele bepalingen uit het Protocol komen overeen met bepalingen uit de op 16 april 2003 totstandgekomen Toetredingsakte10.

Bij de Slotakte is een Verklaring opgenomen die naar het Protocol verwijst (Verklaring 40). Deze Verklaring voorziet in enkele aanvullende overgangsbepalingen met betrekking tot de zetelverdeling in het Europees Parlement en de stemmenweging in de Europese Raad en de Raad, in geval van toetreding van Roemenië en / of Bulgarije.

De regering onderschrijft de aanpak van de IGC i met betrekking tot de overgangsbepalingen inzake de instellingen. In de visie van de regering vormt dit Protocol en de bijbehorende Verklaring een noodzakelijke aanvulling op de bepalingen uit het Grondwettelijk Verdrag teneinde een naadloze overgang van bestaande structuren naar de nieuwe structuren onder het Grondwettelijk Verdrag te verzekeren. Op deze manier hoeft na het verstrijken van de laatste overgangstermijn geen opschoning meer plaats te vinden van de overbodig geworden tijdelijke bepalingen in het Grondwettelijk Verdrag.

Artikelsgewijs

Ingevolge artikel 1, eerste lid, zal de Raad ruim op tijd voor de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2009, overeenkomstig artikel I-20 tweede lid, een Europees besluit vaststellen over de samenstelling van het Europees Parlement. In dit besluit zal rekening worden gehouden met staten die nieuw tot de Unie toetreden. Op grond van artikel I-20, tweede lid, bedraagt het maximum aantal zetels 750.

Het tweede lid van artikel 1 bepaalt de samenstelling van het Europees Parlement voor de zittingsperiode 2004-2009. Dit is dezelfde samenstelling als geldt op basis van artikel 11 Toetredingsakte 2003 (732 zetels). Mochten Roemenië en / of Bulgarije reeds tijdens deze zittingsperiode toetreden dan geldt de zetelverdeling zoals opgenomen in de Verklaring betreffende dit Protocol (Verklaring 40). Het maximum aantal zetels voor de resterende periode bedraagt dan 785. Deze mogelijkheid tot tijdelijke afwijking van artikel I-20, tweede lid, zal in het toetredingsverdrag van de eventueel nieuw toe te treden lidstaten worden neergelegd, aldus bepaalt de Verklaring.

Artikel 2 heeft betrekking op de definitie van de gekwalificeerde meerderheid in de Europese Raad en in de Raad. Het eerste lid geeft aan dat de regels hierover, neergelegd in artikel I-25, van kracht worden op 1 november 2009, nadat de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2009 hebben plaatsgevonden. In het tweede lid is neergelegd op welke wijze de gekwalificeerde meerderheid tot en met 31 oktober 2009 moet worden bepaald, alsmede de drempel voor de in stemmen uitgedrukte gekwalificeerde meerderheid. Dit lid bevat dezelfde regels over stemmenweging en de bijbehorende drempel als neergelegd in artikel 12 Toetredingsakte 2003. In de hierboven genoemde Verklaring horende bij dit protocol zijn aanvullende regels over het aantal stemmen van Roemenië (14) en Bulgarije (10) opgenomen.

Het derde lid bepaalt dat bij toetredingen voor 1 november 2009 de drempel van de in stemmen uitgedrukte gekwalificeerde meerderheid niet hoger ligt dan die welke volgt uit de tabel in de Verklaring betreffende de uitbreiding van de Europese Unie, die is opgenomen in de Slotakte bij het Verdrag van Nice (Verklaring 20 bij het Verdrag van Nice; Trb. 2001, 47, blz. 80 e.v.). In de Verklaring wordt deze wijze van berekening van de drempel voor iedere nieuwe toetreding bevestigd.

Het vierde lid bevat een overzicht van de bepalingen van de gekwalificeerde meerderheid die op 1november 2009 van kracht worden. De tweede alinea van dit lid regelt hoe de gekwalificeerde meerderheid moet worden bepaald tot en met 31 oktober 2009, in gevallen waarin niet alle leden van de Raad aan de stemming deelnemen, welke in de eerste alinea genoemd zijn.

Artikel 3 betreft de formaties van de Raad tot de inwerkingtreding van het besluit genomen op basis van artikel I-24, zesde lid.

Artikel 4 regelt de gevolgen van inwerkingtreding van het Grondwettelijk Verdrag voor de ambtstermijn van de leden van de Commissie, alsmede de consequentie van de benoeming van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie voor de samenstelling van de Commissie.

Op basis van artikel 5 eindigt de ambtstermijn van de secretaris-generaal van de Raad, de hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, alsmede van de plaatsvervangend secretaris-generaal van de Raad in tegenstelling tot de leden van de Commissie (zie artikel 4 bij dit Protocol) op de datum van inwerkingtreding van het Grondwettelijk Verdrag. De Raad benoemt een secretaris-generaal overeenkomstig artikel III-344, tweede lid. De functie van Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid gaat onder het Grondwettelijk Verdrag op in de functie van de EMBZ.

De artikelen 6 en 7 hebben betrekking op de zetelverdeling van het Comité van de Regio's, alsmede van het Economisch en Sociaal Comité. Deze zetelverdeling geldt tot aan de inwerkingtreding van de besluiten genoemd in de artikelen III-386 en III-389. De verdeling komt overeen met de verdeling neergelegd in de artikelen 14 en 15 van de Toetredingsakte 2003.