Titel I - Gemeenschappelijke bepalingen

Inhoudsopgave van deze pagina:

Artikel 1

De rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de in artikel IV-437, lid 2, onder a) tot en met d), van de Grondwet genoemde toetredingsverdragen, zijn onder de in deze verdragen gestelde voorwaarden op de volgende data van kracht geworden:

  • a) 
    1 januari 1973 wat betreft het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland;
  • b) 
    1 januari 1981 wat betreft het Verdrag betreffende de toetreding van de Helleense Republiek;
  • c) 
    1 januari 1986 wat betreft het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek;
  • d) 
    1 januari 1995 wat betreft het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.

Artikel 2

  • 1. 
    De in artikel 1 genoemde toetredende staten verplichten zich ertoe, vóór hun respectieve toetreding partij te worden bij de volgende overeenkomsten en verdragen, voor zover deze nog van kracht zijn:
    • a) 
      de tussen de andere lidstaten gesloten overeenkomsten en verdragen die gebaseerd zijn op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en op het Verdrag betreffende de Europese Unie, alsook die welke onlosmakelijk verbonden zijn met de verwezenlijking van de doelstellingen van de genoemde verdragen, of die welke betrekking hebben op de werking van de Gemeenschappen of van de Unie of die verband houden met het optreden van de Gemeenschappen of van de Unie;
    • b) 
      de door de andere lidstaten met de Europese Gemeenschappen, met een of verscheidene derde staten of met een internationale organisatie gesloten overeenkomsten en verdragen, alsook de overeenkomsten die met deze overeenkomsten en verdragen verband houden. De Unie en de overige lidstaten zijn de in artikel 1 genoemde toetredingsstaten hierbij behulpzaam.
  • 2. 
    De in artikel 1 genoemde toetredingsstaten treffen passende maatregelen om zo nodig hun positie ten aanzien van internationale organisaties en internationale overeenkomsten waarbij de Unie of de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie of andere lidstaten eveneens partij zijn, aan te passen aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit hun toetreding.

Artikel 3

Bepalingen van de akten van toetreding, als uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en het Gerecht van eerste aanleg, die tot doel of tot gevolg hebben de intrekking of de wijziging, anders dan bij wijze van overgangsmaatregel, van de handelingen die zijn vastgesteld door de instellingen, organen of instanties van de Europese Gemeenschappen of van de bij het Verdrag betreffende de Europese Unie ingestelde Europese Unie, blijven van kracht, behoudens de tweede alinea.

De in de eerste alinea bedoelde bepalingen hebben hetzelfde rechtskarakter als de handelingen die door deze bepalingen worden ingetrokken of gewijzigd en zij zijn aan dezelfde regels onderworpen.

Artikel 4

De teksten van de handelingen van de instellingen, organen en instanties van de Europese Gemeenschappen en van de bij het Verdrag betreffende de Europese Unie ingestelde Europese Unie die vóór de in artikel 1 genoemde toetredingen zijn vastgesteld en die achtereenvolgens in de Engelse en de Deense, de Griekse, de Spaanse en de Portugese, en de Finse en de Zweedse taal zijn opgesteld, zijn gelijkelijk authentiek vanaf de toetreding van de in artikel 1 genoemde staten, onder dezelfde voorwaarden als de in de overige talen opgestelde en gelijkelijk authentieke teksten.

Artikel 5

De in dit protocol opgenomen overgangsbepalingen kunnen bij Europese wet van de Raad worden ingetrokken indien zij niet meer van toepassing zijn. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.