Titel XIX - Milieu

Inhoudsopgave van deze pagina:

174: Doelstellingen

  • 1. 
    Het beleid van de Gemeenschap op milieugebied draagt bij tot het nastreven van de volgende doelstellingen:
    • behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu;
    • bescherming van de gezondheid van de mens;
    • behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
    • bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen.
  • 2. 
    De Gemeenschap streeft in haar milieubeleid naar een hoog niveau van bescherming, rekening houdend met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Gemeenschap. Haar beleid berust op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

    In dit verband omvatten de aan eisen inzake milieubescherming beantwoordende harmonisatiemaatregelen, in de gevallen die daarvoor in aanmerking komen, een vrijwaringsclausule op grond waarvan de lidstaten om niet-economische milieuredenen voorlopige maatregelen kunnen nemen die aan een communautaire controleprocedure onderworpen zijn.

  • 3. 
    Bij het bepalen van haar beleid op milieugebied houdt de Gemeenschap rekening met:
    • de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens;
    • de milieuomstandigheden in de onderscheiden regio's van de Gemeenschap;
    • de voordelen en lasten die kunnen voortvloeien uit optreden, onderscheidenlijk niet-optreden;
    • de economische en sociale ontwikkeling van de Gemeenschap als geheel en de evenwichtige ontwikkeling van haar regio's.
  • 4. 
    In het kader van hun onderscheiden bevoegdheden werken de Gemeenschap en de lidstaten samen met derde landen en de bevoegde internationale organisaties. De nadere regels voor de samenwerking van de Gemeenschap kunnen voorwerp zijn van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken derde partijen, waarover wordt onderhandeld en die worden gesloten overeenkomstig artikel 300.

    De eerste alinea doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om in internationale fora te onderhandelen en internationale overeenkomsten te sluiten.

175: Bevoegdheden

  • 1. 
    De Raad stelt volgens de procedure van artikel 251 en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's de activiteiten vast die de Gemeenschap moet ondernemen om de doelstellingen van artikel 174 te verwezenlijken.
  • 2. 
    In afwijking van de in lid 1 bedoelde besluitvormingsprocedure en onverminderd het bepaalde in artikel 95, neemt de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's met eenparigheid van stemmen een besluit over:
    • a) 
      bepalingen van in hoofdzaak fiscale aard;
    • b) 
      maatregelen die van invloed zijn op:
      • de ruimtelijke ordening;
      • het kwantitatieve waterbeheer, of die rechtstreeks dan wel zijdelings betrekking hebben op de beschikbaarheid van de watervoorraden;
      • de bodembestemming, met uitzondering van het afvalstoffenbeheer;
    • c) 
      maatregelen die van aanzienlijke invloed zijn op de keuze van een lidstaat tussen verschillende energiebronnen en de algemene structuur van zijn energievoorziening.

    De Raad kan onder de in de eerste alinea bedoelde voorwaarden bepalen over welke van de in dit lid bedoelde aangelegenheden met gekwalificeerde meerderheid van stemmen moet worden besloten.

  • 3. 
    Op andere gebieden stelt de Raad volgens de procedure van artikel 251 en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's algemene actieprogramma's vast waarin de te verwezenlijken prioritaire doelstellingen worden vastgelegd.

    De Raad stelt, naar gelang van het geval onder de voorwaarden van lid 1 of lid 2, de maatregelen vast die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van deze programma's.

  • 4. 
    Onverminderd bepaalde maatregelen met een communautair karakter, dragen de lidstaten zorg voor de financiering en de uitvoering van het milieubeleid.
  • 5. 
    Onverminderd het beginsel dat de vervuiler betaalt, treft de Raad, ingeval een op grond van lid 1 vastgestelde maatregel voor de overheid van een lidstaat onevenredig hoge kosten met zich brengt, in het besluit betreffende de aanneming van die maatregel passende voorzieningen in de vorm van:
    • ontheffingen van tijdelijke aard en/of
    • financiële steun uit het overeenkomstig artikel 161 opgerichte Cohesiefonds.

176: Verdergaande beschermingsmaatregelen

De beschermende maatregelen die worden vastgesteld uit hoofde van artikel 175, beletten niet dat een lidstaat verdergaande beschermingsmaatregelen handhaaft en treft. Zulke maatregelen moeten verenigbaar zijn met dit Verdrag. Zij worden ter kennis van de Commissie gebracht.