Titel III - Procedure

Inhoudsopgave van deze pagina:

19: Vertegenwoordiging door een gemachtigde, bijstand door een raadsman of advocaat

De lidstaten zowel als de instellingen van de Gemeenschappen worden voor het Hof vertegenwoordigd door een voor elke zaak benoemde gemachtigde; de gemachtigde kan door een raadsman of door een advocaat worden bijgestaan.

De staten - niet zijnde lidstaten - die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsmede de in die overeenkomst bedoelde Toezichthoudende Autoriteit van de EVA worden op gelijke wijze vertegenwoordigd.

De andere partijen moeten door een advocaat worden vertegenwoordigd.

Alleen een advocaat die bevoegd is om op te treden voor een rechterlijke instantie van een lidstaat of van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, kan een partij voor het Hof vertegenwoordigen of bijstaan.

De gemachtigden, raadslieden en advocaten die voor het Hof verschijnen, genieten de voor de onafhankelijke uitoefening van hun functies nodige rechten en waarborgen, overeenkomstig de in het reglement voor de procesvoering vast te stellen bepalingen.

Ten aanzien van de raadslieden en advocaten die voor het Hof optreden, bezit het Hof overeenkomstig de in dat reglement vast te stellen bepalingen de bevoegdheden welke terzake gewoonlijk aan gerechtshoven en rechtbanken worden toegekend.

Hoogleraren die onderdaan zijn van een lidstaat waarvan de wetgeving hun het recht toekent te pleiten, genieten voor het Hof de rechten welke in dit artikel aan de advocaten zijn toegekend.

20: Schriftelijke en mondelinge behandeling

De procedure voor het Hof bestaat uit twee gedeelten: de schriftelijke en de mondelinge behandeling.

De schriftelijke behandeling omvat het toezenden aan partijen en aan de instellingen van de Gemeenschappen welker beslissingen in het geding zijn, van de verzoekschriften, memoriën, verweerschriften en andere opmerkingen en, eventueel, van de verdere conclusies, alsmede van alle stukken en documenten welke ter ondersteuning in het geding worden gebracht of van hun voor eensluidend gewaarmerkte afschriften.

De toezending geschiedt door tussenkomst van de griffier in de volgorde en binnen de termijnen zoals bepaald in het reglement voor de procesvoering.

De mondelinge behandeling omvat de voorlezing van het rapport van de rechter-rapporteur, alsmede het horen door het Hof van de gemachtigden, raadslieden en advocaten, en van de advocaat-generaal in zijn conclusie, benevens, zo nodig, het horen van getuigen en deskundigen.

Wanneer het Hof van oordeel is dat in de zaak geen nieuwe rechtsvraag aan de orde is, kan het Hof, de advocaat-generaal gehoord, beslissen dat de zaak zonder conclusie van de advocaat-generaal zal worden berecht.

21: Aanhangig maken van een zaak door een verzoekschrift

Een zaak wordt bij het Hof aanhangig gemaakt door middel van een verzoekschrift, dat aan de griffier wordt toegezonden. Het verzoekschrift moet inhouden de naam en woonplaats van de verzoeker en de hoedanigheid van de ondertekenaar, de aanduiding van de partij of partijen tegen wie het verzoekschrift is gericht, het onderwerp van het geschil, de conclusies en een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen.

Het moet, indien daartoe aanleiding bestaat, vergezeld gaan van de handeling waarvan nietigverklaring wordt gevraagd, of, in het geval bedoeld in artikel 232 van het EG-Verdrag en artikel 148 van het EGA-Verdrag, van een bewijsstuk van de datum der in deze artikelen bedoelde uitnodiging. Indien deze stukken niet bij het verzoekschrift zijn gevoegd, nodigt de griffier de betrokkene uit deze alsnog binnen een redelijke termijn over te leggen; verval van het recht tot beroep kan niet worden tegengeworpen indien het verzuim eerst is hersteld na het verstrijken van de termijn van beroep.

22: Procedures volgens artikel 18 van het EGA-verdrag

In de in artikel 18 van het EGA-Verdrag bedoelde gevallen wordt beroep bij het Hof ingesteld door middel van een verzoekschrift, dat aan de griffier wordt toegezonden. Het verzoekschrift moet inhouden de naam en woonplaats van de verzoeker en de hoedanigheid van de ondertekenaar, de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld, de tegenpartijen, het onderwerp van het geschil, de conclusies en een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen.

Het moet vergezeld gaan van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de bestreden beslissing van de arbitragecommissie.

Indien het Hof het beroep verwerpt, wordt de beslissing van de arbitragecommissie onherroepelijk.

Indien het Hof de beslissing van de arbitragecommissie vernietigt, kan de procedure, wanneer daartoe grond bestaat, op initiatief van een der partijen in het geding voor de arbitragecommissie worden hervat. Deze is aan de door het Hof besliste rechtsvragen gebonden.

23: Procedure voor prejudiciële beslissingen

In de in artikel 35, lid 1, van het EU-Verdrag, artikel 234 van het EG-Verdrag en artikel 150 van het EGA-Verdrag bedoelde gevallen wordt van de beslissing van de nationale rechterlijke instantie die de procedure schorst en een beroep doet op het Hof, aan het Hof kennis gegeven op initiatief van die instantie. De griffier van het Hof geeft van deze beslissing vervolgens kennis aan de betrokken partijen, de lidstaten en de Commissie, alsmede aan de Raad of de Europese Centrale Bank wanneer de handeling waarvan de geldigheid of de uitlegging wordt betwist, van deze beide uitgaat, en aan het Europees Parlement en de Raad wanneer de handeling waarvan de geldigheid of de uitlegging wordt betwist, door deze beide instellingen gezamenlijk is aangenomen.

Binnen twee maanden na deze laatste kennisgeving hebben de partijen, de lidstaten, de Commissie en, in voorkomend geval, het Europees Parlement, de Raad en de Europese Centrale Bank het recht bij het Hof memoriën of schriftelijke opmerkingen in te dienen.

In de in artikel 234 van het EG-Verdrag bedoelde gevallen wordt van de beslissing van de nationale rechterlijke instantie door de griffier van het Hof voorts kennis gegeven aan de staten - niet zijnde lidstaten - die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte alsmede aan de in die overeenkomst bedoelde Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, die binnen twee maanden na de kennisgeving bij het Hof memoriën of schriftelijke opmerkingen kunnen indienen wanneer de beslissing een van de toepassingsgebieden van de overeenkomst betreft.

24: Inlichtingen

Het Hof kan partijen verzoeken alle stukken over te leggen en alle inlichtingen te verstrekken welke het wenselijk acht. In geval van weigering neemt het Hof hiervan akte.

Het Hof kan eveneens aan de lidstaten en aan de instellingen die geen partij in het proces zijn, verzoeken alle inlichtingen te verstrekken welke het voor het proces nodig acht.

25: Deskundigenonderzoek

Het Hof is bevoegd te allen tijde een deskundigenonderzoek op te dragen aan personen, lichamen, bureaus, commissies of organen te zijner keuze.

26: Getuigen

Getuigen kunnen worden gehoord overeenkomstig de bepalingen die worden vastgesteld in het reglement voor de procesvoering.

27: Meineed, gebrekkige getuigen

Ten aanzien van gebrekige getuigen geniet het Hof dezelfde bevoegdheden als op dit gebied in de regel zijn toegekend aan gerechtshoven en rechtbanken, en kan het geldboeten opleggen, een en ander overeenkomstig de bepalingen die worden vastgesteld in het reglement voor de procesvoering.

28: Onder ede horen van getuigen en deskundigen

Getuigen en deskundigen kunnen onder ede worden gehoord volgens de in het reglement voor de procesvoering vastgestelde formule of op de wijze welke in de nationale wetgeving van de getuige of de deskundige is voorgeschreven.

29: Getuigenis op afstand

Het Hof kan bevelen dat een getuige of deskundige door de rechterlijke instantie van zijn woonplaats wordt gehoord.

Dit bevel wordt ter uitvoering gericht tot de bevoegde rechterlijke instantie overeenkomstig de bepalingen van het reglement voor de procesvoering. De stukken ter uitvoering van de rogatoire commissie worden op dezelfde wijze aan het Hof teruggezonden.

Het Hof draagt de kosten, doch kan deze eventueel ten laste van partijen brengen.

30: Bestraffing getuigen-eed door nationale rechtbanken

Elke lidstaat beschouwt iedere schending van de eed der getuigen en deskundigen als het overeenkomstige strafbare feit bedreven voor een nationale rechtbank die in burgerlijke zaken uitspraak doet. Op aangifte van het Hof vervolgt hij de daders van dit strafbare feit voor de bevoegde nationale rechterlijke instantie.

31: Openbare en gesloten zittingen

De zittingen zijn openbaar, tenzij het Hof ambtshalve of op verzoek van partijen om gewichtige redenen anders beslist.

32: Het horen van deskundigen, getuigen en partijen tijdens mondelinge behandeling

Tijdens de mondelinge behandeling kan het Hof de deskundigen, de getuigen alsook de partijen zelf, horen. Deze laatsten kunnen evenwel slechts pleiten bij monde van hun vertegenwoordiger.

33: Proces-verbaal van de zittingen

Van iedere zitting wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat door de president en de griffier wordt ondertekend.

34: Rol van de terechtzittingen

De rol der terechtzitting wordt door de president vastgesteld.

35: Beraadslagingen zijn geheim

De beraadslagingen van het Hof zijn en blijven geheim.

36: Arresten

De arresten zijn met redenen omkleed. Zij vermelden de namen van de rechters die hebben beslist.

37: Ondertekening en uitspraak arresten

De arresten worden ondertekend door de president en de griffier. Zij worden in openbare zitting uitgesproken.

38: Proceskosten

Het Hof geeft een beslissing ten aanzien van de proceskosten.

39: Summiere procedure

De president van het Hof kan in een summiere procedure, voorzover nodig afwijkend van sommige regels van dit statuut, welke wordt vastgesteld bij het reglement voor de procesvoering, uitspraak doen op conclusies strekkende ofwel tot verkrijging van de in artikel 242 van het EG-Verdrag en artikel 157 van het EGA-Verdrag bedoelde opschorting, ofwel tot toepassing van voorlopige maatregelen krachtens artikel 243 van het EG-Verdrag of artikel 158 van het EGA-Verdrag, ofwel tot schorsing van de gedwongen tenuitvoerlegging overeenkomstig artikel 256, vierde alinea, van het EG-Verdrag of artikel 164, derde alinea, van het EGA-Verdrag.

Bij verhindering van de president wordt deze door een andere rechter vervangen overeenkomstig de bepalingen van het reglement voor de procesvoering.

De door de president of zijn plaatsvervanger gegeven beschikking heeft slechts een voorlopig karakter en prejudicieert niet op de beslissing van het Hof ten principale.

40: Lidstaten en instellingen kunnen zich voegen in een aanhangig rechtsgeding

De lidstaten en de instellingen van de Gemeenschappen kunnen zich voegen in een voor het Hof aanhangig rechtsgeding.

Hetzelfde recht heeft elke andere persoon die aannemelijk maakt belang te hebben bij de beslissing van een voor het Hof aanhangig rechtsgeding, met uitzondering van de rechtsgedingen tussen lidstaten, tussen instellingen van de Gemeenschappen of tussen lidstaten enerzijds en instellingen van de Gemeenschappen anderzijds.

Onverminderd het bepaalde in de tweede alinea kunnen de staten - niet zijnde lidstaten - die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsmede de in die overeenkomst bedoelde Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, zich voegen in een voor het Hof aanhangig rechtsgeding, wanneer dit een der toepassingsgebieden van die overeenkomst betreft.

De conclusies van het verzoek tot voeging kunnen slechts strekken tot ondersteuning van de conclusies van een der partijen.

41: Schriftelijke conclusies door verwerende partij

Wanneer de verwerende partij, ofschoon regelmatig in het geding geroepen, nalaat schriftelijk conclusies in te dienen, wordt het arrest tegen haar bij verstek gewezen. Het arrest is vatbaar voor verzet binnen een maand na zijn betekening. Tenzij het Hof iets anders bepaalt, schorst het verzet de tenuitvoerlegging van het bij verstek gewezen arrest niet.

42: Derdenverzet tegen arresten

De lidstaten, de instellingen van de Gemeenschappen en alle andere natuurlijke of rechtspersonen kunnen, in de gevallen en overeenkomstig de bepalingen vast te stellen in het reglement voor de procesvoering, derdenverzet instellen tegen de arresten gewezen in rechtsgedingen waarin zij niet geroepen zijn geweest, indien hun rechten door deze arresten worden geschaad.

43: Duiding arresten

In geval van moeilijkheden aangaande de betekenis en de strekking van een arrest, heeft het Hof tot taak dit uit te leggen, op verzoek van een der partijen of van een instelling van de Gemeenschappen die haar belang terzake aannemelijk maakt.

44: Herziening arresten

Het Hof kan slechts om herziening van een arrest worden verzocht op grond van de ontdekking van een feit dat van beslissende invloed kan zijn en dat vóór de uitspraak van het arrest onbekend was aan het Hof en aan de partij die de herziening verzoekt.

De herzieningsprocedure begint met een arrest, waarbij het Hof, uitdrukkelijk het bestaan van een nieuw feit vaststellende en oordelende dat het grond tot herziening oplevert, uit dien hoofde het verzoek ontvankelijk verklaart.

Om herziening kan niet meer worden verzocht na verloop van tien jaar te rekenen vanaf de dagtekening van het arrest.

45: Termijnen wegens afstand, toeval en overmacht

In het reglement voor de procesvoering worden termijnen wegens afstand vastgesteld.

Verval van instantie wegens het verstrijken van een procestermijn kan niet worden tegengeworpen wanneer de betrokkene toeval of overmacht aantoont.

46: Verjaring van vorderingen tegen de Gemeenschappen

De vorderingen tegen de Gemeenschappen inzake niet-contractuele aansprakelijkheid verjaren vijf jaar na het feit dat tot deze vordering aanleiding heeft gegeven. De verjaring wordt gestuit hetzij door een bij het Hof ingesteld beroep, hetzij door een eerder gedaan verzoek, dat de benadeelde kan richten tot de bevoegde instelling van de Gemeenschappen. In het laatste geval moet het beroep worden ingesteld binnen de termijn van twee maanden, bepaald in artikel 230 van het EG-Verdrag en artikel 146 van het EGA-Verdrag; artikel 232, tweede alinea, van het EG-Verdrag, respectievelijk artikel 148, tweede alinea, van het EGA-Verdrag is van overeenkomstige toepassing.