Artikel 44: Minimumprijzen, invoerbepalingen

43
Artikel 44
45
  • 1. 
    Tijdens de overgangsperiode is het, voor zover de geleidelijke opheffing van de douanerechten en van de kwantitatieve beperkingen tussen de Lid-Staten kan leiden tot zodanige prijzen dat de in artikel 39 vastgestelde doeleinden in gevaar worden gebracht, aan elke Lid-Staat geoorloofd voor bepaalde produkten, op niet-discriminerende wijze en ter vervanging van de contingenten, in dier voege dat de in artikel 45, lid 2, bedoelde uitbreiding van de omvang van het handelsverkeer niet wordt belemmerd, een stelsel van minimumprijzen toe te passen beneden welke de invoer
    • hetzij tijdelijk kan worden geschorst of verminderd,
    • hetzij kan worden onderworpen aan de voorwaarde dat die invoer plaatsvindt tegen een hogere prijs dan de voor het betrokken produkt vastgestelde minimumprijs.

    In het tweede geval worden de minimumprijzen vastgesteld exclusief de douanerechten.

  • 2. 
    De minimumprijzen mogen geen vermindering van het tussen de Lid-Staten bij de inwerkingtreding van dit Verdrag bestaande handelsverkeer tot gevolg hebben, noch een beletsel vormen voor een geleidelijke uitbreiding van dit handelsverkeer. De minimumprijzen mogen niet zodanig worden toegepast, dat zij een beletsel vormen voor de ontwikkeling van een natuurlijke preferentie tussen de Lid-Staten.
  • 3. 
    Zodra dit Verdrag in werking is getreden, stelt de Raad op voorstel van de Commissie objectieve criteria vast voor de totstandkoming van stelsels van minimumprijzen en voor de vaststelling van deze prijzen.

    Deze criteria houden met name rekening met de gemiddelde nationale kostprijzen in de Lid-Staat welke de minimumprijs toepast, niet de positie der verschillende ondernemingen ten opzichte van die gemiddelde kostprijzen, alsook met de noodzaak zowel de geleidelijke verbetering van de bedrijfsvoering in de landbouw als de noodzakelijke aanpassing en specialisatie binnen de gemeenschappelijke markt te bevorderen.

    De Commissie stelt eveneens een procedure voor ter herziening dezer criteria ten einde rekening te houden met de technische vooruitgang en deze te bespoedigen, alsook om binnen de gemeenschappelijke markt de prijzen geleidelijk nader tot elkaar te brengen.

    Bedoelde criteria alsmede de herzieningsprocedure moeten in de loop van de eerste drie jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag door de Raad met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld.

  • 4. 
    Tot het tijdstip waarop het besluit van de Raad van kracht wordt, kunnen de Lid-Staten de minimumprijzen vaststellen, mits zij deze tevoren ter kennis brengen van de Commissie en van de overige Lid-Staten, ten einde hun gelegenheid te geven om hun opmerkingen te maken.

    Zodra de Raad zijn besluit heeft genomen, worden de minimumprijzen door de Lid-Staten vastgesteld op de grondslag van de overeenkomstig bovenstaande bepalingen vastgestelde criteria.

    Op voorstel van de Commissie kan de Raad de door de Lid-Staten genomen besluiten met gekwalificeerde meerderheid van stemmen herzien indien zij niet aan de aldus omschreven criteria voldoen.

  • 5. 
    Ingeval het voor bepaalde produkten nog niet mogelijk is geweest de bovengenoemde objectieve criteria vast te stellen, kan de Raad vanaf het begin der derde etappe met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie de op deze produkten toegepaste minimumprijzen wijzigen.
  • 6. 
    Aan het einde van de overgangsperiode wordt van de dan nog bestaande minimumprijzen een overzicht samengesteld. Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met een meerderheid van negen stemmen, gewogen als in de eerste alinea van artikel 148, lid 2 i, is bepaald, de regeling vast die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet worden toegepast.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Toelichting Nederlandse regering

Over andere systemen, zoals invoerkalenders, is geen enkele bepaling opgenomen. Dit betekent dus, dat op dit soort maatregelen conform artikel 38, lid 2 i de normale verdragsregels van toepassing zijn en zij geleidelijk moeten worden afgebroken (zie de artikelen 13, lid 2 i, en 33, lid 7 i).

2.

Algemene beschouwing

De geleidelijke afbraak der grensbelemmeringen gedurende de overgangsperiode kan op een bepaald ogenblik voor produkten, waarvoor nog geen Gemeenschapsregeling is ingevoerd; ten gevolge hebben, dat het nationale prijsbeleid in de landbouw geheel op losse schroeven wordt gezet. Ten einde de verstoringen in de landbouwmarkt, welke hiervan het gevolg kunnen zijn, te voorkomen, opent het Verdrag de mogelijkheid aan de Lid-Staten om, ter vervanging van de contingenten, over te gaan tot de instelling van minimumprijzen in het onderlinge handelsverkeer voor landbouwprodukten (artikel 44).

De instelling van minimumprijzen is dus in beginsel alleen mogelijk gedurende de overgangsperiode. Immers, aan het eind van de overgangsperiode zullen alle nationale regelingen en dus ook de nationale minimumprijsvoorschriften vervangen moeten zijn door Gemeenschapsregelingen. Niettemin kan zich de situatie voordoen, dat voor bepaalde produkten het nog niet mogelijk is gebleken vóór het einde van de overgangsperiode een dergelijke Gemeenschapsregeling in te voeren. In die omstandigheid zal de Raad op voorstel van de Commissie moeten beslissen wat ter zake dient te gebeuren. Ten einde in deze situatie de opheffing van de nog resterende minimumprijsvoorschriften te vergemakkelijken, is in lid 6 van artikel 44 bepaald, dat de Raad daarbij zal beslissen met een procedure, welke afwijkt van de normale gekwalificeerde meerderheid.

Bij deze beslissing vindt namelijk wel stemmenweging plaats conform artikel 148 i, doch de vereiste meerderheid is slechts 9 en niet, zoals gebruikelijk, 12 stemmen van de 17.

Ten einde te voorkomen, dat van deze bevoegdheid tot het instellen van minimumprijzen een te restrictief gebruik wordt gemaakt en dat de positie van de landbouwprodukten exporterende landen in de zich ontwikkelende Gemeenschappelijke Markt slechter wordt in plaats van beter, is in het Verdrag vastgelegd, dat de instelling van minimumprijzen niet zal mogen leiden tot een inkrimping van het bestaande handelsverkeer in de betrokken produkten; ook mag zij geen belemmering' vormen voor een uitbreiding van het handelsverkeer. De natuurlijke preferentie tussen de landen van de Gemeenschap moet zich kunnen ontwikkelen.

Voorts is in dit verband van belang, dat de Gemeenschap, in de gedachte van de geleidelijke vervanging van de nationale regelingen door Gemeenschapsregelingen, ook met dit systeem van minimumprijzen een geleidelijk groeiende bemoeienis krijgt. De wijze, waarop dit zal geschieden, is vastgelegd in de leden 3, 4 en 5 van artikel 44.

In lid 3 van artikel 44 wordt bepaald, dat de bemoeiingen van de Gemeenschap gebaseerd zullen moeten zijn op objectieve criteria. Zodra deze criteria door de Raad op voorstel van de Commissie zijn vastgesteld, moeten de Lid-Staten zich bij de bepaling der minimumprijzen hierop baseren. De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie bepaalde minimumprijzen herzien, indien deze niet zouden voldoen aan de overeengekomen criteria.

Deze criteria moeten binnen de termijn van 3 jaar door de Raad met unanimiteit worden vastgesteld. Helaas is het niet mogelijk gebleken deze unanimiteitsregel te doorbreken. Vooral van Franse zijde is aan deze unanimiteit hardnekkig vastgehouden, vooral op grond van de overweging, dat deze vaststelling eigenlijk reeds vóór de ondertekening van het Verdrag had dienen te geschieden. Dit was door tijdgebrek evenwel onuitvoerbaar.

De situatie kan zich daarom voordoen, dat ook na 3 jaar nog geen criteria zijn overeengekomen en er dus geen grondslag is voor de Gemeenschap om zo nodig in te grijpen. Zolang deze situatie bestaat, zijn de Lid-Staten slechts verplicht de Commissie en de overige landen van de Gemeenschap tevoren in te lichten omtrent de instelling van bepaalde minimumprijzen, ten einde deze de gelegenheid te verschaffen tot het maken van opmerkingen.

Deze op zich zelf dus naar de mening van de Nederlandse Regering onbevredigende situatie kan maximaal gedurende de eerste twee etappes bestaan. Vanaf het begin van de derde etappe zal, ook wanneer geen akkoord is bereikt over de criteria, de Raad met gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie kunnen besluiten tot het wijzigen van bepaalde minimumprijzen.