Bestrijding luchtvervuiling
Eén van de meest spectaculaire successen van het EU-beleid naast de totstandbrenging van de interne markt, is ongetwijfeld het doorvoeren van strenge Europabrede milieunormen. Het bestrijden van luchtverontreiniging is één van de oudste aspecten van het Europees milieubeleid. Nederlanders in het Europees Parlement hebben zich altijd bijzonder actief getoond op dit gebied, en hebben hun stempel gedrukt op het EU-wetgevingsproces.
De normen voor luchtkwaliteit zijn de afgelopen dertig jaar drastisch verscherpt in alle lidstaten van de Europese Unie. Toch blijft de Europese Unie de normen aanscherpen, mede omdat het sterk toegenomen verkeer zorgt voor een almaar groeiende uitstoot.
Inhoudsopgave van deze pagina:

In juni 2003 diende Alexander de Roo (GroenLinks) een verslag in om het zwavelgehalte in scheepsbrandstoffen te verlagen. De meest gebruikte brandstof van schepen is bunkerolie, een restproduct van olieraffinage met een hoge concentratie schadelijke stoffen. Scherpere normen voor dergelijke brandstoffen zijn belangrijk, omdat de zeescheepvaart een aanzienlijke bijdrage levert aan de luchtvervuiling boven land.
In dit rapport pleit De Roo voor een maximaal zwavelgehalte vanaf eind 2008 van maximaal een 0,5 procent van de massa van de brandstof (thans nog 2,7 procent). Deze limiet zal gelden voor schepen uit lidstaten die varen op de Oostzee, de Noordzee en het Kanaal. Lidstaten aan deze wateren moeten ervoor zorgen dat er voldoende hoeveelheden brandstof beschikbaar zijn die aan deze limiet voldoen. Vanaf 2013 moeten ook de overige lidstaten ervoor zorgen dat schepen (dus ook schepen van buiten de Europese Unie) op hun wateren schone brandstof gebruiken. Ook voorziet het rapport in strenge normen voor handhaving van de normen.

In april 1999 en maart en september 2001 diende Ria Oomen-Ruijten (CDA) verslagen in over een richtlijn inzake de beperking van emissies van verontreinigende stoffen uit grote stookinstallaties.
In de EU waren in 1999 ongeveer tweeduizend grote stookinstallaties (installaties met een thermisch vermogen van 50 megawatt of meer), voor de opwekking van elektriciteit en voor vermogensgeneratie in de industrie bij de productie van chemicaliën. De vrijkomende zwavel- en stikstofdioxide zorgt voor grensoverschrijdende luchtvervuiling.
Tijdens langdurige onderhandelingen tussen het Europees Parlement en de Europese milieuministers is een forse verscherping van de uitstootnormen voor zwavel overeengekomen, terwijl ook een strenge uitstootbeperking van stikstofoxiden trapsgewijs zal worden ingevoerd. De nieuwe regelgeving zal pas vanaf 2016 volledig van toepassing zijn op alle centrales, om de industrie kans te geven de noodzakelijke technische aanpassingen te ontwikkelen.

In april 1999 en november 2000 diende Hans Blokland (ChristenUnie) verslagen in over een Europese richtlijn voor afvalverbranding, waarmee de volksgezondheid beschermd moet worden tegen (onder meer) de uitstoot van dioxines.
De rapporten van Blokland resulteerden onder meer in de verplichting voor grote afvalbedrijven om een jaarverslag te publiceren, met daarin informatie over de uitstoot. Voor cementovens komen aparte normen, evenals voor de verbranding van plantaardig afval, radioactief afval en karkassen van dieren. Verder pleitte Blokland voor opname van technische begrenzingen van de hoeveelheid zware metalen in afvalwater. Ook werden in het rapport grenzen gesteld aan waterstofchloride en -fluoride, ammoniak, en de pH-waarde (zuurgraad) van het afvalwater.
Alexander de Roo (GroenLinks) diende in april 2004 een verslag in over de projectmechanismen van het Protocol van Kyoto (bestrijding van klimaatverandering), waarmee de handel in broeikasgas-emissierechten geregeld wordt.
In De Roo's rapport werden onder meer spelregels vastgesteld voor het bereiken van broeikasgas-reducties in Oost-Europa (de zogenaamde 'Joint Implementation') en in de Derde Wereld ('Clean Development Mechanism'), en de wijze waarop de aanleg van bossen mag meetellen in de CO2-reductieverplichtingen. Verder werd bepaald dat lidstaten de aanleg van grote waterkrachtcentrales niet mogen meewegen in de klimaatafspraken, omdat deze vaak negatieve sociale of milieugevolgen hebben.
Hans Blokland (ChristenUnie) was in 2002 rapporteur voor advies inzake de invoering van de handel in broeikasgas-emissierechten. Hij pleitte voor duidelijkheid inzake rechten en plichten; met het oog op haalbaarheid voor het bedrijfsleven en vrije concurrentiedoelstellingen. Blokland betreurde dat geen overeenkomst bestond over de toewijzing van rechten na 2008.