Niet gestelde en dus onbeantwoorde vragen

vrijdag 12 juni 2020, column van Prof.Dr. Bert van den Braak i

Op 2 juni jl. nam de Tweede Kamer drie wetsvoorstellen in eerste lezing aan tot wijziging van de Grondwet. Het wetsvoorstel over het vervallen van uitgewerkte additionele artikelen is een formaliteit. Belangrijker zijn die over herziening van de procedure voor grondwetswijziging en over instelling van een door Nederlanders in het buitenland te kiezen kiescollege, dat vervolgens Eerste Kamerleden mag kiezen. Misschien is dat alles opmaat van uitwerking van de voorstellen van de Staatscommissie parlementair stelsel i (Staatscommissie-Remkes), al hadden de drie aangenomen voorstellen daar feitelijk weinig mee te maken. Moet het echte debat misschien nog beginnen? Het valt te hopen.

Beide Kamers hebben al wel gedebatteerd over de voorstellen van de Staatscommissie. De Tweede Kamer deed dat op 21 januari in commissieverband en de Eerste Kamer voerde op 4 februari een plenair debat, dat werd afgerond met stemmingen over moties. Het debat in de Tweede Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blonk niet uit door diepgravendheid en kwaliteit, al waren er verschillen tussen fracties. De voor het debat uitgetrokken tijd was sowieso kort, maar enkele Kamerleden bereden vooral hun eigen stokpaardjes. Nu mag dat tot op zekere hoogte wel en passen pleidooien voor verlaging van de kiesrechtleeftijd naar zestien jaar, voor het bindend correctief referendum en voor of tegen rechterlijke toetsing best in zo'n overleg. Wezenlijke vragen werden echter nauwelijks gesteld, laat staan beantwoord.

In het debat in de Eerste Kamer was dat beter, vooral omdat er veel meer tijd was uitgetrokken. Hier werd vrij fundamenteel gesproken over uiteenlopende onderwerpen. Ook hier kozen leden soms voor een eigen invalshoek. Cliteur i (FVD) ging bijvoorbeeld in op de rol van de rechter en constitutionele toetsing, Kox i (SP) onder meer op het terugzendrecht, Dittrich i (D66) op burgerparticipatie, Van Hattem i (PVV) op het bestaansrecht van de Eerste Kamer en Vos i (PvdA) op het afhaken van groepen burgers bij het democratische proces.

Hoewel het rapport van de Staatscommissie mede gaat over de Eerste Kamer en instelling van de commissie voortkwam uit een wens van die Kamer, zou je toch verwachten dat de Tweede Kamer zich fundamenteler - en plenair - met zo'n belangrijk rapport zou bezighouden. In het verleden deed de Tweede Kamer dat wel, bijvoorbeeld over de Nota Grondwetsherziening van het kabinet-Den Uyl i en bij de voorstellen van de commissie-De Koning i in de jaren negentig. Opmerkelijk genoeg sprak de Eerste Kamer in 1975 ook over de Grondwetsnota, maar zij deed dat pas na het Tweede Kamerdebat. In 2007 liet de Tweede Kamer wel bespreking aan zich voorbij gaan van een notitie van minister Peper i over de positie van de Eerste Kamer. Toen was er alleen in de Senaat een debat. Gelet op de gang van zaken bij het rapport van de Staatscommissie vraag je je af of er inmiddels sprake is van een structureel gebrek aan belangstelling.

Nu zit er nog meer aan beleid en wetgeving in de pijplijn (bindend correctief referendum, kiesstelsel Eerste Kamer, regionalisering of versterking individueel mandaat bij Tweede Kamerverkiezingen). Dus wellicht komt er nog een fundamenteel debat. Misschien kunnen dan deze vragen eens worden beantwoord:

Hoe kan zowel recht worden gedaan aan bewaking van de kwaliteit van de wetgeving als aan het politieke primaat van de Tweede Kamer? Is het verdedigbaar dat de indirect gekozen Eerste Kamer het uiteindelijke politieke oordeel geeft over wetsvoorstellen, die voor de rechtstreeks gekozen Tweede Kamer aanvaardbaar waren? Zijn getrapte verkiezingen nog wel van deze tijd? Is het wenselijk dat kiezers met één stem feitelijk twee totaal verschillende keuzes moeten maken? Voorts zouden de vragen kunnen worden gesteld: is het echt noodzakelijk dat kiezers zich over alle voorstellen tot grondwetsherziening uitspreken, ook als het gaat om voorstellen die niet of nauwelijks omstreden zijn (denk aan het laten vervallen van additionele artikelen of modernisering van het artikel over het briefgeheim). Maar als je vindt dat kiezers zich moeten kunnen uitspreken, voldoet de huidige methode dan? Geeft een stem op een partij duidelijkheid over hoe kiezers oordelen over grondwetswijziging(en), zeker als het gaat om nogal uiteenlopende voorstellen?1) Of moet er iets anders worden bedacht?

Het wachten is op de antwoorden, maar meer nog op de vragen.