Artikel I-59: Vrijwillige terugtrekking uit de Unie

I-58
Artikel I-59
II-1
  • 1. 
    Elke lidstaat kan, overeenkomstig zijn grondwettelijke regels, besluiten zich uit de Europese Unie terug te trekken.
  • 2. 
    De lidstaat die besluit zich terug te trekken, geeft kennis van zijn voornemen aan de Europese Raad, die zich met deze kennisgeving belast. In het licht van de richtsnoeren van de Europese Raad sluit de Unie via onderhandelingen met deze staat een overeenkomst over de voorwaarden voor zijn terugtrekking, waarbij rekening wordt gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van die staat met de Unie. Deze overeenkomst wordt namens de Unie door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, gesloten.

    De vertegenwoordiger van de lidstaat die zich terugtrekt neemt niet deel aan de beraadslagingen of de besluitvorming van de Europese Raad en de Raad die hem betreffen.

  • 3. 
    Deze Grondwet is niet meer op de betrokken staat van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de terugtrekkingsovereenkomst of, bij gebreke daarvan, twee jaar na de in lid 2 bedoelde kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van de betrokken lidstaat tot verlenging van deze termijn besluit.
  • 4. 
    Indien een lidstaat die zich uit de Unie heeft teruggetrokken opnieuw om het lidmaatschap verzoekt, wordt dat verzoek onderworpen aan de procedure van artikel I-57 i.
 

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Ontwikkeling artikel

1984

Elke democratische Europese Staat kan verzoeken lid van de Unie te worden. De toetredingsvoorwaarden en de hieruit voortvloeiende aanpassingen worden neergelegd in een verdrag tussen de Unie en de aspirant-Lid-Staat, dat wordt gesloten overeenkomstig de procedure van artikel 65 i van dit Verdrag.

Een toetredingsverdrag dat een herziening van dit Verdrag behelst kan slechts worden gesloten nadat de in artikel 84 i bedoelde herzieningsprocedure is gevolgd.

1994

Elke Europese staat waarvan de instellingen en het regeringsstelsel op democratische beginselen van een rechtsstaat zijn gegrondvest, die de fundamentele mensenrechten, de rechten van minderheden en het internationaal recht eerbiedigt en zich ertoe verbindt de communautaire verworvenheden over te nemen, kan verzoeken lid te worden van de Unie.

De toetredingsvoorwaarden worden vastgelegd in een verdrag tussen de Unie en het kandidaatland. Dit verdrag wordt goedgekeurd bij constitutionele wet.

2003
  • 1. 
    Elke lidstaat kan, met inachtneming van zijn interne grondwettelijke regels, besluiten zich uit de Europese Unie terug te trekken.
  • 2. 
    De lidstaat die besluit zich terug te trekken, stelt de Raad in kennis van zijn voornemen. Onmiddellijk na deze kennisgeving sluit de Unie via onderhandelingen met deze staat een overeenkomst over de voorwaarden voor zijn terugtrekking, waarbij rekening wordt gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van die staat met de Unie. Deze overeenkomst wordt namens de Unie door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen na instemming van het Europees Parlement gesloten. De lidstaat die zich terugtrekt neemt niet deel aan de beraadslagingen of de besluitvorming van de Raad die hem betreffen.
  • 3. 
    Deze Grondwet is niet meer op de betreffende lidstaat van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de terugtrekkingsovereenkomst of, bij gebreke daarvan, twee jaar na de in lid 2 bedoelde kennisgeving.

2.

Toelichting

Deze bepaling komt niet voor in de huidige verdragen. Zij bevat de procedure die moet worden gevolgd ingeval een lidstaat zou besluiten zich uit de Europese Unie terug te trekken. De in deze bepaling gevolgde procedure is gedeeltelijk gebaseerd op het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht.

De Conventie wordt gewezen op de volgende drie punten:

  • alhoewel het wenselijk is dat tussen de Unie en de staat die zich terugtrekt een overeenkomst wordt gesloten over de voorwaarden voor de terugtrekking en over hun toekomstige betrekkingen, werd erop gewezen dat die overeenkomst geen voorwaarde voor de terugtrekking mag vormen omdat het concept van de vrijwillige terugtrekking anders wordt uitgehold;
  • de juridische gevolgen van de terugtrekking ingeval er geen overeenkomst tussen de Unie en de zich terugtrekkende staat zou zijn, moeten worden bestudeerd; er kunnen in voorkomend geval bepalingen betreffende deze kwestie aan dit artikel worden toegevoegd;
  • de besluitvormingsprocedures voor de sluiting van een terugtrekkingsovereenkomst (en vooral de manier van stemming in de Raad) vergen nadere bestudering. De tekst voorziet in gekwalificeerde meerderheid in de Raad. Een andere oplossing kan er evenwel in bestaan een stemregel aan te nemen die overeenstemt met de materiële inhoud van de overeenkomst. Het is waarschijnlijk dat, indien deze terugtrekkingsclausule thans van kracht zou zijn, het besluit van de Raad eenparigheid van stemmen zou vereisen.
2003
  • 1. 
    Elke lidstaat kan, overeenkomstig zijn grondwettelijke regels, besluiten zich uit de Europese Unie terug te trekken.
  • 2. 
    De lidstaat die besluit zich terug te trekken, geeft kennis van zijn voornemen aan de Europese Raad, die zich met deze kennisgeving belast. In het licht van de richtsnoeren van de Europese Raad sluit de Unie via onderhandelingen met deze staat een overeenkomst over de voorwaarden voor zijn terugtrekking, waarbij rekening wordt gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van die staat met de Unie. Deze overeenkomst wordt namens de Unie door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, gesloten.

    De vertegenwoordiger van de lidstaat die zich terugtrekt neemt niet deel aan de beraadslagingen of de besluitvorming van de Europese Raad en de Raad die hem betreffen.

  • 3. 
    Deze Grondwet is niet meer op de betrokken staat van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de terugtrekkingsovereenkomst of, bij gebreke daarvan, twee jaar na de in lid 2 bedoelde kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van de betrokken lidstaat tot verlenging van deze termijn besluit.
  • 4. 
    Indien een lidstaat die zich uit de Unie heeft teruggetrokken opnieuw om het lidmaatschap verzoekt, wordt dat verzoek onderworpen aan de procedure van artikel I-57 i.
2003
  • 1. 
    Elke lidstaat kan, overeenkomstig zijn grondwettelijke regels besluiten zich uit de Europese Unie terug te trekken.
  • 2. 
    De lidstaat die besluit zich terug te trekken, geeft kennis van zijn voornemen aan de Europese Raad, die deze kennisgeving in behandeling neemt. In het licht van de richtsnoeren van de Europese Raad sluit de Unie via onderhandelingen met deze staat een overeenkomst over de voorwaarden voor zijn terugtrekking, waarbij rekening wordt gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van die staat met de Unie. Deze overeenkomst wordt namens de Unie door de Raad van Ministers met gekwalificeerde meerderheid van stemmen gesloten, na goedkeuring door het Europees Parlement.

    De vertegenwoordiger van de lidstaat die zich terugtrekt, neemt niet deel aan de beraadslagingen of de besluitvorming van de Europese Raad en de Raad van Ministers die hem betreffen.

  • 3. 
    De Grondwet is niet meer op de betrokken staat van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de terugtrekkingsovereenkomst of, bij gebreke daarvan, twee jaar na de in lid 2 bedoelde kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van de betrokken lidstaat tot verlenging van deze termijn besluit.
  • 4. 
    Indien een lidstaat die zich uit de Unie heeft teruggetrokken opnieuw om het lidmaatschap verzoekt, is op zijn verzoek de procedure van artikel I-57 i van toepassing.
2003
  • 1. 
    Iedere lidstaat kan overeenkomstig zijn grondwettelijke regels besluiten zich uit de Europese Unie terug te trekken.
  • 2. 
    De lidstaat die besluit zich terug te trekken, geeft kennis van zijn voornemen aan de Europese Raad. In het licht van de richtsnoeren van de Europese Raad sluit de Unie met deze staat een overeenkomst over de voorwaarden voor zijn terugtrekking, waarbij rekening wordt gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van die staat met de Unie. Over deze overeenkomst wordt overeenkomstig artikel III-227 i, lid 3, onderhandeld. De overeenkomst wordt door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen gesloten, na goedkeuring door het Europees Parlement.
  • 3. 
    De Grondwet is niet meer op de betrokken staat van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de terugtrekkingsovereenkomst of, bij gebreke daarvan, twee jaar na de in lid 2 bedoelde kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van de betrokken lidstaat met eenparigheid van stemmen tot verlenging van deze termijn besluit.

3 bis. Voor de toepassing van de leden 2 en 3 nemen het lid van de Europese Raad en het lid van de Raad die de zich terugtrekkende lidstaat vertegenwoordigen, niet deel aan de beraadslagingen of aan de Europese besluiten van de Europese Raad en van de Raad die hem betreffen.

De gekwalificeerde meerderheid wordt gevormd door ten minste 72% van de vertegenwoordigers van de aan de stemming deelnemende lidstaten in de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste 65% uitmaakt van de totale bevolking van die staten. [*]

  • 4. 
    Indien een lidstaat die zich uit de Unie heeft teruggetrokken, opnieuw om het lidmaatschap verzoekt, is op zijn verzoek de procedure van artikel I-57 i van toepassing.

 

Voetnoot [*] bij lid 3 bis, tweede paragraaf

Het secretariaat van de IGC heeft aanpassingen aangebracht (document CIG 86/04) in artikelen waar sprake is van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, in de gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben, en nam hierbij de gecursiveerde tekst op blz. 7 van doc. CIG 85/04 al leidraad. Deze tekst luidde:

Gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben:

In gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben (bv. nauwere samenwerking of eurozone), zullen de bepalingen van de grondwet die specifiek de gekwalificeerde meerderheid in dergelijke gevallen definiëren, worden aangepast. Die aanpassing zal bestaan in het invoegen in deze bepalingen van de in artikel I-24 i , leden 1 en 2, genoemde percentages, zodat ze slechts van toepassing zijn op leden van de Raad die stemrecht hebben en op de bevolking van de lidstaten die zij vertegenwoordigen. Wat de aanpassing van het cijfer in de tweede alinea van lid 1 betreft, zal het aantal leden van de Raad het minimumaantal zijn dat op grond van het bevolkingscriterium een blokkerende minderheid kan vormen, plus één.

De aanvankelijke tekst van de laatste twee alinea's van lid 3 bis (document CIG 50/03) luidde:

Voor de toepassing van de leden 2 en 3 nemen het lid van de Europese Raad en het lid van de Raad die de zich terugtrekkende lidstaat vertegenwoordigen, niet deel aan de beraadslagingen of aan de Europese besluiten van de Europese Raad en van de Raad die hem betreffen.

De gekwalificeerde meerderheid wordt gevormd door een tweederde meerderheid van de vertegenwoordigers van de aan de stemming deelnemende lidstaten in de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste drievijfde uitmaakt van de totale bevolking van de staten die aan de stemming deelnemen.

Noot bij lid 3 bis (document CIG 50/03, de bovenste van de twee cursieve alinea's hierboven):

De Groep juridische deskundigen van de IGC is van oordeel dat deze alinea vraagt om een overgangsbepaling met een definitie van gekwalificeerde meerderheid vóór 9 november 2009, welke bepaling zou moeten worden opgenomen in één "Protocol betreffende de overgangsbepalingen i" dat genoemd wordt in de voetnoot [bij artikel I-19] (zie bij wijze van voorbeeld de tekst van de juridische adviseur op blz. 33 van Addendum 1 bij dit document).

In verband met de overbrenging van deze overgangsbepaling naar het protocol betreffende de overgangsbepalingen, die door alle andere delegaties is goedgekeurd, rijzen echter voor de Spaanse en de Poolse delegatie i vragen in verband met politieke opportuniteit. De groep vindt dat deze overbrenging moet plaatsvinden voorzover deze vragen worden opgelost.

2004
  • 1. 
    Een lidstaat kan overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen besluiten zich uit de Unie terug te trekken.
  • 2. 
    De lidstaat die besluit zich terug te trekken, geeft kennis van zijn voornemen aan de Europese Raad. In het licht van de richtsnoeren van de Europese Raad sluit de Unie na onderhandelingen met deze staat een akkoord over de voorwaarden voor zijn terugtrekking, waarbij rekening wordt gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van die staat met de Unie. Over dat akkoord wordt overeenkomstig artikel III-325 i, lid 3, onderhandeld. Het akkoord wordt namens de Unie gesloten door de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, na goedkeuring door het Europees Parlement.
  • 3. 
    De Grondwet is niet meer van toepassing op de betrokken staat met ingang van de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na de in lid 2 bedoelde kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van de betrokken lidstaat met eenparigheid van stemmen tot verlenging van deze termijn besluit.
  • 4. 
    Voor de toepassing van de leden 2 en 3 nemen het lid van de Europese Raad en het lid van de Raad die de zich terugtrekkende lidstaat vertegenwoordigen, niet deel aan de beraadslagingen of aan de Europese besluiten van de Europese Raad en van de Raad die hem betreffen.

    Onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt verstaan ten minste 72% van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van die staten.

  • 5. 
    Indien een lidstaat die zich uit de Unie heeft teruggetrokken, opnieuw om het lidmaatschap verzoekt, is op zijn verzoek de procedure van artikel I-58 i van toepassing.