Titel II - De grondrechten en het burgerschap van de Unie

Inhoudsopgave van deze pagina:

I-7: De grondrechten

  • 1. 
    De Unie erkent de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Unie, dat Deel II vormt.
  • 2. 
    De Unie treedt toe tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Deze toetreding laat de bevoegdheden van de Unie, zoals in de Grondwet bepaald, onveranderd.
  • 3. 
    De grondrechten, die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en die voortvloeien uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten, maken als algemene beginselen deel uit van het recht van de Unie.

Verklaring voor de slotakte ad artikel I-7 lid 2 [*]

De Conferentie is het er over eens dat bij de toetreding van de Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens de specifieke kenmerken van het recht van de Unie intact moeten blijven. In dit verband neemt de Unie nota van het bestaan van een regelmatige dialoog tussen het Hof van Justitie van de Europese Unie en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens; deze dialoog zou kunnen worden versterkt wanneer de Europese Unie toetreedt tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.

 

 

Zie ook het Protocol:

 

I-8: Het burgerschap van de Unie

  • 1. 
    Eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit, is burger van de Unie. Het burgerschap van de Unie staat naast het nationale burgerschap en treedt niet in de plaats daarvan.
  • 2. 
    De burgers van de Unie genieten de rechten en hebben de plichten die in de Grondwet zijn neergelegd. Zij hebben:
    • a) 
      het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven;
    • b) 
      het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement en bij de gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waarin zij verblijven, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat;
    • c) 
      het recht om op het grondgebied van een derde land waarin de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, niet vertegenwoordigd is, de bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties van iedere andere lidstaat te genieten onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat;
    • d) 
      het recht om verzoekschriften tot het Europees Parlement te richten, zich tot de Europese ombudsman te wenden, alsook zich in een van de officiële talen van de Grondwet tot de instellingen en de adviesorganen van de Unie te richten en in die taal antwoord te krijgen.