Artikel I-37: Gemeenschappelijke beginselen betreffende de rechtshandelingen van de Unie

I-36
Artikel I-37
I-38
  • 1. 
    Wanneer de Grondwet niet bepaalt welk soort handeling moet worden vastgesteld, maken de instellingen zelf per afzonderlijk geval een keuze, met inachtneming van de toepasselijke procedures en van het artikel I-9 i neergelegde evenredigheidsbeginsel.
  • 2. 
    De rechtshandelingen worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen, initiatieven, aanbevelingen, verzoeken of adviezen waarin de Grondwet voorziet.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    Behoudens andersluidende bepaling in de grondwet, besluiten de instellingen, met eerbiediging van de toepasselijke procedures, welk soort van rechtsinstrument in elk afzonderlijk geval overeenkomstig het in artikel 8 i neergelegde evenredigheidsbeginsel wordt aangenomen.
  • 2. 
    De Europese wetten, de Europese kaderwetten, de Europese verordeningen en de Europese besluiten worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen of de adviezen waarin deze grondwet voorziet.

2.

Toelichting

Het is nuttig in dit verband het evenredigheidsbeginsel in herinnering te brengen, want dat vormt het criterium voor de keuze van het instrument. De vraag op welke wijze besloten wordt over de intensiteit van het optreden van de Unie, dient op transparante wijze te worden beantwoord.

Het tweede lid komt overeen met het huidige artikel 253 VEG.

Voetnoot bij de toelichting:

Artikel 253 luidt als volgt: "De verordeningen, richtlijnen en beschikkingen die door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk worden aangenomen, en de verordeningen, richtlijnen en beschikkingen van de Raad of van de Commissie worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen of adviezen welke krachtens dit Verdrag moeten worden gevraagd".

2003
  • 1. 
    Tenzij de Grondwet in een specifieke handeling voorziet, besluiten de instellingen, met inachtneming van de toepasselijke procedures, welk soort handeling in elk afzonderlijk geval overeenkomstig het in artikel I-9 i neergelegde evenredigheidsbeginsel wordt vastgesteld.
  • 2. 
    De Europese wetten, de Europese kaderwetten, de Europese verordeningen en de Europese besluiten worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen of de adviezen waarin deze Grondwet voorziet.
2003
  • 1. 
    Tenzij de Grondwet in een specifieke handeling voorziet, besluiten de instellingen, met inachtneming van de toepasselijke procedures, welk soort handeling in elk afzonderlijk geval overeenkomstig het in artikel I-9 i neergelegde evenredigheidsbeginsel wordt vastgesteld.
  • 2. 
    De Europese wetten, de Europese kaderwetten, de Europese verordeningen en de Europese besluiten worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen of de adviezen waarin deze Grondwet voorziet.
2003
  • 1. 
    Wanneer de Grondwet niet bepaalt welk soort handeling moet worden vastgesteld, maken de instellingen zelf per afzonderlijk geval een keuze, met inachtneming van de toepasselijke procedures en van het artikel I-9 i neergelegde evenredigheidsbeginsel.
  • 2. 
    De rechtshandelingen worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen, initiatieven, aanbevelingen, verzoeken of adviezen waarin de Grondwet voorziet.
2004
  • 1. 
    Wanneer de Grondwet niet bepaalt welk soort van handeling moet worden vastgesteld, maken de instellingen zelf per afzonderlijk geval een keuze, met inachtneming van de toepasselijke procedures en van het in artikel I-11 i neergelegde evenredigheidsbeginsel.
  • 2. 
    Rechtshandelingen worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen, initiatieven, aanbevelingen, verzoeken of adviezen waarin de Grondwet voorziet.