Artikel II-10: De vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst

II-9
Artikel II-10
II-11
  • 1. 
    Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Dit recht omvat tevens de vrijheid, te veranderen van godsdienst en overtuiging, en de vrijheid, hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé, zijn godsdienst te belijden of zijn overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in de praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.
  • 2. 
    Het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren wordt erkend volgens de nationale wetten die de uitoefening van dit recht beheersen.

 

Toelichting

Het in lid 1 gewaarborgde recht correspondeert met het recht dat wordt gewaarborgd in artikel 9 van het EVRM en heeft overeenkomstig artikel 52, lid 3, dezelfde inhoud en reikwijdte. Derhalve moet in geval van beperkingen lid 2 van artikel 9 in acht worden genomen, dat als volgt luidt:

"De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.".

Het in lid 2 gewaarborgde recht beantwoordt aan de nationale constitutionele tradities en aan de ontwikkeling van de nationale wetgevingen ter zake.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Ontwikkeling artikel

1994

De vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst is een gegarandeerd recht.

Het recht van gewetensbezwaarden om militaire dienst te weigeren wordt gewaarborgd; uitoefening van dit recht mag niet tot discriminatie leiden.

2003
  • 1. 
    Eenieder heeft recht op vr ijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé, zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.
  • 2. 
    Het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren wordt erkend volgens de nationale wetten die de uitoefening van dit recht beheersen.

2.

Toelichting

Het in lid 1 gewaarborgde recht correspondeert met het recht dat wordt gewaarborgd in artikel 9 van het EVRM en heeft overeenkomstig artikel 52, lid 3, dezelfde inhoud en reikwijdte. Derhalve moet in geval van beperkingen lid 2 van artikel 9 in acht worden genomen, dat als volgt luidt: "De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.".

Het in lid 2 gewaarborgde recht beantwoordt aan de nationale constitutionele tradities en aan de ontwikkeling van de nationale wetgevingen ter zake.

2003
  • 1. 
    Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Dit recht omvat tevens de vrijheid, van godsdienst en overtuiging te veranderen, en de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé, zijn godsdienst te belijden of zijn overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in de praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.
  • 2. 
    Het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren wordt erkend volgens de nationale wetten die de uitoefening van dit recht beheersen.
2003
  • 1. 
    Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Dit recht omvat tevens de vrijheid, te veranderen van godsdienst en overtuiging, en de vrijheid, hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé, zijn godsdienst te belijden of zijn overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in de praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.
  • 2. 
    Het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren wordt erkend volgens de nationale wetten die de uitoefening van dit recht beheersen.

 

Toelichting

Het in lid 1 gewaarborgde recht correspondeert met het recht dat wordt gewaarborgd in artikel 9 van het EVRM en heeft overeenkomstig artikel 52, lid 3, dezelfde inhoud en reikwijdte. Derhalve moet in geval van beperkingen lid 2 van artikel 9 in acht worden genomen, dat als volgt luidt:

"De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.".

Het in lid 2 gewaarborgde recht beantwoordt aan de nationale constitutionele tradities en aan de ontwikkeling van de nationale wetgevingen ter zake.

2004
  • 1. 
    Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst en overtuiging te veranderen en de vrijheid, hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé, zijn godsdienst te belijden of zijn overtuiging tot uit drukking te brengen in erediensten, in onderricht, in de praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.
  • 2. 
    Het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren wordt erkend volgens de nationale wetten die de uitoefening van dit recht beheersen.