Artikel II-34: Sociale zekerheid en sociale bijstand

II-33
Artikel II-34
II-35
  • 1. 
    De Europese Unie erkent en eerbiedigt onder de door het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden het recht op toegang tot socialezekerheidsvoorzieningen en sociale diensten die bescherming bieden in omstandigheden zoals moederschap, ziekte, arbeidsongevallen, afhankelijkheid of ouderdom, alsmede bij verlies van arbeid.
  • 2. 
    Eenieder die legaal in de Unie verblijft en zich daar legaal verplaatst, heeft recht op socialezekerheidsvoorzieningen en sociale voordelen overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken.
  • 3. 
    Om sociale uitsluiting en armoede te bestrijden, erkent en eerbiedigt de Unie het recht op sociale bijstand en op bijstand voor huisvesting, teneinde eenieder die niet over voldoende middelen beschikt, onder de door het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden een waardig bestaan te verzekeren.

 

Toelichting

Het beginsel dat in artikel 34, lid 1, is neergelegd, steunt op de artikelen 137 en 140 VEG, nu vervangen door de artikelen [III-104 i en III-107] i, en op artikel 12 van het Europees Sociaal Handvest en punt 10 van het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werknemers. Het moet worden geëerbiedigd door de Unie wanneer zij de bevoegdheden uitoefent die haar bij de artikelen [III-104 en III-107] van de Grondwet zijn verleend.

De vermelding van sociale diensten heeft betrekking op de gevallen waarin dergelijke diensten zijn ingesteld om een aantal voorzieningen te waarborgen, maar impliceert geenszins dat die diensten moeten worden ingesteld wanneer zij niet bestaan. Onder moederschap moet hetzelfde worden begrepen als in het voorgaande artikel i.

Lid 2 is gebaseerd op de artikelen 12, lid 4, en 13, lid 4, van het Europees Sociaal Handvest en op punt 2 van het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werknemers en is een afspiegeling van de voorschriften die voortvloeien uit Verordening nr. 1408/71 en Verordening nr. 1612/68.

Lid 3 is geïnspireerd op artikel 13 van het Europees Sociaal Handvest en de artikelen 30 en 31 van het herzien Europees Sociaal Handvest en op punt 10 van het Gemeenschapshandvest. Het moet door de Unie worden geëerbiedigd in het kader van het beleid dat gebaseerd is op artikel [III-104] i van de Grondwet.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Ontwikkeling artikel

1994
  • a) 
    Eenieder heeft het recht aanspraak te maken op maatregelen die zijn gezondheid ten goede komen.
  • b) 
    Eenieder die niet over voldoende financiële middelen beschikt, heeft recht op sociale bijstand en gezondheidszorg.
  • c) 
    Werknemers, zelfstandigen en hun rechthebbenden hebben recht op sociale zekerheid of gelijkwaardige voorzieningen.
  • d) 
    Eenieder die zich om redenen die buiten zijn macht liggen niet behoorlijk kan huisvesten, heeft recht op bijstand van de bevoegde overheden.
2003
  • 1. 
    De Unie erkent en eerbiedigt het recht op toegang tot socialezekerheidsvoorzieningen en sociale diensten die bescherming bieden in gevallen zoals moederschap, ziekte, arbeidsongevallen, afhankelijkheid of ouderdom, alsmede bij verlies van arbeid, onder de door het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden.
  • 2. 
    Eenieder die legaal in de Unie verblijft en zich daar legaal verplaatst, heeft recht op socialezekerheidsvoorzieningen en sociale voordelen overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken.
  • 3. 
    Om sociale uitsluiting en armoede te bestrijden, erkent en eerbiedigt de Unie het recht op sociale bijstand en op bijstand ten behoeve van huisvesting, teneinde al diegenen die niet over voldoende middelen beschikken een waardig bestaan te verzekeren, onder de door het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden.

2.

Toelichting

Het beginsel dat in artikel 34, lid 1, is neergelegd, steunt op de artikelen 137 en 140 VEG ,nu vervangen door de artikelen [III-99 i en III-102 i], en op artikel 12 van het Europees Sociaal Handvest en punt 10 van het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werknemers. Het moet worden geëerbiedigd door de Unie wanneer zij de bevoegdheden uitoefent die haar bij de artikelen [III-99 en III-102] van de Grondwet zijn verleend. De vermelding van sociale diensten heeft betrekking op de gevallen waarin dergelijke diensten zijn ingesteld om een aantal voorzieningen te waarborgen, maar impliceert geenszins dat die diensten moeten worden ingesteld wanneer zij niet bestaan. Onder moederschap moet hetzelfde worden begrepen als in het voorgaande

artikel.

Lid 2 is gebaseerd op de artikelen 12, lid 4, en 13, lid 4, van het Europees Sociaal Handvest en op punt 2 van het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werknemers en is een afspiegeling van de voorschriften die voortvloeien uit Verordening nr. 1408/71 en Verordening nr. 1612/68.

Lid 3 is geïnspireerd op artikel 13 van het Europees Sociaal Handvest en de artikelen 30 en 31 van het herzien Europees Sociaal Handvest en op punt 10 van het Gemeenschapshandvest. Het moet door de Unie worden geëerbiedigd in het kader van het beleid dat gebaseerd is op artikel [III-99] van de Grondwet.

2003
  • 1. 
    De Europese Unie erkent en eerbiedigt onder de door het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden het recht op toegang tot socialezekerheidsvoorzieningen en sociale diensten die bescherming bieden in gevallen zoals moederschap, ziekte, arbeidsongevallen, afhankelijkheid of ouderdom, alsmede bij verlies van arbeid.
  • 2. 
    Eenieder die legaal in de Unie verblijft en zich daar legaal verplaatst, heeft recht op socialezekerheidsvoorzieningen en sociale voordelen overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken.
  • 3. 
    Om sociale uitsluiting en armoede te bestrijden, erkent en eerbiedigt de Unie het recht op sociale bijstand en op bijstand ten behoeve van huisvesting, teneinde eenieder die niet over voldoende middelen beschikt, onder de door het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden een waardig bestaan te verzekeren.
2003
  • 1. 
    De Europese Unie erkent en eerbiedigt onder de door het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden het recht op toegang tot socialezekerheidsvoorzieningen en sociale diensten die bescherming bieden in omstandigheden zoals moederschap, ziekte, arbeidsongevallen, afhankelijkheid of ouderdom, alsmede bij verlies van arbeid.
  • 2. 
    Eenieder die legaal in de Unie verblijft en zich daar legaal verplaatst, heeft recht op socialezekerheidsvoorzieningen en sociale voordelen overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken.
  • 3. 
    Om sociale uitsluiting en armoede te bestrijden, erkent en eerbiedigt de Unie het recht op sociale bijstand en op bijstand voor huisvesting, teneinde eenieder die niet over voldoende middelen beschikt, onder de door het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden een waardig bestaan te verzekeren.

 

Toelichting

Het beginsel dat in artikel 34, lid 1, is neergelegd, steunt op de artikelen 137 en 140 VEG, nu vervangen door de artikelen [III-104 i en III-107] i, en op artikel 12 van het Europees Sociaal Handvest en punt 10 van het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werknemers. Het moet worden geëerbiedigd door de Unie wanneer zij de bevoegdheden uitoefent die haar bij de artikelen [III-104 en III-107] van de Grondwet zijn verleend.

De vermelding van sociale diensten heeft betrekking op de gevallen waarin dergelijke diensten zijn ingesteld om een aantal voorzieningen te waarborgen, maar impliceert geenszins dat die diensten moeten worden ingesteld wanneer zij niet bestaan. Onder moederschap moet hetzelfde worden begrepen als in het voorgaande artikel i.

Lid 2 is gebaseerd op de artikelen 12, lid 4, en 13, lid 4, van het Europees Sociaal Handvest en op punt 2 van het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werknemers en is een afspiegeling van de voorschriften die voortvloeien uit Verordening nr. 1408/71 en Verordening nr. 1612/68.

Lid 3 is geïnspireerd op artikel 13 van het Europees Sociaal Handvest en de artikelen 30 en 31 van het herzien Europees Sociaal Handvest en op punt 10 van het Gemeenschapshandvest. Het moet door de Unie worden geëerbiedigd in het kader van het beleid dat gebaseerd is op artikel [III-104] i van de Grondwet.

2004
  • 1. 
    De Unie erkent en eerbiedigt onder de door het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden het recht op toegang tot socialezekerheids voorzieningen en sociale diensten die bescherming bieden in omstandigheden zoals moederschap, ziekte, arbeidsongevallen, afhankelijkheid of ouderdom, alsmede bij verlies van arbeid.
  • 2. 
    Eenieder die legaal in de Unie verblijft en zich daar legaal verplaatst, heeft recht op sociale zekerheidsvoorzieningen en sociale voordelen overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken.
  • 3. 
    Om sociale uitsluiting en armoede te bestrijden, erkent en eerbiedigt de Unie het recht op sociale bijstand en op bijstand voor huisvesting, teneinde eenieder die niet over voldoende middelen beschikt, onder de door het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden een waardig bestaan te verzekeren.