Artikel III-9: Recht van vrij verkeer en vrij verblijf

III-8
Artikel III-9
III-10
  • 1. 
    Indien een optreden van de Unie noodzakelijk blijkt om de uitoefening van het in de artikelen I-8, lid 2, onder a), i bedoelde recht van vrij verkeer en vrij verblijf voor iedere burger van de Unie te vergemakkelijken en de Grondwet niet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, kunnen bij Europese wet of kaderwet maatregelen daartoe worden vastgesteld.
  • 2. 
    Voor de in lid 1 genoemde doeleinden en tenzij de Grondwet in de hiertoe vereiste bevoegdheden voorziet, kunnen bij Europese wet of kaderwet van de Raad van Ministers tevens maatregelen worden vastgesteld inzake paspoorten, identiteitskaarten, verblijfstitels en andere daarmee gelijkgestelde documenten, alsmede maatregelen inzake sociale zekerheid of sociale bescherming. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.

1.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    Indien een optreden van de Unie noodzakelijk blijkt om de in [artikel I-8] i bedoelde doelstelling van het recht van vrij verkeer en vrij verblijf voor elke burger van de Unie te verwezenlijken en de Grondwet niet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, kan bij Europese wet of kaderwet de uitoefening van dit recht worden vergemakkelijkt.
  • 2. 
    Met hetzelfde doel als beoogd in lid 1 en tenzij de Grondwet in de hiertoe vereiste bevoegdheden voorziet, worden bij een met eenparigheid van stemmen aangenomen Europese wet of kaderwet van de Raad maatregelen vastgesteld inzake paspoorten, identiteitskaarten, verblijfstitels of andere daarmee gelijkgestelde documenten, alsmede maatregelen inzake sociale zekerheid of sociale bescherming.
2003
  • 1. 
    Indien een optreden van de Unie noodzakelijk blijkt om de uitoefening van het in artikel I-8 i bedoelde recht van vrij verkeer en vrij verblijf voor iedere burger van de Unie te bevorderen en de Grondwet niet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, kunnen bij Europese wet of kaderwet maatregelen daartoe worden vastgesteld.
  • 2. 
    Met hetzelfde doel en tenzij de Grondwet in de hiertoe vereiste bevoegdheden voorziet, kunnen bij Europese wet of kaderwet van de Raad van Ministers maatregelen worden vastgesteld inzake paspoorten, identiteitskaarten, verblijfstitels en andere daarmee gelijkgestelde documenten, alsmede maatregelen inzake sociale zekerheid of sociale bescherming. De Raad van Ministers besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
2003
  • 1. 
    Indien een optreden van de Unie noodzakelijk blijkt om de uitoefening van het in de artikelen I-8, lid 2, onder a), i bedoelde recht van vrij verkeer en vrij verblijf voor iedere burger van de Unie te vergemakkelijken en de Grondwet niet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, kunnen bij Europese wet of kaderwet maatregelen daartoe worden vastgesteld.
  • 2. 
    Voor de in lid 1 genoemde doeleinden en tenzij de Grondwet in de hiertoe vereiste bevoegdheden voorziet, kunnen bij Europese wet of kaderwet van de Raad van Ministers tevens maatregelen worden vastgesteld inzake paspoorten, identiteitskaarten, verblijfstitels en andere daarmee gelijkgestelde documenten, alsmede maatregelen inzake sociale zekerheid of sociale bescherming. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
2004
  • 1. 
    Indien een optreden van de Unie noodzakelijk blijkt om de uitoefening van het in artikel I-10, lid 2, onder a) i, bedoelde recht van vrij verkeer en vrij verblijf voor iedere burger van de Unie te vergemakkelijken, en de Grondwet niet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, kunnen bij Europese wet of kaderwet maatregelen daartoe worden vastgesteld.
  • 2. 
    Ter verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstellingen kunnen bij Europese wet of kaderwet van de Raad tevens maatregelen worden vastgesteld inzake paspoorten, identiteitskaarten, verblijfstitels en andere daarmee gelijkgestelde documenten, alsmede maatregelen inzake sociale zekerheid en sociale bescherming, tenzij de Grondwet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.